ECLI:NL:RBMNE:2025:2793

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
C/16/592337 / JE RK 25-621
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing in een ondertoezichtstelling van een minderjarige met ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 mei 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die op 3 april 2025 door de gecertificeerde instelling (GI) is gegeven. De zaak betreft een minderjarige, geboren in 2017, die onder toezicht is gesteld. De samenwerking tussen de GI en de moeder verloopt moeizaam, wat de ontwikkeling van de minderjarige bedreigt. De kinderrechter benadrukt het belang van medewerking van de moeder aan de aanwijzingen van de GI om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De moeder is op de hoogte gesteld van de zitting, maar is niet verschenen. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, omdat deze zorgvuldig is voorbereid en past binnen de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De GI heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, en zonder samenwerking met de moeder kan er geen hulpverlening plaatsvinden. De kinderrechter waarschuwt dat bij gebrek aan samenwerking in de toekomst een machtiging tot uithuisplaatsing kan worden aangevraagd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/592337 / JE RK 25-621
Datum uitspraak: 26 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 23 april 2025, mee in de beoordeling.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 mei 2025. Daarbij waren twee vertegenwoordigers van de GI, [A] en [B] , aanwezig.
1.3.
De moeder heeft de aangetekende brief met uitnodiging voor de zitting in ontvangst genomen. De moeder is dus op de juiste manier opgeroepen. Ze is niet naar de zitting gekomen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft [minderjarige] bij beschikking van 24 januari 2025 onder toezicht gesteld tot 24 januari 2026.
2.4.
De GI heeft op 3 april 2025 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
‘‘U bent in contact met de jeugdbeschermer. Dat betekent:
  • dat u binnen 3 werkdagen na ontvangst van deze aanwijzing, contact opneemt met de jeugdbeschermer om een fysieke afspraak te maken bij de jeugdbeschermer op kantoor;
  • dat u deze afspraak nakomt;
  • dat u in contact blijft met de jeugdbeschermer om in gesprek gaan over de zorgen en de ontwikkelingsbedreiging van uw dochter en hoe we kunnen samenwerken en bespreken welke mogelijkheden er zijn om deze ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het inzetten van hulpverlening.’’

3.Het verzoek

De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 3 april 2025.

4.De beoordeling

De beslissing
4.1.
De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing van 3 april 2025 bekrachtigen. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Wettelijk kader
4.2.
De GI is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Een ondertoezichtstelling geeft de GI aan de ene kant bepaalde bevoegdheden, maar brengt aan de andere kant ook verplichtingen voor de ouders met gezag mee. Een ondertoezichtstelling beperkt namelijk het gezag van de ouders. Als een ouder niet wil meewerken aan de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling, dan kan de GI die ouder op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek een schriftelijke aanwijzing geven. Op grond van hetzelfde wetsartikel kan de GI de kinderrechter vragen die schriftelijke aanwijzing te
bekrachtigen. De kinderrechter moet in dat geval beoordelen of de gegeven aanwijzing past binnen de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling en of de GI de aanwijzing redelijkerwijs had mogen geven. Hierbij komt de GI beleidsvrijheid toe. Omdat een schriftelijke aanwijzing kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht moet de kinderrechter ook beoordelen of de aanwijzing voldoet aan de zogenoemde ‘beginselen van behoorlijk bestuur’. Voorbeelden hiervan zijn dat de aanwijzing zorgvuldig moet zijn voorbereid en voldoende moet zijn gemotiveerd.
De beoordeling
4.4.
De kinderrechter vindt dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig is voorbereid. De schriftelijke aanwijzing is begrijpelijk toegelicht en daarmee voldoende gemotiveerd. De kinderrechter is verder van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing past binnen de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat deze ook in redelijkheid kon worden gegeven.
4.5.
De GI heeft in het verzoekschrift en tijdens de zitting toegelicht dat de samenwerking met de moeder zeer moeizaam verloopt. Er zijn sinds de start van de ondertoezichtstelling meerdere pogingen gedaan om met de moeder in gesprek te gaan, maar het is pas twee keer gelukt om de moeder ts spreken. De GI heeft hierdoor geen zicht op hoe het met [minderjarige] gaat. De school van [minderjarige] heeft zorgelijke signalen naar voren gebracht. Zo vindt de school het belangrijk dat [minderjarige] naar de buitenschoolse opvang gaat, is de inzet van logopedie nodig en moet er een IQ onderzoek plaatsvinden bij [minderjarige] omdat zij moeite heeft met lezen en rekenen. De moeder zegt tegen de school dat zij deze dingen gaat regelen, maar doet dit vervolgens niet. Daarnaast komt [minderjarige] geregeld te laat op school of is zij afwezig. Volgens de moeder komt dit omdat haar fiets dan kapot is of zij [minderjarige] niet uit bed heeft kunnen krijgen.
4.6.
Met de GI vindt de kinderrechter het belangrijk dat de moeder gaat meewerken aan de punten die zijn opgenomen in de schriftelijke aanwijzing, zodat er een samenwerking tot stand komt tussen de moeder en de GI en de GI hulpverlening kan inzetten om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Als er samenwerking is, kan de GI de visie van moeder betrekken en zoveel mogelijk samen te bekijken wat het beste voor [minderjarige] is. De kinderrechter kan zich voorstellen dat wanneer deze samenwerking ook niet tot stand komt na bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing, de GI in de toekomst genoodzaakt zou kunnen zijn om een machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken aan de kinderrechter. De zorgen rondom de ontwikkeling van [minderjarige] zijn groot. Zonder contact met moeder kan de GI geen hulp in de thuissituatie inzetten.

5.De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 3 april 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R. Jelicic als griffier,