ECLI:NL:RBMNE:2025:2796

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
24/749
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake kinderopvangtoeslag na herbeoordeling door Dienst Toeslagen

In deze zaak heeft eiseres, een gedupeerde van de toeslagenaffaire, verzocht om herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Dienst Toeslagen heeft een lichte toets uitgevoerd en eiseres niet als gedupeerde aangemerkt, wat leidde tot een afwijzing van haar verzoek om compensatie. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld, maar beide partijen zijn niet verschenen op de zitting. Eiseres had een dag voor de zitting verzocht om uitstel, omdat zij pas op dat moment een advocaat had gevonden. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiseres zelf verantwoordelijk is voor tijdige inschakeling van juridische bijstand.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen procesbelang heeft bij haar beroep, aangezien Dienst Toeslagen inmiddels een integrale beoordeling heeft uitgevoerd en eiseres alsnog als gedupeerde is aangemerkt. Eiseres heeft het compensatiebedrag van € 30.000,- ontvangen, evenals rente. Hierdoor heeft zij geen belang meer bij de uitspraak over de lichte toets, omdat deze geen voordeel meer oplevert. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en eiseres krijgt geen griffierecht terug en heeft geen recht op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning op 11 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/749

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] ( [stad] , België), eiseres

en

Dienst Toeslagen

(gemachtigde: mw. [gemachtigde] ).

Inleiding

1. Eiseres heeft zich bij Dienst Toeslagen gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
2. Dienst Toeslagen heeft vervolgens een zogeheten ‘lichte toets’ uitgevoerd. Bij die toets is gekeken of eiseres als gedupeerde kan worden aangemerkt en daarmee in aanmerking komt voor het vaste compensatiebedrag van € 30.000,- (op basis van de Catshuisregeling). Met het besluit van 18 maart 2022 heeft Dienst Toeslagen eiseres niet als gedupeerde aangemerkt waardoor zij geen recht had op compensatie.
3. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is door Dienst Toeslagen met het besluit van 15 januari 2024 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2025 op zitting behandeld. Beide partijen zijn niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het verzoek om de zitting te verplaatsen wordt afgewezen
5. Eiseres heeft een dag voor de zitting verzocht om de zitting te verplaatsen, omdat zij pas op dat moment een advocaat had gevonden en die onvoldoende tijd had gehad om de zaak te bestuderen. De rechtbank heeft daarop aangegeven dat het verzoek op de zitting zou worden besproken. Beide partijen zijn niet op de zitting verschenen.
6. De rechtbank wijst het verzoek om de zitting te verplaatsen af omdat het de verantwoordelijkheid van eiseres is om, als ze dat wil, tijdig een advocaat in te schakelen die haar op de zitting kan bijstaan. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat het niet eerder mogelijk was om een advocaat bij de zaak te betrekken. Daarbij weegt mee dat de zitting al eerder op verzoek van eiseres is verplaatst omdat zij geen advocaat had. De uitnodiging voor de zitting van 15 april 2025 is op 15 januari 2025 aan eiseres toegezonden en zij heeft telefonisch aan de rechtbank bevestigd dat zij die brief heeft ontvangen. Eiseres heeft dus sindsdien de tijd gehad om een advocaat bij de zaak te betrekken. Ook is eiseres niet op de zitting verschenen om uit te leggen waarom dat niet eerder dan een dag voor de zitting is gelukt. De rechtbank vindt het gelet daarop in strijd met de goede procesorde om de zaak opnieuw aan te houden en doet daarom uitspraak.
Het beroep is niet ontvankelijk want het procesbelang ontbreekt
7. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij haar beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank licht haar oordeel hieronder toe.
8. Tijdens deze beroepsprocedure heeft Dienst Toeslagen op 23 juli 2024 een besluit genomen over de ‘integrale beoordeling’ die na de lichte toets volgt. Daarbij heeft Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres toch als gedupeerde kan worden aangemerkt. Aan eiseres is daarom alsnog het compensatiebedrag toegekend van € 30.000,-. Bij besluit van 5 maart 2025 heeft Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres ook recht heeft op € 3.373,50 aan rente, berekend vanaf het eerste afwijzende besluit van 18 maart 2022.
9. Daarmee heeft eiseres geen belang meer bij dit beroep over de lichte toets. Ook als de rechtbank in deze procedure zou oordelen dat Dienst Toeslagen eiseres al bij de lichte toets had moeten aanmerken als gedupeerde, zou haar dat namelijk geen voordeel opleveren. Het vaste compensatiebedrag van € 30.000,- is immers al aan haar uitgekeerd en eiseres heeft daar maar eenmaal recht op. [1] Ook heeft Dienst Toeslagen de wettelijke rente al vergoed. Verder heeft eiseres niet aangevoerd dat zij schade heeft geleden doordat zij de compensatie niet al eerder heeft ontvangen. Dat leidt ertoe dat eiseres geen procesbelang heeft.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk: eiseres heeft geen procesbelang omdat zij inmiddels alsnog als gedupeerde is aangemerkt en het vaste compensatiebedrag met rente heeft ontvangen. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en eiseres heeft geen recht op vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A.P. Vrijsen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen.