Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de akte van [gedaagde] met producties 3-11, tevens wijziging van eis;
- de akte van [eiser] ;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de beëindiging van een huurovereenkomst. [eiser] heeft gesteld dat hij de huurwoning dringend nodig heeft voor eigen gebruik. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 11 december 2024 geoordeeld dat de belangen van [eiser] bij beëindiging van de huur zwaarder wegen dan die van [gedaagde]. De kern van de zaak is of [gedaagde] in staat is om passende vervangende woonruimte te vinden. De kantonrechter heeft [gedaagde] opgedragen om inzage te geven in haar inkomen en vermogen, en om aan te tonen of zij zich heeft ingespannen om vervangende woonruimte te vinden. Na beoordeling van de overgelegde gegevens, waaronder salarisstroken en reacties op sociale huurwoningen, concludeert de kantonrechter dat er onvoldoende bewijs is dat [gedaagde] andere passende woonruimte kan verkrijgen. De kantonrechter merkt op dat de huurprijzen van de door [eiser] aangedragen woningen te hoog zijn voor [gedaagde] en dat zij niet voldoende heeft gereageerd op beschikbare woningen. Daarom wordt de vordering van [eiser] afgewezen en mag [gedaagde] in de woning blijven wonen. Tevens wordt de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd verlengd en wordt [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.