ECLI:NL:RBMNE:2025:2799

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
11052380
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over dringend eigen gebruik van huurwoning en beschikbaarheid van vervangende woonruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de beëindiging van een huurovereenkomst. [eiser] heeft gesteld dat hij de huurwoning dringend nodig heeft voor eigen gebruik. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 11 december 2024 geoordeeld dat de belangen van [eiser] bij beëindiging van de huur zwaarder wegen dan die van [gedaagde]. De kern van de zaak is of [gedaagde] in staat is om passende vervangende woonruimte te vinden. De kantonrechter heeft [gedaagde] opgedragen om inzage te geven in haar inkomen en vermogen, en om aan te tonen of zij zich heeft ingespannen om vervangende woonruimte te vinden. Na beoordeling van de overgelegde gegevens, waaronder salarisstroken en reacties op sociale huurwoningen, concludeert de kantonrechter dat er onvoldoende bewijs is dat [gedaagde] andere passende woonruimte kan verkrijgen. De kantonrechter merkt op dat de huurprijzen van de door [eiser] aangedragen woningen te hoog zijn voor [gedaagde] en dat zij niet voldoende heeft gereageerd op beschikbare woningen. Daarom wordt de vordering van [eiser] afgewezen en mag [gedaagde] in de woning blijven wonen. Tevens wordt de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd verlengd en wordt [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11052380 \ MC EXPL 24-2595
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] (Frankrijk),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.W. Kox,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. N.F. Hijlkema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 december 2024;
- de akte van [gedaagde] met producties 3-11, tevens wijziging van eis;
- de akte van [eiser] ;
- de akte van [gedaagde] met producties 12-13;
- akte van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

In conventie
Passende vervangende woonruimte
2.1.
In het tussenvonnis van 11 december 2024 is geoordeeld dat [eiser] de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik en dat zijn belangen bij beëindiging van de huur zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] . Ter beoordeling ligt enkel nog voor de vraag of voldoende is gebleken dat [gedaagde] andere passende woonruimte kan verkrijgen. In dat kader heeft de kantonrechter [gedaagde] bevolen om inzage te geven in haar inkomen en vermogen. Verder is [gedaagde] opgedragen zich uit te laten over de vraag of zij in staat is om meer dan de huidige 24 uur per week te werken en de vraag of en hoe zij zich heeft ingespannen om zelf vervangende woonruimte te vinden. [eiser] is vervolgens in de gelegenheid gesteld om aan de hand van deze gegevens te onderbouwen dat er passende vervangende woonruimte voor [gedaagde] beschikbaar is.
2.2.
[gedaagde] heeft haar salarisstroken over de periode december 2023 tot en met november 2024 overgelegd. Daaruit volgt een gemiddeld netto-inkomen van circa
€ 2.100,- per maand, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering en exclusief reiskostenvergoedingen. De kantonrechter is van oordeel dat acceptabel is dat [gedaagde] maximaal 33% van haar netto-inkomen aan huur besteedt. Dit betekent dat bij haar huidige inkomen een huurprijs van maximaal € 700,- passend is. Gebleken is dat [gedaagde] niet over een vermogen beschikt dat invloed kan zijn op de zoektocht naar passende vervangende woonruimte.
2.3.
Bij de opzeggingsbrief van 24 oktober 2023 en bij productie 9 heeft [eiser] een aantal huurwoningen in de vrije sector overgelegd. Al deze woningen hebben een huurprijs die fors hoger ligt dan € 700,- per maand, gemiddeld rond de € 1.500,- per maand. Na het tussenvonnis heeft [eiser] geen nieuwe beschikbare (vrije sector) huurwoningen aangedragen die volgens hem passend zijn. Dit betekent dat niet gebleken is dat er voor [gedaagde] met haar huidige inkomen passende vervangende woonruimte in de vrije huursector beschikbaar is.
2.4.
[gedaagde] is met haar huidige inkomen dus aangewezen op sociale huurwoningen. Zij staat zeven jaar ingeschreven als woningzoekende in de regio Gooi en Vechtstreek. [gedaagde] heeft een uitdraai van haar reacties op sociale huurwoningen overgelegd. Daaruit blijkt dat zij op zeven sociale huurwoningen heeft gereageerd. De positie waarop zij eindigde, varieert tussen plek 130 en 767 van de steeds circa 1.500 tot 2.000 reacties.
2.5.
De kantonrechter merkt op dat zeven reacties sinds de opzegbrief van 24 oktober 2023 erg mager is en dat [gedaagde] (op een enkele woning na) enkel heeft gereageerd op woningen in [plaats 2] en niet op woningen in andere dorpen/steden in de omgeving. Verder heeft [eiser] er terecht op gewezen dat [gedaagde] (op een enkele woning na) enkel heeft gereageerd op eengezinswoningen en niet op appartementen. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen ook sociale huurappartementen voor [gedaagde] passend zijn.
2.6.
Het voorgaande betekent dat er twijfel bestaat over de vraag of [gedaagde] wel op alle beschikbare passende woningen heeft gereageerd. Daar staat tegenover dat niet te verwachten valt dat [gedaagde] – gelet op haar huidige positie op de ranglijst – binnen afzienbare tijd een sociale huurwoning toegewezen krijgt, ook niet als zij vaker reageert. Verder ligt het op de weg van [eiser] om aannemelijk te maken dat er passende vervangende woonruimte voor [gedaagde] beschikbaar is. Algemeen bekend is dat er al langere tijd sprake is van woningnood en ook dat sociale huurwoningen bijzonder schaars zijn. Ondanks de duidelijke instructie in het tussenvonnis heeft [eiser] geen nieuwe beschikbare (sociale) huurwoningen aangedragen en de door hem gestelde beschikbaarheid van passende woonruimte niet concreet onderbouwd. Daarom kan de kantonrechter, hoewel ook sociale huurappartementen in (de omgeving van) [plaats 2] voor [gedaagde] passend zouden kunnen zijn, niet nagaan in hoeverre deze woningen daadwerkelijk beschikbaar zijn. Bovendien valt zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet in te zien dat [gedaagde] bij eventueel beschikbare sociale huurappartementen op een hogere positie op de ranglijst terecht zou komen dan de hiervoor besproken positie.
2.7.
[gedaagde] heeft aangegeven in verband met mantelzorgverplichtingen niet meer dan 24 uur per week te kunnen werken. Wat daar verder ook van zij, zelfs als wel van haar verlangd zou kunnen worden dat zij meer uren gaat werken, dan nog liggen de huurprijzen van de door [eiser] aangedragen vrije sectorhuurwoningen te hoog om voor [gedaagde] passend te zijn. Wat betreft de sociale huurwoningen geldt dat als [gedaagde] een hoger inkomen genereert, dit haar positie op de ranglijst in beginsel niet beïnvloedt.
2.8.
De conclusie is dat niet voldoende gebleken is dat als [gedaagde] de woning moet verlaten zij andere passende woonruimte kan krijgen. Dit betekent dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 7:274 lid 1 sub c BW en dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. [gedaagde] mag dus in de woning blijven wonen.
Verlenging van rechtswege
2.9.
Artikel 7:273 lid 2 BW bepaalt dat de huurovereenkomst van rechtswege wordt verlengd, indien de kantonrechter de in artikel 7:272 lid 2 BW bedoelde vordering afwijst. Wel moet de kantonrechter beslissen of de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd of voor een door hem vast te stellen bepaalde tijd wordt verlengd. Omdat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt, zal de kantonrechter bepalen dat de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt verlengd.
Proceskosten
2.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
813,00
(3 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
948,00
2.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In voorwaardelijke reconventie
2.12.
De voorwaarde voor het instellen van de vordering in reconventie – het toewijzen van de vorderingen in conventie – is niet vervuld. Daarom hoeft deze vordering niet beoordeeld te worden en hoeft daarop niet te worden beslist.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
bepaalt dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt verlengd;
3.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 948,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op
11 juni 2025.
45353