Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juni 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
de Autoriteit Persoonsgegevens, hierna: de AP
derde-partijneemt aan de zaak deel: de minister van Financiën (de minister) als verantwoordelijke voor de Belastingdienst,
(gemachtigden: mr. T. Gillhaus, mr. Q.J.D. van der Bent en mr. G.J. Zwenne).
Samenvatting
-Is de Intergovernmental Agreement (IGA) na inwerkingtreding van de AVG van kracht gebleven?
- Is de doorgifte van gegevens aan de IRS rechtmatig? In dat kader beantwoordt de rechtbank de volgende vier subvragen:
-Zijn er voldoende passende waarborgen voor internationale doorgifte van persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 46, tweede lid, van de AVG?
-Is het doel van de doorgifte van gegevens ter uitvoering van de IGA helder en is de doorgifte noodzakelijk en proportioneel (artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de AVG)?
-Houdt de Belastingdienst zich aan zijn verantwoordingsplicht (artikel 5, tweede lid, van de AVG)?
-Maakt de Belastingdienst inbreuk op het transparantiebeginsel en de informatieverplichting (artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, van de AVG)?
Onder ‘conclusie en gevolgen’ staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
Procesverloop
Waarover gaat het geschil?
1) Daartoe voert zij ten eerste aan dat de IGA niet geldig is, omdat niet wordt voldaan aan artikel 96 van de AVG. 2) Vervolgens is eiseres van mening dat de doorgifte van de gegevens aan de IRS op basis van de IGA op zichzelf al onrechtmatig is. 3) Verder voert zij aan dat er strijd is met artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de AVG. 4) Ook voldoet de Belastingdienst niet aan de verantwoordingsplicht die is neergelegd in artikel 5, tweede lid, van de AVG. 5) Eiseres is tot slot van mening dat de Belastingdienst niet voldaan heeft aan het transparantiebeginsel en de informatieverplichting.
Beoordeling van de rechtbank
“
De toets aan de Wet bescherming persoonsgegevens[…] De uitwisseling tussen overheden geschiedt op grond van bestaande en reeds geldende verdragen waarin in overeenstemming met internationale standaarden voorschriften en waarborgen over de beveiliging van gegevens zijn opgenomen. […] Voor informatie-uitwisseling tussen landen is een wettelijke basis nodig die voorziet in een toereikende bescherming van de belangen van de individuele belanghebbenden. […] In artikel 7 Wbp is bepaald dat persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld. Dit is uitgewerkt in artikel 14 WIB [5] (in onderdeel 3.2. van deze algemene toelichting is reeds aangegeven dat de WIB van toepassing is op de onderhavige informatie-uitwisseling). In dit artikel is bepaald, dat alleen informatie wordt verstrekt ter uitvoering van Europese richtlijnen en andere regelingen van internationaal of interregionaal recht (doelbinding) en wordt limitatief opgesomd wanneer geen informatie behoeft te worden verstrekt. Op dit punt wordt in artikel 14 WIB aangesloten bij de uitsluitingsgronden die gebruikelijk worden opgenomen in internationale regelingen, zoals ook in artikel 30 van het belastingverdrag tussen Nederland en de VS en artikel 22 van het WABB-verdrag. [6] Elke verwerking van gegevens dient volgens de Wbp te voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. […] De vereiste wettelijke grondslag voor deze verstrekking ligt in artikel 8 van de WIB. Op grond van dit artikel worden de Nederlandse FI’s [7] immers wettelijk verplicht om informatie aan de Belastingdienst te verstrekken. De grond die deze gegevensverwerking rechtvaardigt is gelegen in artikel 8, onderdeel e, Wbp, namelijk dat gegevensverwerking noodzakelijk moet zijn voor de goede vervulling van de publiekrechtelijke taak van het betreffende bestuursorgaan. In dit geval gaat het om de informatie-uitwisseling tussen de Belastingdienst en de IRS. De regering is dan ook van mening dat er sprake is van proportionaliteit en subsidiariteit. Onder meer omdat de informatie die aan de IRS wordt gerapporteerd en die op grond van de wederkerigheid ook door de IRS aan de Belastingdienst zal worden geleverd noodzakelijk en relevant is, zowel vanuit het perspectief van de VS, als vanuit het perspectief van Nederland. Alle te verstrekken informatie is noodzakelijk om kennis te nemen van en belasting te kunnen heffen over buitenlandse inkomsten- en vermogensbestanddelen. Daarnaast is het afsluiten van de IGA noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de informatie van Nederlandse FI’s terechtkomt bij de IRS zonder dat de privacybeschermingsregels van de betrokkenen worden geschonden, alsmede om een gelijk speelveld voor de Nederlandse financiële sector te bewerkstelligen. Persoonsgegevens mogen niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of worden gebruikt (artikel 10 Wbp). […] In buitenlandsituaties is die termijn twaalf jaren. Dit is geregeld in artikel 16 van de AWR. Het doel waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld en worden verwerkt is bepalend voor de hoeveelheid en de soort gegevens die onderwerp van verwerking vormen. De gegevens dienen ter zake dienend en niet bovenmatig te zijn (artikel 11, eerste lid, Wbp). Daarnaast moeten zij ingevolge het tweede lid van artikel 11 Wbp juist en nauwkeurig te zijn. Met de opname van een groot aantal uitzonderingen in Bijlage II van de NL IGA [8] voor Nederlandse FI’s en productcategorieën waarvan gegevens niet relevant zijn voor de doelstellingen van FATCA, wordt recht gedaan aan de eis van artikel 11 Wbp. Ook de gedetailleerde bepalingen in Bijlage I van de IGA dragen bij aan het voldoen aan de bepalingen van artikel 11 Wbp. Zo wordt in Bijlage I uitgebreid aangegeven op welke wijze FI’s hun klanten die kwalificeren als een «Amerikaanse persoon» kunnen identificeren binnen hun hele klantenbestand. Hiermee wordt voorkomen dat FI’s meer dan de benodigde informatie verstrekken. Bovendien hoeft niet over alle rekeningen van «Amerikaanse personen» gerapporteerd te worden. Artikel 12 Wbp beschrijft de geheimhoudingsplicht. Een ieder die kennis neemt van of werkt met de gegevens is verplicht tot geheimhouding daarvan. In artikel 67 AWR [9] is de geheimhoudingsplicht van de Belastingdienst geregeld. Op grond van artikel 28 WIB geldt de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR onverkort voor inlichtingen die in het kader van wederzijdse bijstand van een andere staat zijn verkregen. Daarnaast worden geen inlichtingen verstrekt aan een ander land als in dat land geen geheimhoudingsplicht voor ambtenaren geldt (artikel 16 WIB). In de onafhankelijke peer review van het Global Forum on Transparancy and Exchange of Information for Tax Purposes heeft de VS optimaal gescoord op de onderzoeken ten aanzien van gegevensbescherming en geheimhouding. Er is dus geen enkele reden te veronderstellen dat de VS geen adequate gegevensbescherming biedt. […]”
De rechtbank zal hierna een aantal van de door eiseres concreet genoemde beginselen beoordelen.
Is de doorgifte noodzakelijk voor de uitvoering van het verdrag?
Eiseres verwijst verder naar het arrest van het HvJ EU [13] in de zaak Digital Rights Ireland. Volgens haar wordt niet voldaan aan de voorwaarde van minimale gegevensverwerking. Er vindt op grond van de IGA automatische gegevensuitwisseling plaats, zonder dat er ten aanzien van haar concrete aanwijzingen zijn voor overtredingen van Amerikaanse belastingwetgeving.
Om te beginnen is er, zoals eerder in deze uitspraak benoemd, sprake van een verschil in belastingstelsels tussen Nederland en de VS. Het is nu juist het afwijkende belastingstelsel van de VS waardoor vanuit dat land aan financiële instellingen over de hele wereld een rapportageverplichting is opgelegd. De Belastingdienst heeft voor het Nederlandse belastingstelsel niet dezelfde gegevens nodig als worden doorgegeven aan de VS. Dat de IGA verplicht tot (een) wederkerigheid en dat dit tot nu toe mogelijk niet zou zijn bereikt, betekent verder niets voor de situatie van eiseres. Het gestelde gebrek aan wederkerigheid doet namelijk niet af aan de verwerking van haar persoonsgegevens.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
[…]b) voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt; de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden wordt overeenkomstig artikel 89, lid 1, niet als onverenigbaar met de oorspronkelijke doeleinden beschouwd („doelbinding”);
Rechtmatigheid van de verwerking
1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
[…].
c) het verkrijgen of verstrekken van de gegevens uitdrukkelijk is voorgeschreven bij Unie- of lidstatelijk recht dat op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is en dat recht voorziet in passende maatregelen om de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene te beschermen; […]