ECLI:NL:RBMNE:2025:281
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Waardeloosverklaring van een hypotheekrecht in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding over de waardeloosverklaring van een hypotheekrecht. De eisende partij, een vrouw die samen met haar broer en zus een woning heeft geërfd, ontdekte tijdens de geplande overdracht bij de notaris dat er nog een hypotheekrecht rustte op de woning, gevestigd ten gunste van de Stichting [gedaagde partij] in 1972. De eisende partij kon echter geen informatie vinden over de stichting of een eventuele rechtsopvolger, waardoor zij de stichting niet kon benaderen om het hypotheekrecht door te halen. Daarom vroeg zij de rechter om te verklaren dat het hypotheekrecht waardeloos is.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er verstek verleend kan worden tegen de gedaagde partij, omdat deze niet verschenen was. De rechter heeft de procedure en de pogingen van de eisende partij om informatie te verkrijgen over de gedaagde partij besproken. Ondanks meerdere zoektochten bij instanties zoals de Kamer van Koophandel en het Utrechts Archief, was er geen informatie te vinden over de stichting. De voorzieningenrechter concludeerde dat het waarschijnlijk is dat de stichting niet meer bestaat en dat de eisende partij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de hypotheek teniet is gegaan. De rechter heeft de hypothecaire inschrijving waardeloos verklaard, zodat de eisende partij voor 28 februari 2025 het hypotheekrecht kan laten royeren, om te voorkomen dat de kopers de koopovereenkomst kunnen ontbinden.
Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan, omdat de eisende partij heeft aangegeven af te zien van haar recht op hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien dit niet door de eisende partij was gevorderd.