ECLI:NL:RBMNE:2025:2817

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11451745
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van vordering warmteleverancier met betrekking tot betalingsachterstand en afsluiting van de warmtelevering

In deze zaak vorderde de warmteleverancier, aangeduid als [eiseres], een bedrag van € 3.676,07 van de gedaagde, [gedaagde], wegens geleverde warmte. De gedaagde betwistte de vordering, stellende dat hij geen overeenkomst had met [eiseres], maar met Eneco, en dat de verwarming in zijn woning niet functioneerde. De kantonrechter oordeelde dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de gedaagde warmte had afgenomen. De kantonrechter wees de vordering gedeeltelijk toe, waarbij de gedaagde € 2.031,97 moest betalen, plus rente en incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde ook moest meewerken aan de afsluiting van de warmtelevering. De rechter concludeerde dat de informatieplichten van de warmteleverancier niet volledig waren nageleefd, maar dat dit geen sanctie met zich meebracht, omdat de gedaagde geen keuze had in de leverancier van warmte. De kantonrechter ontbond de overeenkomst en verleende toestemming voor de afsluiting van de warmtelevering, waarbij de gedaagde ook de kosten voor de afsluiting moest dragen. De gedaagde werd verder veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11451745 \ UC EXPL 24-8494
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
[eiseres] BV,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s.,
tegen
[gedaagde],
woonachtig in [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 december 2024 met de producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord van 15 januari 2025 met de producties 1-7;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de nader door [eiseres] toegestuurde producties 11-13;
- de mondelinge behandeling van 24 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
In de woning van [gedaagde] zit een aansluiting voor warmte die wordt geleverd door [eiseres] . [eiseres] vordert € 3.676,07 van [gedaagde] vanwege warmte die [eiseres] aan hem heeft geleverd. Daarnaast wil zij een machtiging om de toevoer van warmte in de woning van [gedaagde] af te sluiten en veroordeling van [gedaagde] in de afsluitkosten.
2.2.
[gedaagde] is van mening dat hij [eiseres] niet hoeft te betalen omdat hij geen overeenkomst met [eiseres] heeft, maar met Eneco. Een aanmeldformulier of overeenkomst heeft hij nooit gezien of getekend. Wie of wat [eiseres] is, is [gedaagde] onbekend. Daarnaast doet volgens [gedaagde] de verwarming in zijn woning het niet, dus kan er ook geen sprake zijn van verbruik.
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] gedeeltelijk toe. Dit betekent dat [gedaagde] € 2.031,97 aan [eiseres] moet betalen en bovenop dit bedrag nog rente en incassokosten komen. Ook moet [gedaagde] meewerken aan de afsluiting van de warmte-installatie in zijn woning. Hieronder wordt dit toegelicht.

3.De beoordeling

Tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaat een overeenkomst

3.1.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaat verschil van mening over de vraag of er een warmteleveringsovereenkomst bestaat. [gedaagde] vindt dat dat niet het geval is omdat hij nooit een overeenkomst of aanmeldingsformulier hiervoor heeft getekend. Het feit dat geen getekende overeenkomst of getekend aanmeldingsformulier bestaat, betekent echter niet dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen kan zijn. Het bestaan van een overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] kan namelijk ook volgen uit het feit dat [gedaagde] warmte heeft afgenomen. Dat is hier het geval.
3.2.
In de periode van 1 juli 2021 (toen [gedaagde] net in de woning kwam wonen) tot en met 31 mei 2024 heeft [gedaagde] ongeveer 35 gigajoule aan warmte verbruikt. Dit volgt uit het overzicht van de meterstanden dat [eiseres] bij de dagvaarding heeft gevoegd en haar toelichting daarop tijdens de zitting. [gedaagde] heeft ook niet (voldoende) betwist dat hij deze hoeveelheid warmte in die periode heeft verbruikt. Voor dit verbruik moet [gedaagde] daarom betalen.
3.3.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij niet wist dat de warmte werd geleverd door [eiseres] en dat hij ervan uitging dat hij warmte afnam van Eneco. Om die reden vindt hij dat hij niet hoeft te betalen aan [eiseres] . Daarin volgt de kantonrechter [gedaagde] niet. [eiseres] heeft gesteld dat zij op het afleveradres de enige leverancier van warmte is, en dat dus geen warmte van Eneco afgenomen kan worden. Dat heeft [gedaagde] onvoldoende weersproken. [gedaagde] heeft ook niet aangetoond dat hij warmte van Eneco afgenomen zou hebben op het adres. Zo heeft hij geen rekeningen van Eneco overgelegd waarop warmte aan [gedaagde] in rekening is gebracht.
De informatieverplichtingen
3.4.
De kantonrechter gaat er dus vanuit dat er een overeenkomst tot het leveren van warmte tussen [eiseres] en [gedaagde] tot stand is gekomen. Op dat soort overeenkomsten zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd.
3.5.
De kantonrechter moet onder andere ambtshalve beoordelen of de eisende partij bij het sluiten van de overeenkomst aan de toepasselijke essentiële informatieplichten heeft voldaan. Dat staat in artikel 6:230g en verder van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] bij het betrekken van de woning meteen warmte is gaan afnemen en dat [eiseres] [gedaagde] er daarna pas op heeft gewezen waar hij de noodzakelijke informatie kan vinden. Dat is dus niet voorafgaand aan het tot stand komen van de overeenkomst gebeurd. Daarom moet worden geconstateerd dat niet aan de wettelijke eisen (die mede inhouden dat vóór het sluiten van de overeenkomst informatie wordt verstrekt) kan zijn voldaan. [eiseres] heeft de op haar rustende informatieplichten dus in principe geschonden. Mogelijk heeft dit eraan bijgedragen dat [gedaagde] ten onrechte veronderstelde dat hij warmte afnam van Eneco.
3.6.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om aan die schending een sanctie te verbinden. De ratio achter de wettelijke informatieplichten is namelijk dat een consument geïnformeerd kan beslissen met welke aanbieder en onder welke voorwaarden hij een overeenkomst wenst te sluiten. De wetgever heeft warmteleveringsovereenkomsten niet uitgezonderd van de informatieplichten, maar die informatieplichten lijken voor deze overeenkomsten weinig zinvol. Voor warmteleveringsovereenkomsten bestaat namelijk geen keuzevrijheid met betrekking tot de leverancier. Zoals [eiseres] heeft aangegeven is zij de enige die warmte kan leveren op het adres van [gedaagde] . Als [eiseres] [gedaagde] eerder zou hebben geïnformeerd zou de situatie dus niet anders zijn geweest. Bovendien worden wettelijk vastgestelde kostendekkende, transparante en niet-discriminerende tarieven gehanteerd, die zijn gebaseerd op het daadwerkelijk verbruik. Daarmee wordt voorzien in de bescherming van consumenten.
De algemene voorwaarden zijn niet van toepassing
3.7.
De kantonrechter moet ook ambtshalve toetsen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die onredelijk bezwarend zijn voor een consument (zie artikel 6:233 onder a BW). [eiseres] heeft bij de dagvaarding algemene voorwaarden gevoegd. Maar er is nu juist geen (papieren of digitale) door [gedaagde] ingevulde, ondertekende en geretourneerde overeenkomst. [eiseres] heeft ook niets anders gesteld waaruit blijkt dat, en zo ja hoe, [gedaagde] de gelding van die algemene voorwaarden heeft aanvaard. De kantonrechter kan dan ook niet vaststellen dat de overgelegde voorwaarden daadwerkelijk van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst (zie artikel 6:231 onder c BW).
3.8.
Dat heeft geen gevolgen voor de gevorderde veroordeling tot betaling van de ontstane betalingsachterstand. Dat moet worden betaald voor de geleverde warmte volgt namelijk rechtstreeks uit de overeenkomst (en niet uit de algemene voorwaarden).
Het door [gedaagde] te betalen bedrag
De periode van 1 juli 2021 tot en met 31 mei 2023
3.9.
De vordering van [eiseres] over de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 mei 2023 bestaat uit twee facturen:
  • de factuur van 1 augustus 2023 met factuurnummer 10676562 is een afrekening voor het verbruik en het vastrecht over de periode vanaf 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022. Bij elkaar gaat het om een bedrag van € 1.635,81 inclusief btw. Uit de dagvaarding blijkt dat [gedaagde] daarvan volgens [eiseres] een deel heeft betaald, zodat nog een bedrag van € 1.452,33 openstaat;
  • De factuur met het factuurnummer 10676563 van 1 augustus 2023 is een afrekening voor het verbruik en het vastrecht over de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 mei 2023. Over die periode is een bedrag van € 579,64 in rekening gebracht.
Op beide facturen is het met de slimme meter gemeten verbruik in rekening gebracht en het vastrecht conform de daarvoor door de overheid vastgestelde tarieven. Omdat [gedaagde] – zoals hiervoor al is overwogen – niet heeft gesteld of onderbouwd dat dat verbruik over die periode niet zou kloppen, is de kantonrechter van oordeel dat hij de hiervoor genoemde bedragen aan [eiseres] moet betalen.
3.10.
[gedaagde] stelt dat hij (aanvankelijk) niet op de hoogte was van het feit dat de warmte door [eiseres] werd geleverd en hij dus aan [eiseres] moest betalen. Het is de vraag of [gedaagde] daarvan niet op de hoogte had kunnen en moeten zijn, omdat hij in de brief van 11 oktober 2023 zelf heeft geschreven dat daarover iets in zijn (definitieve) huurovereenkomst was opgenomen. Maar wat daar verder ook van zij, vanaf 9 juni 2023 was [gedaagde] in elk geval op de hoogte van het feit dat [eiseres] de warmte leverde. Op die datum heeft hij namelijk een brief ontvangen van [eiseres] , waarin dat staat. [gedaagde] had de op 1 augustus 2023 door [eiseres] toegestuurde facturen over de periode tot en met 31 mei 2023 dan ook moeten betalen. Dat heeft hij niet gedaan. Dat rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst en de afsluiting van de installatie, zoals die door [eiseres] is gevorderd. [gedaagde] heeft overigens ook duidelijk aangegeven dat hij zelf ook wil dat de overeenkomst eindigt en hij wordt afgesloten. Daarop komt de kantonrechter hierna nog terug.
3.11.
De kantonrechter zal [gedaagde] dus veroordelen om de voornoemde bedragen van € 1.452,33 en € 579,64 te betalen. Bij elkaar is dat € 2.031,97. [gedaagde] zal ook worden veroordeeld de wettelijke rente over deze bedragen te betalen vanaf 31 augustus 2023. Op de facturen was namelijk een betalingstermijn vermeld tot deze datum.
De periode vanaf 1 juni 2023
3.12.
Voor de periode vanaf 1 juni 2023 geldt het volgende. Zoals hiervoor is overwogen was [gedaagde] in elk geval van 9 juni 2023 op de hoogte van het feit dat [eiseres] de warmte leverde. [gedaagde] heeft daar op dat moment kennelijk geen reden in gezien om de overeenkomst met [eiseres] op te zeggen. Dat heeft hij wel gedaan op 11 oktober 2023. In de brief die [gedaagde] die dag aan [eiseres] stuurde staat onder meer:
“Gelieve ons af te sluiten per heden of anders per 1 november 2023. Wij kunnen immers geen gebruik maken van uw dienst en het kost ook nog eens geld. Waarom zouden wij willen betalen voor iets wat niet werkt?”
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] uit deze brief had kunnen en moeten begrijpen dat [gedaagde] de overeenkomst wilde opzeggen.
3.13.
Gelet op deze opzegging had het op de weg van [eiseres] gelegen om de afsluiting te realiseren. [eiseres] heeft gesteld dat zij dat ook heeft aangeboden maar dat [gedaagde] de daarmee gemoeid zijnde kosten niet wilde betalen. Dat dat zo is gegaan, kan de kantonrechter echter niet afleiden uit de overgelegde correspondentie. Daarin is niet te lezen dat [eiseres] dat heeft aangeboden, en ook niet dat [eiseres] heeft toegelicht welke kosten daar dan mee gemoeid zouden zijn. Het had dan ook op de weg gelegen van [eiseres] om tot afsluiting over te gaan.
3.14.
Ogenblikkelijke afsluiting vanaf de dag dat de brief is opgestuurd was geen realistische mogelijkheid. Daar komt bij dat de kantonrechter uit de overzichten die door [eiseres] in het geding zijn gebracht begrijpt dat [gedaagde] tot eind mei 2024 warmte is blijven afnemen. Daarna is in het geheel geen warmte meer afgenomen. De kantonrechter vindt daarom dat [eiseres] een afrekening moet maken (waarop het verbruik en het vastrecht in rekening worden gebracht) over de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 mei 2024. Die afrekening is er nu niet. Mocht [eiseres] die alsnog maken, dan kan zij die aan [gedaagde] toesturen en moet [gedaagde] die betalen. De vordering van [eiseres] tot betaling van de door haar gevorderde voorschotten zal worden afgewezen. Het is namelijk onvoldoende duidelijk dat [gedaagde] nog een bedrag gelijk aan die voorschotten verschuldigd is aan [eiseres] over de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 mei 2024.
De kosten voor de afsluiting komen voor rekening van [gedaagde]
3.15.
Zoals hiervoor al is overwogen, gaat de kantonrechter er vanuit dat een overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaat, waarop de wettelijke regels van toepassing zijn. Onderdeel daarvan is dat de kosten voor afsluiting voor rekening van de afnemer komen. De hoogte van die kosten is van overheidswege vastgesteld. Die kosten komen dan ook voor rekening van [gedaagde] . Dat zou niet anders zijn geweest als [eiseres] na de brief van [gedaagde] van 11 oktober 2023 meteen tot afsluiting zou zijn overgegaan.
3.16.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] desgevraagd toegelicht dat de afsluiting op twee manieren kan plaatsvinden. De eenvoudigste manier is dat de installatie wordt verzegeld. Dat gebeurt in beginsel voor ten hoogste twee jaar. Volgens [eiseres] zijn de daarmee gemoeid zijnde (en van overheidswege vastgestelde) kosten rond de € 600,- à € 700,-. Er is ook een ‘definitieve’ manier van afsluiten waarvoor de kosten aanmerkelijk hoger zijn, te weten rond de € 5.200,-. De kantonrechter gaat er van uit dat [eiseres] de aansluiting voor de duur van ten hoogste twee jaar afsluit, zodat het lagere tarief in rekening zal worden gebracht. [gedaagde] moet er echter rekening mee houden dat definitieve afsluiting met zich zou meebrengen dat het voornoemde hogere bedrag aan hem in rekening kan worden gebracht.
Het probleem aan het systeem is de verantwoordelijkheid van de verhuurder
3.17.
De kantonrechter overweegt nog als volgt. [gedaagde] heeft gesteld dat de verwarming niet (goed) werkt. Maar dat betekent niet dat hij de rekeningen van [eiseres] niet hoeft te betalen. Het systeem bestaat – kort gezegd – uit twee onderdelen. Voor het eerste onderdeel is [eiseres] verantwoordelijk. Dat is het transport van de warmte tot in de meterkast van [gedaagde] . Na de meterkast wordt de warmte in het huis van [gedaagde] verdeeld door de eigen installatie die bij het huis hoort. Tijdens de zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij ‘haar deel’ van het systeem heeft gecontroleerd en dat dat werkt. [eiseres] heeft toegelicht dat het probleem waarschijnlijk bij de thermostaat van de binneninstallatie zit, die dus niet onder haar verantwoordelijkheid, maar onder verantwoordelijkheid van de verhuurder (Cazas Wonen) valt. Kennelijk ziet Cazas Wonen dat ook zo, want [gedaagde] heeft verklaard dat Cazas Wonen al 25 keer een monteur van [bedrijf] heeft langs gestuurd om het probleem op te lossen. Het ligt in de rede dat Cazas Wonen dat niet zou doen als zij van mening was dat het niet haar probleem is.
3.18.
Tijdens de zitting heeft [eiseres] (onverplicht) aangeboden om te helpen om het probleem op te sporen. Daarvoor is wel nodig dat [gedaagde] de monteurs van [eiseres] en Cazas Wonen toegang verleent tot zijn woning. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat hij niet op dit aanbod van [eiseres] in wilde gaan. [eiseres] heeft gezegd dat het aanbod ook na de zitting zou blijven staan. De kantonrechter geeft [gedaagde] in overweging om alsnog op dat aanbod in te gaan. Als de installatie zou functioneren, zou [gedaagde] zijn huis weer via die installatie kunnen verwarmen. Dan zou het mogelijk ook niet nodig zijn om de warmteleverantie af te sluiten, en dan zou [gedaagde] ook de afsluitkosten niet hoeven betalen. Als [gedaagde] dat zou willen, kan hij daarover in gesprek gaan met [eiseres] .
De ontbinding, ontruiming en afsluiting worden ook toegewezen
3.19.
[eiseres] vordert ook de ontbinding van de overeenkomst. De betalingsachterstand is zodanig hoog dat van [eiseres] in redelijkheid niet kan worden gevraagd dat zij warmte blijft leveren aan [gedaagde] . Bovendien heeft [gedaagde] zelf aangegeven dat hij geen gebruik wil maken van het systeem van [eiseres] . Bovendien heeft [eiseres] de relevante bepalingen van de Warmteregeling nageleefd (met daarin onder meer de verplichting om [gedaagde] te wijzen op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening en de verplichting om [gedaagde] een redelijke en passende betalingsregeling aan te bieden, die in ieder geval afspraken omvat over de betaling en de afwikkeling van de openstaande vorderingen). De gevorderde ontbinding zal daarom worden toegewezen.
3.20.
Ook de gevorderde toestemming om werkzaamheden te verrichten (om de aansluiting van [gedaagde] op het warmtenet af te sluiten en de meter te verzegelen) zal, gelet op het voorgaande, worden toegewezen, en wel op de onder de beslissing in dit vonnis vermelde manier. De kantonrechter voegt daaraan toe dat een tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming van het leveringsadres op grond van artikel 558 aanhef en onder b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) noodzakelijk is om die werkzaamheden uit te voeren. In de beslissing wordt [eiseres] daarom toegestaan om haar werkzaamheden door middel van deze ontruiming te verrichten. [gedaagde] zal die werkzaamheden moeten gedogen.
3.21.
De kantonrechter wijst ook de gevorderde vergoeding van de kosten die met de afsluiting en de meteropname zijn gemoeid toe. Die kosten worden namelijk rechtsgeldig gemaakt, omdat de afsluiting gelet op de omvang van de achterstand gerechtvaardigd is. Bovendien zijn de gehanteerde tarieven wettelijk gereguleerd.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen
3.22.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiseres] heeft aan [gedaagde] meerdere aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Maar de incassokosten zullen alleen berekend worden over het toegewezen bedrag. Daarom zal een bedrag van € 304,80 worden toegewezen. In totaal moet [gedaagde] dus € 2.031,97 + € 304,80 = € 2.336,77 aan [eiseres] betalen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.23.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.285,99
Uitvoerbaar bij voorraad
3.24.
De kantonrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de tussen partijen gesloten warmteleveringsovereenkomst met betrekking tot het verbruiksadres [adres] , [postcode] in [plaats] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.336,77 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.031,97 met ingang van 31 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
bepaalt dat [eiseres] , na een vooraankondiging van drie dagen, gerechtigd is om werkzaamheden uit te voeren aan het genoemde verbruiksadres, bestaande uit het afsluiten van de leverantie en het verzegelen van de meter,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] te gedogen dat [eiseres] deze werkzaamheden uitvoert door middel van tijdelijke en/of gedeeltelijke ontruiming in de zin van artikel 558 aanhef en onder b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] om de kosten van deze werkzaamheden conform de tarievenregeling van [eiseres] aan [eiseres] te betalen;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.285,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.
61312