ECLI:NL:RBMNE:2025:2823

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
24/6553
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering IVA-uitkering op basis van WIA en beoordeling van duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2025, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een IVA-uitkering toe te kennen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres had aanvankelijk geen WIA-uitkering gekregen per 12 december 2022, maar het Uwv was voornemens haar een WGA-uitkering toe te kennen. Eiseres betwistte dit en stelde dat zij recht had op een IVA-uitkering omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv volgde deze stelling niet en concludeerde dat eiseres wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was.

Tijdens de zitting op 26 februari 2025 was alleen de gemachtigde van het Uwv aanwezig, terwijl eiseres en haar gemachtigde niet verschenen. De rechtbank besloot de zitting door te laten gaan, ondanks een laat ingediend uitstelverzoek van de gemachtigde. De rechtbank overwoog dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen, en dat eiseres moet onderbouwen dat deze rapporten niet zorgvuldig zijn tot stand gekomen.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd eiseres een IVA-uitkering toe te kennen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts voldoende heeft aangetoond dat eiseres niet uitbehandeld is en dat er nog behandelmogelijkheden zijn die haar situatie kunnen verbeteren. De persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals de zorg voor haar zoon, mogen geen rol spelen in de beoordeling van de duurzaamheid van haar beperkingen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het Uwv hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6553

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. M. Oldenburg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering haar een IVA-uitkering (inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
1.1.
Het Uwv heeft met het besluit van 22 maart 2023 het verzoek van eiseres om een WIA-uitkering per 12 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit op het bezwaar van eiseres van 6 september 2024 is het Uwv daarop teruggekomen en heeft het Uwv eiseres een WGA-uitkering (Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) toegekend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van het Uwv deelgenomen.

Totstandkoming besluit

2. Aanvankelijk heeft het Uwv besloten dat eiseres per 12 december 2022 geen WIA-uitkering krijgt. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft het Uwv laten weten dat het toch voornemens is om haar wegens volledige arbeidsongeschiktheid een WGA-uitkering toe te kennen. Hierop heeft eiseres gereageerd door te stellen dat zij niet alleen volledig, maar ook duurzaam arbeidsongeschikt is, waardoor zij recht heeft op een IVA-uitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres hier niet in gevolgd. Het Uwv heeft vervolgens in navolging van de verzekeringsarts bezwaar en beroep besloten dat eiseres volledig, maar niet duurzaam, arbeidsongeschikt is.

Procesverloop

3. Eiseres en haar gemachtigde zijn niet op zitting verschenen. De griffier heeft aan het begin van de zitting contact gezocht met de gemachtigde, maar dat is niet gelukt. De rechtbank heeft besloten om de zitting door te laten gaan. Na de zitting bleek dat gemachtigde een half uur voor de zitting een uitstelverzoek per e-mail heeft gedaan.
4. De rechtbank heeft nagedacht of een nieuwe zitting nodig is. Omdat een plek op zitting schaars is, wil de rechtbank een goede uitleg van waarom het uitstelverzoek zo laat is gedaan. Daarom heeft de griffier na de zitting gebeld naar de gemachtigde van eiseres en een bericht achtergelaten. Maar de griffier heeft in de periode na de zitting geen reactie gekregen van gemachtigde. De rechtbank vindt dus dat niet goed is uitgelegd waarom het uitstelverzoek zo laat kwam. Daarom heeft de rechtbank besloten om geen nieuwe zitting te plannen.

Toetsingskader

5. Bij de beoordeling van het besluit van het Uwv is van belang dat het zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Dat kan anders zijn in het geval waarin eiseres aanvoert (en zo nodig aannemelijk maakt) dat deze rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsequenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling geldt dat eiseres in beginsel niet kan volstaan met de enkele stelling dat zij meer beperkt is dan door de (verzekerings-)artsen van het Uwv is aangenomen. Zij zal dat standpunt moeten onderbouwen. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk.
5.1.
Uit de wet volgt dat eiseres duurzaam arbeidsongeschikt is als zij een stabiele of verslechterende belastbaarheid heeft of als de kans op herstel gering is. [1] De Centrale Raad van Beroep (CRvB) hanteert strenge criteria voor de beoordeling van duurzaamheid door verzekeringsartsen. De verzekeringsarts moet daarbij een inschatting maken van de herstelkansen in het eerste jaar en de periode erna. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden van de verzekerde. Als de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat van die behandeling voor de individuele verzekerde. [2]

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of de arbeidsongeschiktheid van eiseres duurzaam is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6.1.
De rechtbank is het niet met eiseres eens. Het Uwv mocht dus weigeren haar een IVA-uitkering toe te kennen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Zijn de beperkingen van eiseres duurzaam?
7. Eiseres voert aan dat zij duurzaam arbeidsongeschikt is, omdat zij langdurig heeft te kampen met dezelfde ziektes en beperkingen. Ook zijn al haar behandelmogelijkheden uitgeput.
7.1.
Het Uwv voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn. In de rapportage van 21 mei 2024 en 11 juni 2024 staat namelijk dat de psycholoog van eiseres een behandeling heeft voorgesteld, maar dat eiseres deze niet volgt vanwege persoonlijke omstandigheden. In die gevallen mag ervan worden uitgegaan dat de beperkingen niet duurzaam zijn. Dit volgt namelijk uit het beoordelingskader “beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen”, waarin staat dat persoonlijke omstandigheden geen rol mogen spelen bij de prognose van de duurzaamheid van de beperkingen.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv mag vinden dat de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 mei en 11 juni 2024 namelijk goed uitgelegd dat eiseres niet uitbehandeld is en dat daarom de situatie van eiseres nog kan verbeteren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat eiseres nog behandelingen kan volgen die haar beperkingen kunnen verminderen, maar dat niet doet door persoonlijke omstandigheden. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat een verzekeringsarts in die gevallen aanneemt dat de beperkingen niet duurzaam zijn. Want van eiseres mag worden verlangd dat zij aan haar herstel werkt. [3] Bovendien vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende toelicht waarom de betreffende behandeling tot een verbetering van belastbaarheid kan leiden.
7.3.
Dat eiseres door persoonlijke omstandigheden geen behandeling volgt blijkt uit een brief van 3 maart 2023, waarin de psycholoog beschrijft welke behandeling hij eiseres sinds 9 mei 2022 geeft en aangeeft dat eiseres een intensievere behandeling niet kan combineren met de zorg voor haar zoon. Bovendien volgt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 mei 2024 dat de psycholoog van eiseres haar na 1 tot 1,5 jaar behandeling wilde doorverwijzen naar een andere GGZ voor een intensievere behandeling, maar dat zij dit niet wilde, omdat ze haar behandeling al intensief genoeg vond en het idee had dat het erger werd. Aangezien eiseres zelf geen andere redenen aandraagt voor het niet volgen van deze behandeling, gaat de rechtbank uit van de informatie uit het verslag van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zowel de zorg voor de zoon van eiseres als haar persoonlijke opvatting over de behandeling zijn voor de rechtbank geen redenen die een rol mogen spelen in de prognose van de duurzaamheid van de beperkingen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Daarom hoeft het Uwv de proceskosten en het griffierecht niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Van Wambeke, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2025.
griffier (verhinderd te ondertekenen) rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.