ECLI:NL:RBMNE:2025:2824

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
24/6401
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het onderzoek door het Uwv

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanvraag werd afgewezen op 24 juli 2023, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsgeschikt werd geacht. Het Uwv handhaafde deze beslissing na bezwaar op 2 september 2024. De rechtbank behandelde de zaak op 26 februari 2025, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank toetst of het Uwv zijn besluit zorgvuldig heeft genomen, met name of de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende zijn onderbouwd. Eiseres betoogt dat haar psychische klachten, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS), niet adequaat zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank concludeert dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is uitgevoerd en dat er voldoende informatie beschikbaar was om tot een oordeel te komen. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens over haar PTSS overgelegd die de beoordeling van het Uwv zouden kunnen ondermijnen.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de WIA-uitkering. De rechtbank wijst erop dat eiseres de mogelijkheid heeft om een herbeoordeling aan te vragen bij het Uwv zodra er nieuwe medische informatie beschikbaar is. De proceskosten en het griffierecht worden niet vergoed, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6401

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1.
Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 24 juli 2023 afgewezen. In dit besluit heeft het Uwv bepaald dat eiseres vanaf 28 juni 2023 geen WIA-uitkering kan krijgen, omdat zij minder dan 35% arbeidsgeschikt is. Met het bestreden besluit van 2 september 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv daarbij gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en gemachtigde van het Uwv.

Toetsingskader

2. Bij de beoordeling van het besluit van het Uwv is van belang dat het zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Dat kan anders zijn in het geval waarin eiseres aanvoert (en zo nodig aannemelijk maakt) dat deze rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsequenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling geldt dat eiseres in beginsel niet kan volstaan met de enkele stelling dat zij meer beperkt is dan door de (verzekerings-)artsen van het Uwv is aangenomen. Zij zal dat standpunt moeten onderbouwen. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk.
2.1.
De verzekeringsarts mag bij het vaststellen van de beperkingen van eiseres afgaan op zijn eigen oordeel. [1] Wel moet hij de behandelend sector raadplegen als een behandeling in gang gezet zal worden of reeds plaatsvindt en die behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van eiseres, of als eiseres stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over haar beperkingen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de WIA-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig?
4. Eiseres voert aan dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is. Zij heeft namelijk psychische klachten en wacht nog op behandeling daarvan, maar dit is niet meegenomen in de beoordeling. Bovendien voert eiseres op zitting aan dat het Uwv moet wachten op de uitslag van haar psychologisch onderzoek. Ook voert eiseres op zitting aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer medische informatie moet opvragen. Het Uwv stelt in reactie hierop dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep genoeg informatie heeft om tot een oordeel te komen.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, was aanwezig bij de hoorzitting en heeft eiseres lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert bovendien voldoende waarom het opvragen van meer medische informatie niet nodig is. Het medische beeld van eiseres is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep stabiel en verschillende specialisten hebben zich al uitgelaten over haar klachten. Daar komt bij dat eiseres al langere tijd niet behandeld wordt door een specialist. Zoals eiseres zelf ook aangeeft, is er momenteel dan ook geen nieuwe medische informatie.
4.2.
Aangezien de rechtbank kan volgen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat hij genoeg informatie heeft, is zij het niet eens met eiseres dat het Uwv moet wachten op het psychologische onderzoek. De rechtbank neemt in haar overweging mee dat de medische informatie ruim anderhalf jaar na de datum in geding nog niet aanwezig is. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat, zoals op zitting besproken, eiseres een verzoek tot herbeoordeling bij het Uwv kan aanvragen als de medische informatie er wel is.
Heeft het Uwv de beperkingen van eiseres onderschat?
5. Eiseres voert aan dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij wordt namelijk meer beperkt door haar posttraumatische stressstoornis (PTSS) dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Dit zal dan ook blijken uit de psychologische behandeling van eiseres, waarvoor zij op het moment van de zitting nog op de wachtlijst staat. Het Uwv stelt dat het beroepschrift van eiseres geen nieuwe medische gegevens bevat. Daarom verwijst het Uwv voor een inhoudelijke reactie op eiser naar de motivering van de beslissing op bezwaar.
5.1.
De rechtbank kan volgen hoe de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen aanneemt die voortkomen uit de PTSS van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat hij de gediagnosticeerde PTSS meeneemt in zijn overwegingen. Vanwege angstklachten, opgejaagdheid en onrust zijn beperkingen aangenomen voor sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud, veelvuldige deadlines en productiepieken, emotionele problemen van anderen hanteren, omgaan met conflicten, werken met hulpbehoevenden en leidinggevende aspecten. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen, omdat eiseres geen medische informatie heeft aangedragen die de vaststelling van haar beperkingen weerspreekt. Want zoals hiervoor besproken, beschikt eiseres niet over nieuwe medische gegevens over haar PTSS. Maar om het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan te vechten zijn deze gegevens noodzakelijk. Dat eiseres meer beperkingen ervaart is voor de rechtbank niet genoeg om de medische beoordeling in twijfel te trekken.
Moet de rechtbank een deskundige aanwijzen?
6. Eiseres verzoekt op zitting om de aanwijzing van een deskundige op het gebied van PTSS. Het Uwv vindt dit niet nodig, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep over voldoende gegevens beschikt om tot een oordeel te komen.
6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Want zoals hierboven overwogen, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan het medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. [2] Eiseres heeft namelijk geen medische gegevens aangedragen die dat oordeel tegenspreekt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Daarom hoeft het Uwv de proceskosten en het griffierecht niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Van Wambeke, rechter, in aanwezigheid van mr. C.A.A.W. van der Heijden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2025.
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2022:1629.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NLCRVB:2020:3065, r.o. 4.4.