In deze zaak hebben eisers, bestaande uit negen personen uit een bepaalde plaats, een beroep ingesteld tegen een besluit van het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) dat op 10 februari 2023 door eisers was ingediend. Het college had op 30 november 2024 het bezwaar van eisers tegen een eerder besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 2 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eisers als het college aanwezig waren. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten. Dit betekent dat het college het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers moet vergoeden. De rechtbank oordeelde dat het college onzorgvuldig had gehandeld door niet adequaat te reageren op het Woo-verzoek en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. Eisers hadden verzocht om documenten met betrekking tot de Bezembinderssloot, maar het college had geen schouwrapporten kunnen overleggen. De rechtbank concludeerde dat eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat er documenten waren die op grond van de Woo overgelegd hadden moeten worden, en dat het college terecht had gesteld dat er geen rapporten beschikbaar waren.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuursorganen bij het omgaan met verzoeken op basis van de Woo en de noodzaak voor een zorgvuldige besluitvorming. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, die openbaar is uitgesproken op 2 mei 2025.