ECLI:NL:RBMNE:2025:2826

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
UTR 24/5323
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van Dijkgraaf en Hoogheemraden inzake Woo-verzoek

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit negen personen uit een bepaalde plaats, een beroep ingesteld tegen een besluit van het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) dat op 10 februari 2023 door eisers was ingediend. Het college had op 30 november 2024 het bezwaar van eisers tegen een eerder besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 2 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eisers als het college aanwezig waren. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten. Dit betekent dat het college het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers moet vergoeden. De rechtbank oordeelde dat het college onzorgvuldig had gehandeld door niet adequaat te reageren op het Woo-verzoek en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. Eisers hadden verzocht om documenten met betrekking tot de Bezembinderssloot, maar het college had geen schouwrapporten kunnen overleggen. De rechtbank concludeerde dat eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat er documenten waren die op grond van de Woo overgelegd hadden moeten worden, en dat het college terecht had gesteld dat er geen rapporten beschikbaar waren.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuursorganen bij het omgaan met verzoeken op basis van de Woo en de noodzaak voor een zorgvuldige besluitvorming. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, die openbaar is uitgesproken op 2 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5323
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] ,

[eiser 2] ,
[eiser 3] ,
[eiser 4] ,
[eiser 5] ,
[eiser 6] ,
[eiser 7] ,
[eiser 8] ,
[eiser 9], allen uit [plaats] ,
tezamen; eisers
(gemachtigde: [eiser 1] )
en
het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden,het college
(gemachtigden: mr. J.W. Schippers, L. Korll en mr. N. Roelofs).

Waar gaat deze zaak over?

Eisers hebben een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo). Het college heeft met het besluit van 30 november 2024 besloten op het Woo-verzoek. Met het bestreden besluit van 30 november 2024 op het bezwaar van eisers heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eisers hebben op 10 februari 2023 aan het college met een beroep op de Wet open overheid (Woo) verzocht om het schouwrapport van 2023 ten aanzien van de Bezembinderssloot te Bunnik en in het verlengde daarvan naar het Vagantenpad dat na 25 oktober 2023 is/wordt uitgevoerd. Als er geen schouw is uitgevoerd, verzoeken eisers om toezending van de laatste schouw ten aanzien van het traject van de Bezembinderssloot op de legger.
2. Het college heeft op 12 januari 2024 besloten op het Woo-verzoek van eisers. In het besluit is opgenomen dat het document waar eisers om hebben verzocht openbaar wordt gemaakt. In het bestreden besluit van 30 november 2024 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft op de zitting geconstateerd dat het besluit van 12 januari 2024 onjuist is. Bij het besluit is een kaartje ter informatie bijgevoegd, zo heeft het college op de zitting bevestigd. Dat was niet de informatie waar eisers om hadden verzocht. Het besluit van 12 januari 2024 is daarom onzorgvuldig genomen en onvoldoende gemotiveerd. In het bestreden besluit van 30 november 2024 zijn deze gebreken niet hersteld. In het bestreden besluit is niet gereageerd op het Woo-verzoek, is niet toegelicht hoe is gezocht en of informatie beschikbaar is of niet. Daarom is ook het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en niet goed gemotiveerd. De rechtbank verklaart daarom het beroep gegrond en zal het bestreden besluit vernietigen.
4. Op basis van wat in beroep is overgelegd en wat is besproken op de zitting, ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. Het is namelijk niet aannemelijk geworden dat er documenten zijn die op grond van de Woo overgelegd hadden moeten worden. De rechtbank legt het oordeel hierna uit.
5. Uit vaste jurisprudentie in het kader van de Woo volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat er niet meer documenten zijn, en die mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat er toch meer documenten zijn. [1]
6. Ter zitting heeft het college toegelicht dat is gezocht in het digitale systeem van het college naar documenten over de periode 2015 tot heden. Vanaf 2015 was er een digitaal systeem beschikbaar. Het college heeft gezocht naar een rapport over een schouw van de Bezembinderssloot te Bunnik. Er is geen rapport van een schouw gevonden. Het college vindt dit niet vreemd omdat de Bezembinderssloot een droge sloot is, waarvoor geen periodieke schouw plaatsvindt. Er vinden wel schouwen plaats in het gebied waar de Bezembinderssloot ligt, maar deze schouwen gaan niet specifiek over de Bezembinderssloot. Gelet daarop zijn er volgens het college geen schouwrapporten die gaan over de Bezembinderssloot, waar eisers om vragen. Voor de rechtbank komt deze uitleg niet ongeloofwaardig over. Het is dus aan eisers om aannemelijk te maken dat er wel schouwrapporten aanwezig zijn en overgelegd hadden moeten worden.
7. De rechtbank constateert dat eisers in beroep vooral hebben aangevoerd dat de Bezembinderssloot geen droge sloot is, maar een watervoerende sloot. Dergelijke sloten moeten volgens eisers wel periodiek worden geschouwd. Gelet daarop, moet er volgens eisers dan ook een rapport aanwezig zijn van een dergelijke schouw van de Bezembinderssloot. Eisers hebben verder in beroep vooral gewezen op de voorgeschiedenis van de Bezembinderssloot, waarom wel sprake is van een watervoerende sloot en waarom onderhoud van die sloot belangrijk is. Het onderhouden van deze sloot is volgens eisers de verantwoordelijkheid van het college.
8. De rechtbank begrijpt de wens van eisers dat de Bezembinderssloot goed wordt onderhouden en dat het onderhoud structureel plaatsvindt. Eisers hebben met hun gronden alleen niet aannemelijk gemaakt dat de gevraagde schouwrapporten wel aanwezig zijn bij het college. Over de stelling dat de sloot een watervoerende sloot is en dat daarom structureel geschouwd moet worden bij de Bezembinderssloot, kan de rechtbank in dit geschil geen uitsluitsel geven. Het college heeft dit gemotiveerd bestreden. De vraag of het college wel had moeten schouwen, raakt veeleer aan een vraag van handhaving.
Bovendien is van belang dat zelfs als geschouwd had moeten worden, dit onverlet laat dat het college gemotiveerd en niet ongeloofwaardig heeft gesteld dat geen schouw heeft plaatsgevonden op de Bezembinderssloot en dat er daarom dus ook geen rapporten zijn die openbaar gemaakt kunnen worden.
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Dit betekent dat eisers het griffierecht terug krijgen. Niet is gebleken van proceskosten die vergoed moeten worden.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025 door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4525.