ECLI:NL:RBMNE:2025:2833

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
591047
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag op onroerende zaak wegens ondeugdelijkheid van de vordering

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Spanje, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die conservatoir beslag heeft gelegd op de woning van eiser. Gedaagde stelt dat eiser geld aan hem verschuldigd is, maar eiser betwist dit en vraagt om opheffing van het beslag. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2025 blijkt dat het beslag geen doel heeft getroffen, en eiser trekt zijn vordering tot opheffing van dat beslag in. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beslag moet worden opgeheven omdat de vordering van gedaagde ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vordering van gedaagde is gebaseerd op een leningsovereenkomst die niet als rechtsgeldig kan worden beschouwd. De communicatie tussen partijen wijst erop dat de overeenkomst bedoeld was om crediteuren op afstand te houden en niet om daadwerkelijk betaling te vorderen. Bovendien blijkt dat de vordering niet is overgedragen aan gedaagde en dat er geen toestemming van de echtgenoot van eiser is voor een persoonlijke garantstelling. De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het belang van eiser bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van gedaagde bij handhaving van het beslag. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.760,47 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 16 juni 2025 door mr. D.M. Staal.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/591047 / KL ZA 25-71
Vonnis in kort geding van 16 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
en
[eiseres]
te [woonplaats 1] (Spanje),
eisende partijen,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M. Goedhart,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat mr. L. Kesting.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 23 mei 2025 betekende dagvaarding
- de producties van [eiser] (A-D en 1-5)
- de producties van [gedaagde] (1-10)
- de mondelinge behandeling van 5 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het derdenbeslag geen doel heeft getroffen. [eiser] heeft zijn vordering tot opheffing van dat beslag daarop ingetrokken. Dat deel van de vordering hoeft niet meer beoordeeld te worden.

2.De beoordeling

Kern van de zaak
2.1.
[gedaagde] heeft conservatoir beslag gelegd op de woning van [eiser] omdat [eiser] geld verschuldigd zou zijn aan [gedaagde] en dat niet aan hem betaalt. [eiser] wil dat het beslag wordt opgeheven. De belangrijkste reden daarvoor is dat [gedaagde] volgens [eiser] helemaal geen vordering heeft op hem. De voorzieningenrechter zal het beslag opheffen. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
Wanneer wordt een conservatoir beslag opgeheven
2.2.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, als het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
2.3.
Volgens artikel 705 lid 2 Rv moet het beslag worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen. Daarbij moet worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. Hierbij geldt dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
2.4.
In deze zaak is door [eiser] gesteld dat er in de eerste plaats sprake is van verzuim van vormen en dat er in de tweede (en eigenlijk belangrijkste) plaats sprake is van een ondeugdelijke vordering van [gedaagde] .
Geen sprake van verzuim van vormen
2.5.
[eiser] stelt dat sprake is van verzuim van op nietigheid voorgeschreven vormen. Volgens [eiser] hadden de beslagstukken aan hem per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging moeten worden gestuurd, of op vergelijkbare manier. Dat is niet gebeurd. De betekening heeft daarom niet op de vereiste manier plaatsgevonden.
2.6.
Voor de betekening van stukken die binnen een bepaalde termijn moet gebeuren (zoals bij beslagstukken) is artikel 56 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van belang. Dit artikel is opgenomen ter uitvoering van de EG-Betekeningsverordening.
Artikel 56 lid 4 Rv bepaalt dat als betekening binnen een bepaalde termijn moet gebeuren, dat als datum van betekening geldt: de datum waarop de deurwaarder de stukken heeft verzonden zoals is voorgeschreven in artikel 56 lid 2 of lid 3 Rv; En niet de datum waarop de stukken daadwerkelijk in het buitenland zijn betekend. In deze zaak heeft de deurwaarder de beslagstukken binnen de voorgeschreven termijn verzonden volgens de eisen van artikel 56 lid 2 Rv. Dat betekent dat de betekening van de beslagstukken aan [eiser] op tijd heeft plaatsgevonden en dat er geen sprake is van verzuim van vormen.
De vordering is ondeugdelijk
2.7.
[eiser] heeft gesteld dat de vordering van [gedaagde] ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter komt ook tot dat oordeel. Daarvoor is het volgende van belang.
2.8.
[gedaagde] baseert zijn vordering op een schriftelijk document met als titel ‘Leningsovereenkomst’ (hierna: het document). Op dit document staat dat dit op 25 oktober 2023 door [eiser] en [gedaagde] is ondertekend. Volgens dit document erkent [eiser] dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor een totale schuld van € 35.453,53 aan [gedaagde] . Deze schuld zou bestaan uit de verschillende posten die zijn opgenomen in een bij het document gevoegde tabel.
2.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit document niet als feitelijke basis kan dienen voor de vordering die [gedaagde] op [eiser] stelt te hebben. Uit de WhatsAppberichten over dit document blijkt zonneklaar dat dit document bedoeld is om schuldeisers van [gedaagde] op afstand te houden en niet als een rechtens afdwingbare overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] . Partijen schrijven daarover onder meer het volgende naar elkaar (voor de lezer: [voornaam van eiser] Spanje is [eiser] , [voornaam van gedaagde] is [gedaagde] ):
“[22-10-2024, 17:13:19] [voornaam van eiser] Spanje: Kunnen we die leningovereenkomst niet alsnog
maken? Wat ik je zei wil dat met alle plezier tekenen als dat helpt tijd te rekken
[25-10-2024, 14:50:56] [voornaam van gedaagde] : Hierbij de een concept overeenkomst en de aangevulde tabel
[25-10-2024, 14:51:20] [voornaam van gedaagde] : Kun jij er naar kijken en deze aanvullen, ondertekenen en voor
maandag retourneren s.v.p.
[27-10-2024, 01:27:34] [voornaam van eiser] Spanje: Ik wil het tekenen om jou te helpen want dat ben ik je
verschuldigd na alle loze beloftes. Maar niet dat je het zometeen tegen me gaat gebruiken
omdat je me dan bij de kloten hebt.
[27-10-2024, 09:08:42] [voornaam van gedaagde] : Geen probleem, ik kan er dit weekend toch niet veel mee. (…)
Uiteindelijk wil ik niets liever dan dat deze situatie voorbij is, want werkelijk alles staat hier
onder enorme druk. Zoals je zelf schrijft, geldt dat aan beide kanten. Het probleem is alleen
dat ik het niet kan oplossen. Dit document is voor mij de enige manier om mijn crediteuren
en de fiscus nog wat geduld te vragen.
[27-10-2024, 10:53:01] [voornaam van gedaagde] : (…) Ik zal die overeenkomst aanpassen en laten we er vanuit gaan dat ik daarmee in ieder geval die irritante crediteuren een tijdje van me af kan schudden.
[28-10-2024, 11:54:08] [voornaam van gedaagde] : Leningsovereenkomst_ [voornaam van gedaagde] _ [gedaagde] _ [voornaam van eiser] _ [eiser] _ [.] .docx 3 pagina's
Leningsovereenkomst_ [voornaam van gedaagde] _ [gedaagde] _ [voornaam van eiser] _ [eiser] _ [.] .docx>
[28-10-2024, 11:55:21] [voornaam van gedaagde] : Zo moet het goed zijn. Zou jij hem willen doornemen en
ondertekend willen retourneren, want de klok begint een beetje te tikken.
[28-10-2024, 21:59:59] [voornaam van eiser] Spanje: Hé maat
[28-10-2024, 22:00:52] [voornaam van eiser] Spanje: Nog even als dubbel check voor ik ga tekenen. Je gaat
deze overeenkomst enkel gebruiken om te laten zien aan jouw crediteuren toch?
[28-10-2024, 22:01:24] [voornaam van eiser] Spanje: Niet om het geld bij mij te vorderen op die manier?
[28-10-2024, 22:01:40] [voornaam van eiser] Spanje: Als je me dat kan bevestigen stuur ik je de getekende
overeenkomst terug
[28-10-2024, 22:21:46] [voornaam van gedaagde] : Jemig maat, je denk toch niet dat ik op alle rechtszaken en
ellende zit te wachten. En daarbij, wat valt er te halen
[28-10-2024, 22:22:53] [voornaam van gedaagde] : Maar ik ga het gebruiken om de crediteuren en fiscus te vragen
geduld te hebben en mij de tijd te geven. Hoe en of het gaat werken is natuurlijk wel even de
vraag hè. Kan ik ook geen garanties op geven. Maar welke andere opties heb ik?
[29-10-2024, 09:54:14] [voornaam van eiser] Spanje:
[29-10-2024, 09:54:46] [voornaam van eiser] Spanje: Ik geloof je maar ja is toch niet niks even op papier
tekenen voor 35k”
2.10.
Niet valt in te zien hoe dit op een andere manier begrepen kan worden dan dat het document is opgesteld met het doel het op afstand houden van de crediteuren van [gedaagde] . Uit niets blijkt dat het document bedoeld was om daadwerkelijk betaling bij [eiser] af te dwingen en dat het op afstand houden van crediteuren slechts een mede-doel was. [eiser] is daarover in zijn communicatie heel duidelijk: hij wil het document alleen ondertekenen met de garantie van [gedaagde] dat het document uitdrukkelijk niet bedoeld is om geld te halen bij [eiser] . Bovendien zijn de vorderingen die in de bij het document gevoegde tabel zijn opgenomen, geen van alle vorderingen waarvan [gedaagde] zelf de schuldeiser is. Het gaat in die tabel uitsluitend om bedragen die door de failliete vennootschap van [eiser] verschuldigd zouden zijn aan de vennootschap van [gedaagde] , aan de vader van [gedaagde] en aan een derde. Uit niets is gebleken dat die vorderingen zijn overgedragen aan [gedaagde] . Ter zitting is door (de advocaat van) [gedaagde] gezegd dat er ook geen akte van cessie is. Als [eiser] op basis van het document al enige betaling zou doen aan [gedaagde] , zouden de in de tabel opgenomen vorderingen op de failliete vennootschap van [eiser] geen cent minder worden. Verder speelt mee dat [eiser] gehuwd is. Voor een persoonlijke garantstelling voor schulden van anderen, waar dit document op lijkt te zien, moet de echtgenoot van de garant in beginsel toestemming geven. Als die toestemming ontbreekt, kan de echtgenoot de garantstelling vernietigen. Uit de WhatsAppberichten blijkt dat die toestemming er niet was en ook niet zou gaan komen.
Dit document is verder niet in oktober 2023 tot stand gekomen, maar pas een jaar later: in oktober 2024. Dat blijkt zonder meer uit de WhatsAppberichten die tussen partijen zijn gewisseld. Tijdens de mondelinge behandeling is ook erkend dat de datum niet juist is en dat er 2024 zou moeten staan. Dit alles houdt in dat meer dan summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering die [gedaagde] stelt te hebben op [eiser] . Het door hem ten laste van [eiser] gelegde beslag moet daarom worden opgeheven.
Belangenafweging
2.11.
Een belangenafweging maakt dit oordeel niet anders. Een belangrijke omstandigheid bij die belangenafweging is dat de gestelde vordering, die is gebaseerd op een overeenkomst die niet voor dat doel is opgesteld, niet bestaat. Verder is duidelijk dat beide partijen serieuze financiële problemen hebben. Aan de ene kant maakt dat het belang van [gedaagde] bij handhaving van het beslag groter. De woning is het enige verhaalsobject en bij opheffing van het beslag is er voor hem geen zekerheid tot terugbetaling meer. Aan de andere kant is de waarde van het beslag gelet op de financiële problemen van [eiser] relatief.
De woning is bezwaard met een hypothecaire lening en zowel door het OM als door de fiscus is beslag gelegd. Ook bij handhaving van het beslag is het dus maar zeer de vraag of [gedaagde] uitgekeerd zou krijgen, als zijn vordering in een andere procedure al stand zou houden. Daartegenover staat het belang van [eiser] om zijn mogelijkheden om zelf het huis te kunnen uitwinnen voor een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst open te houden. Met hoe minder partijen hij daarover afspraken moet maken, hoe groter de kans dat het tot een onderhandse verkoop van de woning kan komen. Een belangrijke reden waarom een beslag nog wel eens wordt gehandhaafd terwijl de vordering (voorlopig) als ondeugdelijk is gekwalificeerd, gaat hier ook niet op. De overweging tot handhaving van het beslag is dat er daarbij vanuit wordt gegaan dat de beslaglegger aansprakelijk zal zijn voor de schade als het beslag uiteindelijk toch onterecht blijkt. Maar gelet op de financiële positie van [gedaagde] is het nog maar zeer de vraag of die schade verhaalbaar zal zijn. Alle belangen afwegend slaat de weegschaal daarom niet alsnog door naar [gedaagde] en zal het beslag worden opgeheven.
De proceskosten
2.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.760,47

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
heft op het door [gedaagde] op 11 februari 2025 gelegde beslag op de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummer] , groot 175 m2,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.760,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2025.
4403