ECLI:NL:RBMNE:2025:2835
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het rijverbod opgelegd door de RDW voor een bromfiets wegens overschrijding van de maximumconstructiesnelheid
Op 13 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de directie van de RDW. Eiser had beroep aangetekend tegen een besluit van de RDW, dat hem verbood om met zijn bromfiets te rijden op de weg. Dit verbod was opgelegd omdat de bromfiets niet voldeed aan de eisen van de Wegenverkeerswet 1990, specifiek vanwege een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid. De RDW had op 19 februari 2025 het bezwaar van eiser tegen dit besluit afgewezen. Tijdens de zitting op 13 mei 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de RDW aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de RDW in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van haar discretionaire bevoegdheid om het rijverbod op te leggen, en dat het algemeen belang van verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het individuele belang van eiser. Eiser erkende dat zijn bromfiets te snel kon rijden, maar betwistte de redelijkheid van het opgelegde verbod. De rechtbank oordeelde dat de RDW terecht het rijverbod had opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en zijn griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier L.E. Mollerus.