ECLI:NL:RBMNE:2025:2845

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
UTR 24/4437
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Durdabak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van zorgtoeslag en kindgebonden budget over de jaren 2011 tot en met 2014

Deze uitspraak betreft het verzoek van eiseres tot herziening van de besluitvorming over haar aanvragen om zorgtoeslag en kindgebonden budget voor de jaren 2011 tot en met 2014. De Dienst Toeslagen heeft dit verzoek afgewezen, waarop eiseres in beroep is gegaan. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd. De rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen het herzieningsverzoek terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is ongegrond. De rechtbank legt uit dat de aanvragen voor de jaren 2011 en 2012 te laat zijn ingediend, waardoor er geen sprake is van een toegekende of herziene tegemoetkoming die herzien kan worden. Voor de jaren 2013 en 2014 is het herzieningsverzoek ook te laat ingediend, wat leidt tot dezelfde conclusie. Eiseres heeft weliswaar een financieel zware periode doorgemaakt, maar de wet biedt geen mogelijkheid om een aanvraag die na de termijn is ingediend alsnog toe te wijzen. De rechtbank merkt op dat de stelling van eiseres over het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat er geen toezegging is gedaan die haar recht op zorgtoeslag en kindgebonden budget zou bevestigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde tegemoetkomingen over de jaren 2011 tot en met 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4437

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, hierna Dienst Toeslagen

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over eiseres’ verzoek tot herziening van de besluitvorming over haar aanvragen om zorgtoeslag en kindgebonden budget over de berekeningsjaren 2011 tot en met 2014. De Dienst Toeslagen heeft dat verzoek afgewezen. Eiseres is het niet eens met die afwijzing en heeft beroep ingesteld. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de Dienst Toeslagen het herzieningsverzoek terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft na eerdere bezwaarprocedures naar aanleiding van afwijzingen van haar aanvragen om zorgtoeslag en kindgebonden budget voor de jaren 2011 tot en met 2014 de Dienst Toeslagen op 6 juni 2023 ingebreke gesteld. De Dienst Toeslagen heeft de ingebrekestelling aangemerkt als een verzoek om herziening van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget en dat verzoek met het besluit van 15 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 april 2024 op het bezwaar van eiseres is de Dienst Toeslagen bij die afwijzing gebleven.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de ziektekostenpremie en in het verplicht eigen risico. [1] Het kindgebonden budget is een financiële bijdrage in de kosten voor kinderen. [2] De hoogte van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget zijn beide afhankelijk van iemands draagkracht op basis van diens inkomen en vermogen. [3] Dit betekent dat zowel de zorgtoeslag als het kindgebonden budget inkomensafhankelijke regelingen zijn. De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is hierop van toepassing. [4]
6. Op grond van artikel 21a van de Awir kan, voor zover van belang, de Dienst Toeslagen een toegekende of herziene tegemoetkoming in het voordeel van de belanghebbende herzien. De Dienst Toeslagen gaat niet over tot herziening van een toegekende of herziene tegemoetkoming als er vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar. [5]
7. De rechtbank beoordeelt in deze zaak allereerst of de Dienst Toeslagen het herzieningsverzoek terecht heeft afgewezen.
Heeft de Dienst Toeslagen het herzieningsverzoek terecht afgewezen?
8. Eiseres heeft eerder voor het eerst in maart 2014 zorgtoeslag en kindgebonden budget aangevraagd voor de jaren 2011 tot en met 2014. Voor zover de aanvraag ziet op 2011 en 2012 heeft de Dienst Toeslagen deze afgewezen, omdat het te laat is ingediend. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Awir had eiseres dit voor het jaar 2011 namelijk vόόr 1 september 2012 en voor het jaar 2012 vόόr 1 september 2013 moeten indienen.
De aanvraag voor 2013 is afgewezen in verband met een te hoog toetsingsinkomen [6] . Bij de vaststelling van de draagkracht, waarvan het inkomen zoals hiervoor weergegeven onderdeel uitmaakt, is zowel eigen inkomen van eiseres en dat van haar toenmalige partner in aanmerking genomen. [7]
De aanvraag voor 2014 is deels toegekend: eiseres is in dat jaar formeel gescheiden, en het inkomen van haar toenmalige partner heeft enkel meegeteld over de periode dat zij gehuwd waren. Voor de periode daarna heeft eiseres over 2014 zorgtoeslag en kindgebonden budget ontvangen.
9. Eiseres wil een herziening van de besluitvorming, omdat de rechtbank Gelderland in de belastingzaak van haar toenmalige partner hem vanaf 1 januari 2011 ‘als duurzaam gescheiden’ heeft aangemerkt. [8] Eiseres is daarom van mening dat bij de vaststelling van haar toetsingsinkomen vanaf 2011 geen rekening meer mocht worden gehouden met het inkomen van haar toenmalige partner.
10. De Dienst Toeslagen kan slechts een
toegekendeof herziene tegemoetkoming herzien. Nu de aanvragen van eiseres voor de jaren 2011 en 2012 destijds zijn afgewezen, omdat deze te laat zijn ingediend, is er geen sprake van een toegekende of herziene tegemoetkoming. Hierdoor is het niet mogelijk om de aanvragen die betrekking hebben op de berekeningsjaren 2011 en 2012 op grond van artikel 21a van de Awir te herzien.
11. Omdat voor de jaren 2011 en 2012 de aanvragen zijn afgewezen is artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing op dit deel van het herzieningsverzoek. De afwijzingen betreffen namelijk een ‘geheel afwijzende beschikking’, waardoor een herziening wel op grond van dit artikel kan worden beoordeeld. Eiseres is op grond van dit artikel gehouden om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, om voor een herziening in aanmerking te komen. Zij beroept zich in dit kader op de uitspraak van de rechtbank Gelderland (zie voetnoot 10) als nieuw gebleken feit. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) blijkt echter dat nieuwe rechtspraak geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb is. De Dienst Toeslagen heeft het verzoek om herziening over 2011 en 2012 dan ook terecht afgewezen. De rechtbank merkt hierbij op dat de vaststelling in de uitspraak van de rechtbank over het ‘duurzaam gescheiden leven’ in deze zaak geen betekenis kan hebben, omdat de aanleiding voor de afwijzing voor de jaren 2011 en 2012 ligt in het feit dat de aanvraag te laat is ingediend en niet in de omstandigheid dat de toenmalige partner als toeslagpartner is aangemerkt.
12. Voor zover de aanvraag ziet op de jaren 2013 en 2014 kan de Dienst Toeslagen alleen herzien als het herzieningsverzoek tijdig is gedaan. Tijdig is in dit geval: binnen vijf jaren na de laatste dag van het berekeningsjaar. Eiseres heeft het herzieningsverzoek op 6 juni 2023 gedaan. Dat is dus te laat, waardoor de Dienst Toeslagen het herzieningsverzoek ook voor wat betreft de jaren 2013 en 2014 terecht heeft afgewezen.
13. De rechtbank begrijpt uit hetgeen eiseres in de processtukken heeft vermeld en ter zitting heeft toegelicht, dat zij als gevolg van haar scheiding een financieel zware periode in haar leven heeft gehad. Eiseres heeft kenbaar gemaakt dat een financiële tegemoetkoming daarom zeer wenselijk is. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de zware periode waarin eiseres zich heeft bevonden, biedt de wet in deze zaak haar geen mogelijkheid een aanvraag die na het verlopen van de termijn is ingediend alsnog toe te wijzen.
14. Deze beroepsgrond slaagt niet
Is er sprake van schending van het vertrouwensbeginsel?
15. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht, waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid (in dit geval: tot het verlenen van zorgtoeslag en kindgebonden budget) zou uitoefenen.
16. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij meerdere malen telefonisch contact heeft opgenomen met de Dienst Toeslagen. Tijdens deze telefonische contacten heeft zij aangegeven dat het door de Dienst Toeslagen gehanteerde toetsingsinkomen bij de berekening van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget over de jaren 2011tot en met 2014 niet klopt, omdat men ten onrechte rekening heeft gehouden met het toetsingsinkomen van haar toenmalige partner. Volgens eiseres is haar te kennen gegeven dat er melding zal worden gemaakt van haar telefonische oproep en dat zij bericht zal ontvangen van de Dienst Toeslagen nadat het een en ander is uitgezocht. Eiseres heeft echter geen enkel bericht ontvangen van de Dienst Toeslagen en is van mening dat zij erop mocht vertrouwen dat zij hierover wel bericht zou ontvangen.
17. Eiseres heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de gedane toezegging bij haar niet het vertrouwen heeft gegeven dat zij recht zou hebben op de zorgtoeslagen en het kindgebonden budget. Zij erkent dat de door haar genoemde toezegging enkel ziet op de terugkoppeling naar aanleiding van haar telefonisch gedane verzoek. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het heel erg vervelend is dat er een toezegging is gedaan dat eiseres zou worden teruggebeld en dat dat vervolgens niet gebeurt, is dit dus geen toezegging over het ontvangen van zorgtoeslagen en kindgebonden budget. Het levert daarom geen schending van het vertrouwensbeginsel op.
18. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

19. De Dienst Toeslagen heeft het herzieningsverzoek terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen recht heeft op zorgtoeslag en kindgebonden budget over de jaren 2011 tot en met 2014. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Durdabak, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Koopmans, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid, onder e van de Wet op de zorgtoeslag.
2.Artikel 1, eerste lid, onder b van de Wet op het kindgebonden budget.
3.Artikel 1, tweede lid van de Wet op de zorgtoeslag en artikel 1 tweede lid van de Wet op het kindgebonden budget.
4.Artikel 1, eerste lid, van de Awir.
5.Artikel 5a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
6.Het toetsingsinkomen is volgens artikel 8, eerste lid, van de Awir het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven.
7.Dit is gedaan op grond van de artikelen 7 en 3 van de Awir en artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
8.Uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 december 2020, AWB 20/3514.