ECLI:NL:RBMNE:2025:2851

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
583794
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig deskundigenbericht in civiele procedure over beleggingsverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 april 2025 een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht afgewezen. De verzoeker, die tussen 1995 en 2012 verschillende beleggingsverzekeringen heeft afgesloten bij ASR c.s., stelde dat hij schade had geleden door het niet toekennen van extra beleggingseenheden en het niet bijschrijven van ingehouden dividendbelasting op zijn polissen. Hij verzocht de rechtbank om een deskundigenonderzoek om zijn klachten te onderbouwen. ASR c.s. verweerde zich tegen het verzoek en stelde dat de vragen van de verzoeker niet ter zake dienend waren en dat het merendeel van de vragen niet door deskundigen beantwoord kon worden. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking kwam, omdat het vooral juridische vragen betrof die door de rechter zelf beantwoord moesten worden. De rechtbank benadrukte dat een voorlopig deskundigenonderzoek bedoeld is om feitelijke vragen te onderzoeken en niet om juridische beoordelingen te maken. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen belang had bij het deskundigenonderzoek, omdat de vragen niet specifiek genoeg waren en niet gericht op feiten die door deskundigen onderzocht konden worden. Uiteindelijk werd het verzoek afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: C/16/583794 / HA RK 24-199
Beschikking van 16 april 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonend in [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. P.P. Bergers,
tegen

1.de naamloze vennootschap ASR LEVENSVERZEKERING N.V.,

gevestigd in Utrecht,
2. de naamloze vennootschap
AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd in 's-Gravenhage,
verwerende partijen,
hierna samen te noemen: ASR c.s.,
advocaat: mr. S.Y.Th. Meijer, mr. R.H.B. Terwari en mr. C.E. Kielman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 7 november 2024 met producties 1 tot en met 5,
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 9,
- de akte aan de zijde van [verzoeker] met productie 6 en 7,
- de akte aan de zijde van ASR c.s. met productie 10,
- de mondelinge behandeling van 4 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Aan de partijen is medegedeeld dat uiterlijk op 16 april een beschikking wordt gegeven.

2.De beoordeling van het verzoek

De achtergrond en het verzoek
2.1.
[verzoeker] heeft in de periode van 1995 tot en met 2012 verschillende beleggingsverzekeringen afgesloten bij ASR c.s. Deze verzekeringen zijn gegoten in de vorm van een levensverzekering, waarbij de verzekeraar namens de verzekeringnemer een deel van de betaalde premie in een fonds belegt. De uitkering op de einddatum is daardoor (mede) afhankelijk van de behaalde beleggingsresultaten in het fonds. Bij deze verzekeringen is sprake van een overlijdensrisicodekking en van kapitaalopbouw op basis van beleggen met het beleggingsrisico geheel voor rekening van de verzekeringnemer.
2.2.
[verzoeker] vraagt de rechtbank nu een voorlopig deskundigenbericht te bevelen en legt daaraan ten grondslag dat hij schade heeft geleden door ASR c.s. Volgens [verzoeker] wordt hem allereerst herbeleggingsrendement ontnomen. Dit zou komen doordat er geen additionele beleggingseenheden zijn uitgegeven en bijgeschreven op zijn polissen, nadat de fondsen waarin ASR c.s. namens [verzoeker] heeft belegd dividend hebben ontvangen van de dividend-uitkerende ondernemingen waarin de fondsen hebben belegd. Daarnaast is [verzoeker] van mening dat ASR c.s. ten onrechte de op zijn naam ingehouden dividendbelasting niet op zijn polis bijschrijft. [verzoeker] stelt dat ASR c.s. hem niet op deze (volgens hem bestaande) nadelen heeft gewezen bij het afsluiten van de verzekeringen. Om zijn kansen in een eventuele bodemprocedure te bepalen, wil [verzoeker] zijn klachten over ASR c.s. laten onderzoeken door een accountant en een fiscalist.
2.3.
ASR c.s. is het niet eens met het verzoek en voert het volgende aan. Volgens ASR c.s. is het verzochte deskundigenbericht allereerst niet ter zake dienend en heeft [verzoeker] er geen belang heeft bij omdat de verwijten van [verzoeker] berusten op onjuiste uitgangspunten en ASR c.s. de verzekeringsovereenkomsten heeft uitgevoerd zoals overeengekomen. ASR c.s. stelt verder dat het merendeel van de gestelde vragen ziet op feiten die niet tot een beslissing kunnen leiden in een geschil in de bodemprocedure. Daarnaast wijst ASR c.s. erop dat aantal gestelde vragen niet door de voorgestelde deskundigen beantwoord kunnen worden en dat ze bovendien in veel gevallen niet specifiek zijn toegespitst op de situatie van [verzoeker] . Op grond van dit laatste is het verzoek daarom ook niet voldoende concreet volgens
ASR c.s.
De rechtbank beveelt geen voorlopig deskundigenverzoek
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat een voorlopig deskundigenonderzoek bedoeld is om een partij de mogelijkheid te geven aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden. Hiermee kan een partij dan bijvoorbeeld beter beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. Een dergelijk verzoek wordt in beginsel toegewezen als het ter zake dienend en voldoende concreet is en het gaat om feiten die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is alleen anders wanneer de rechtbank oordeelt dat verzoeker daarbij geen belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW), of als er sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank komt het verzoek van [verzoeker] niet voor toewijzing in aanmerking. Daar ligt het volgende aan ten grondslag.
2.6.
De rechtbank begrijpt uit de uitvoerige toelichting van [verzoeker] dat het gevraagde onderzoek in de kern genomen ziet op de vragen of (1) ASR c.s. gehouden is om extra beleggingseenheden toe te kennen aan de polissen van [verzoeker] als gevolg van het bijschrijven van dividend op de balansvoorziening van die polissen en (2) het ASR c.s. is toegestaan om de ingehouden dividendbelasting over de dividenduitkering aan de fondsen waarin ASR c.s. namens [verzoeker] belegt, te verrekenen met de door haar te betalen vennootschapsbelasting. Deze vragen komen voort uit een geschil tussen partijen over de uitleg van de toepasselijke polisvoorwaarden, diverse fiscale bepalingen en overige stukken uit het dossier. De beantwoording van deze vragen vergt een juridische beoordeling aan de hand van de stellingen van partijen en de stukken waarop partijen zich beroepen. Deze beoordeling is voorbehouden aan de rechter. Het verzoek van [verzoeker] gaat nu juist om deze juridische beoordeling door de deskundigen en ziet niet op feiten die door middel van deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Deze beoordeling hoort dan ook plaats te vinden door de rechter in een eventueel door [verzoeker] tegen ASR c.s. aanhangig te maken procedure. Omdat het verzoek van [verzoeker] dus niet ziet op feiten die door middel van deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden, maar vooral ziet op een juridische beoordeling die niet door deskundigen maar door de bodemrechter dient plaats te vinden, is het niet ter zake dienend.
2.7.
Daar komt bij dat (bijna) alle vragen in het verzoek van [verzoeker] geen betrekking hebben op feiten die door middel van een deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Zo worden de te benoemen deskundigen in het verzoek onder meer gevraagd om een ‘analyse’, ‘beschrijving’ of ‘duiding’ te geven van standpunten en wettelijke bepalingen. Daarnaast komt het bij een groot deel van de vragen aan op een interpretatie van de polisvoorwaarden of fiscale bepalingen. [1] Zoals hiervoor al aan bod kwam is een voorlopig deskundigenbericht voor zulke vragen niet bedoeld. Verder geldt voor het merendeel van de vragen dat ze niet zijn toegespitst op de rechtsverhouding tussen [verzoeker] en ASR c.s., maar op de rechtspositie van verzekeraars, verzekeringnemers en beleggingsfondsen in het algemeen. [2] Met betrekking tot deze vragen is daarom onduidelijk in hoeverre het gewenste onderzoek informatie kan opleveren waarmee [verzoeker] in een eventuele bodemprocedure een rechtsvordering kan instellen. In die bodemprocedure gaat het tenslotte om de feiten inzake de rechtsverhouding tussen [verzoeker] en ASR c.s. Door [verzoeker] is ook niet toegelicht wat de relevantie van deze gewenste informatie is. Op deze onderdelen is het verzoek daarom te algemeen en te vaag. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat er bovendien diverse vragen zijn voorgelegd waarbij onduidelijk is of ze binnen de expertise van de te benoemen deskundigen vallen. [3]
2.8.
Voor zover het gevraagde deskundigenonderzoek betrekking heeft op de feitelijke vragen of [verzoeker] financiële schade lijdt doordat er geen additionele beleggingseenheden worden toegekend aan zijn polis, en of de door ASR c.s. verrekende dividendbelasting wordt herbelegd ten gunste van verzekeringnemers, oordeelt de rechtbank als volgt. [4] Tegen de achtergrond van de onder 2.6 beschreven discussie tussen partijen, is onduidelijk wat de relevantie van het antwoord op deze vragen is voor de vaststelling van de gestelde aansprakelijkheid in de civiele procedure die [verzoeker] eventueel aanhangig wil maken. Bij gebrek aan enige toelichting hierover door [verzoeker] , geldt ook in dit opzicht dat het voorlopig deskundigenbericht niet voor toewijzing in aanmerking komt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.
5782

Voetnoten

1.Zie onder meer de vragen 2 (accountant), 1 en 15 (fiscalist) die achtereenvolgens luiden: ‘
2.Zie onder meer vragen 9 (accountant) en 9 (fiscalist) die achtereenvolgens luiden: ‘’
3.Zie onder meer vraag 5 (fiscalist) die luidt: ‘’
4.Zie de vragen 3, 8 en 10 (accountant), die achtereenvolgens luiden: ‘’