ECLI:NL:RBMNE:2025:2854

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
11695203 \ LV EXPL 25-15 BW 31650
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over wedertewerkstelling van een werknemer na bedrijfseconomische vrijstelling

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2025 uitspraak gedaan. De eiseres, werkzaam als telefoniste/receptioniste bij de gedaagde B.V., is per direct vrijgesteld van haar werkzaamheden vanwege bedrijfseconomische redenen. De gedaagde heeft de functie van eiseres laten vervallen en heeft een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV. Eiseres verzoekt de rechtbank om haar wederom toe te laten tot haar werkzaamheden en toegang te verlenen tot haar werkaccount, met een dwangsom als de gedaagde hier niet aan voldoet. De kantonrechter oordeelt dat de vraag of de functie van eiseres is vervallen, niet in dit kort geding kan worden beantwoord, aangezien deze kwestie in de ontslagprocedure bij het UWV aan de orde is. De rechter stelt vast dat de werkzaamheden van eiseres niet meer bestaan en dat er geen spoedeisend belang is om haar in afwachting van de ontslagprocedure weer aan het werk te stellen. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres af, maar compenseert de proceskosten, gezien de ongelukkige wijze waarop de gedaagde met eiseres heeft gecommuniceerd over haar vrijstelling.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 11695203 \ LV EXPL 25-15 BW 31650
Vonnis in kort geding van 6 juni 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: dhr. E.P. de Jong,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. Witvoet.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding van 15 mei 2025 met 8 producties,
- de akte overlegging producties I t/m V van [gedaagde] (d.d. 21 mei 2025).
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2025, op de zittingslocatie van deze rechtbank in Almere. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door de heer De Jong. Namens [gedaagde] zijn de heren [A] (DGA) en [B] (Senior HR adviseur) verschenen, bijgestaan door mr. Witvoet. Beide gemachtigden hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, deze zijn aan het dossier toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat met partijen is besproken tijdens de zitting.
1.3.
Tijdens de zitting is bepaald dat uiterlijk op 6 juni 2025 uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] werkt sinds 5 februari 1990 bij [gedaagde] en is op dit moment werkzaam als telefoniste/receptioniste. [gedaagde] heeft [eiseres] op 2 april 2025 laten weten dat haar functie komt te vervallen vanwege bedrijfseconomische redenen. Diezelfde dag heeft [gedaagde] aan [eiseres] meegedeeld dat zij haar werkzaamheden niet meer hoeft uit te voeren en is [eiseres] vrijgesteld van werkzaamheden. [eiseres] heeft gevraagd aan [gedaagde] om haar werkzaamheden weer te mogen hervatten, maar dat heeft [gedaagde] afgewezen. [gedaagde] heeft een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV en wil de uitkomst van die ontslagprocedure afwachten, omdat de werkzaamheden van [eiseres] niet meer bestaan.
[eiseres] vraagt in deze procedure om [gedaagde] te gebieden om haar weer toe te laten tot haar werkzaamheden en haar weer toegang te verlenen tot haar werkaccount, op straffe van een dwangsom als [gedaagde] dat nalaat.
2.2.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af en legt dat hierna uit.

3.De beoordeling

3.1.
Hoewel de kern van het geschil tussen partijen in dit kort geding eigenlijk de vraag betreft of de functie van [eiseres] is vervallen, leent dit kort geding zich niet voor beantwoording van die vraag. Die vraag ligt in het kader van de ontslagprocedure nu voor bij UWV. In dit kort geding kan de kantonrechter daarom alleen beoordelen of de omstandigheden een ordemaatregel vereisen in de vorm van terugkeer in de functie in afwachting van de uitkomst van de ontslagprocedure.
Toetsingskader
3.2.
Bij de beoordeling staat voorop dat een arbeidsovereenkomst recht geeft op loon, maar niet zonder meer het recht geeft op het mogen verrichten van arbeid. Wel geldt dat voor een ingrijpende maatregel als een op non-actiefstelling alleen grond is als sprake is van dusdanig zwaarwegende omstandigheden dat van de werkgever in redelijkheid niet langer gevergd kan worden dat hij de werknemer tot de bedongen arbeid toelaat.
Of de werkgever verplicht is de werknemer in staat te stellen de overeengekomen arbeid te verrichten hangt af van de aard van de dienstbetrekking, van de overeengekomen arbeid en van de bijzondere omstandigheden.
Het belang van [gedaagde] weegt zwaarder
3.3.
[gedaagde] heeft toegelicht dat van haar niet verwacht kan worden [eiseres] toe te laten tot de bedongen arbeid, omdat het werk van telefoniste/receptioniste er niet meer is op de werklocatie van [eiseres] . [gedaagde] heeft uitgelegd en inzichtelijk gemaakt dat zij onderdeel uitmaakt van [bedrijfsnaam 1] B.V. en daarmee één van de vele vennootschappen is binnen dit conglomeraat en dat door een verslechterde financiële situatie is besloten de interne bedrijfsorganisatie te herstructureren en een kostenreductie door te voeren. Een van die maatregelen is dat de telefoondiensten binnen alle tot het conglomeraat behorende vennootschappen worden samengevoegd. De telefooncentrale van [gedaagde] (en de andere vennootschappen binnen het conglomeraat) wordt samengevoegd met die van [bedrijfsnaam 2] in [plaats] en dat betekent dus dat er geen telefoonlijnen meer binnenkomen bij [gedaagde] . [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat inmiddels duidelijk is dat die centralisatie per 1 juni 2025 zal worden doorgevoerd.
3.4.
Op de vraag van de kantonrechter waarom het voor [eiseres] van essentieel belang is om haar werkzaamheden te blijven verrichten gedurende de lopende ontslagprocedure heeft [eiseres] benadrukt dat zij erg geraakt is door de manier waarop [gedaagde] met haar heeft gecommuniceerd over het verval van haar functie en de daarmee per direct ingegane vrijstelling van werk en afsluiting van haar werkaccount. Daardoor voelt zij zich als een crimineel behandeld. Haar is de kans ontnomen om haar collega’s nog te spreken en [gedaagde] heeft de mogelijkheden niet benut om te bezien of er een andere passende functie voor haar is. Tot slot heeft [eiseres] erop gewezen dat zij graag haar dagelijkse routine wil behouden door te werken en haar inkomen nodig heeft.
3.5.
De kantonrechter is het met [eiseres] eens dat het meedelen van de boventalligheid en de direct daaraan gekoppelde vrijstelling en het naar huis sturen van [eiseres] , zeer ongelukkig is aangepakt door [gedaagde] , zeker gelet op het lange dienstverband van 35 jaar dat [eiseres] heeft bij [gedaagde] . Dit had anders gekund en gemoeten. Hoewel [gedaagde] heeft toegelicht dat zij hier de goede bedoeling mee had om [eiseres] in alle rust te laten bijkomen van en nadenken over deze beslissing en de toekomst, en om haar niet meer te vermoeien met alle wijzigingen binnen de organisatie, is goed voorstelbaar dat deze plotsklapse mededeling en het vertrek van de werkvloer na een zeer lang dienstverband flink impact hebben (gehad) op [eiseres] . [gedaagde] had hier zorgvuldiger moeten handelen.
3.6.
[eiseres] heeft echter niet betwist dat het werk van telefoniste/receptioniste bij [gedaagde] er niet meer is. De eigen werkzaamheden van [eiseres] zijn dus niet meer beschikbaar en daarin kan zij dus niet tewerk gesteld worden. Dat heeft ook gevolgen voor haar vordering tot wedertewerkstelling. Hoewel dit in eerste instantie in de risicosfeer ligt van [gedaagde] als werkgever, heeft [eiseres] , alle omstandigheden afwegend, er onvoldoende (spoedeisend) belang bij om nu in afwachting van de beslissing van het UWV toe te worden gelaten tot de werkvloer in andersoortige werkzaamheden. [eiseres] heeft onder meer haar belang tot behoud van inkomen benoemd, maar het staat vast dat [eiseres] haar loon gedurende de vrijstelling gewoon ontvangt. Het belang van [eiseres] om aan het werk te blijven en om contact met collega’s te behouden omdat dit haar voldoening geeft, weegt gelet op de omstandigheid dat die werkzaamheden er niet meer zijn, minder zwaar dan het belang van [gedaagde] om in afwachting van de ontslagprocedure [eiseres] vrij te stellen van haar werkzaamheden.
3.7.
Ten aanzien van het standpunt van [eiseres] dat zij ook in andere functies aan het werk kan, geldt dat de beoordeling of er mogelijk andere passende functies voor [eiseres] zijn binnen [gedaagde] mede zal worden beoordeeld in de ontslagprocedure en de kantonrechter daarover in dit kort geding niet kan oordelen. Dat geldt ook voor (de toetsing van) het afspiegelingsbeginsel waarvan [eiseres] nog naar voren heeft gebracht dat dit beginsel mogelijk niet correct is toegepast.
3.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] niet een zodanig belang heeft dat het treffen van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. De gevorderde tewerkstelling zal daarom worden afgewezen.
De proceskosten worden gecompenseerd
3.9.
Gelet op de relatie tussen partijen en in het bijzonder op de manier waarop door [gedaagde] is gehandeld, zoals hiervoor onder 3.5 is overwogen, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.