ECLI:NL:RBMNE:2025:2857

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
UTR25/1318
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 mei 2025 uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die op 26 februari 2025 in beroep ging tegen het niet tijdig beslissen door het UWV op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door geen omschrijving te geven van het besluit waartegen het beroep is gericht. Eiser ontving op 14 maart 2024 een aangetekende brief van de rechtbank waarin hij werd verzocht om binnen vier weken te verduidelijken waartegen zijn beroep was gericht. Aangezien eiser hier niet op heeft gereageerd, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft verder overwogen dat er geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb, waardoor eiser niet in beroep kan gaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser zich moet wenden tot het UWV of de Nationale Ombudsman voor zijn klachten over het IT-beheer van het UWV. De rechtbank heeft ook bepaald dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding en dat het griffierecht niet wordt teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1318

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser van 26 februari 2025, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1] Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
3. De eiser heeft op 26 februari 2025 beroep ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht. Iemand die in beroep gaat moet een omschrijving van het besluit geven, waartegen het bezwaar of beroep is gericht. Dit staat in artikel 6:5, lid 1, onder c, en artikel 6:6, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. De rechtbank heeft eiser op 14 maart 2024 een aangetekende brief verstuurd, waarin staat dat eiser binnen vier weken moet vermelden waartegen het beroep is gericht.
5. Omdat eiser dit niet heeft gedaan, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan behandelen, omdat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 6:5 eerste lid, onder c, en artikel 6:6, onder a, van de Awb.
6. Eiser kan alleen in beroep gaan, indien er sprake is van een besluit in de zin van de Awb. In de onderliggende zaak is hier geen sprake van. Daarom zal de eiser zich moeten wenden tot het UWV of bijvoorbeeld de nationale ombudsman.
7. Uit het beroepschrift van eiser leidt de rechtbank af dat hij een oordeel vraagt over de manier waarop het UWV met zijn klachten omgaat. Deze klachten hebben betrekking op het IT-beheer van het UWV. Eiser kan bij de bestuursrechter echter alleen in beroep gaan, als er sprake is van een besluit in de zin van de Awb. In de onderliggende zaak is hiervan geen sprake. Eiser heeft geen besluit overgelegd en uit zijn stukken lijkt ook te volgen dat er geen besluit van het UWV is waartegen eiser in beroep kan komen. Voor de manier waarop het UWV met zijn klachten omgaat zal de eiser zich moeten wenden tot het UWV of bijvoorbeeld de Nationale Ombudsman.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Eiser krijgt het griffierecht niet terug.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg , rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass , griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).