ECLI:NL:RBMNE:2025:2865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
C/16/579640 / HL ZA 24-219
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding koopovereenkomst en schadevergoeding wegens gebreken aan tweedehands sloep

In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, een tweedehands sloep gekocht van gedaagde, een eenmanszaak. De sloep bleek niet geschikt voor varen op zee, wat in strijd was met de overeenkomst. Eiseres vorderde vermindering van de koopprijs op basis van artikel 6:270 BW, en de rechtbank heeft deze vordering toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de vermindering van de koopprijs naar evenredigheid moest worden vastgesteld, rekening houdend met het gebruik van de sloep. Daarnaast zijn er gebreken aan de sloep vastgesteld, en eiseres heeft schadevergoeding gevorderd voor herstelkosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en in verzuim is geraakt. Eiseres heeft recht op schadevergoeding, die door de rechtbank is begroot op € 12.459,15. Ook is gedaagde veroordeeld tot het verstrekken van documentatie van de sloep en het betalen van buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres tot gederfd gebruiksgenot afgewezen, omdat er geen sprake was van geestelijk letsel. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd en de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/579640 / HL ZA 24-219
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen:
[eiseres],
advocaat: mr. R. van der Jagt te Breda,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen:
[handelsnaam],
advocaten: mrs. M. Bulk en M.H.Z. Brouwers te Zoetermeer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 augustus 2024 met producties 1 t/m 19;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 11;
- de akte overlegging productie 20 van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling van 25 februari 2025 en het daarvan opgemaakte proces-verbaal;
- de spreekaantekeningen van [eiseres] ;
- de spreekaantekeningen van [handelsnaam] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een gerechtsdeurwaarderskantoor dat (indirect) wordt bestuurd door de heer [A] (hierna: [A] ).
2.2.
[handelsnaam] is een eenmanszaak die wordt geëxploiteerd door de heer [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ). [handelsnaam] is actief op het gebied van verkoop van aluminium sloepen.
2.3.
In augustus 2021 zijn [A] en [gedaagde] met elkaar in contact getreden over de aankoop van een aluminium sloep. Dat contact blijkt uit een e-mailbericht van 1 september 2021 van [handelsnaam] aan [A] . In dat e-mailbericht heeft [gedaagde] in gekleurde tekst antwoord gegeven op eerdere vragen van [A] in zwarte tekst. Op 2 september 2021 heeft [handelsnaam] een offerte uitgebracht voor een tweedehands
“demo sloep”van het type [handelsnaam] 700 (hierna: de sloep) voor een koopprijs van € 57.000 inclusief btw.
2.4.
Alvorens [A] de offerte tekende heeft hij op 2 september 2021 een telefoongesprek gevoerd met [gedaagde] . Daarin heeft [A] onder meer vragen gesteld over de door [gedaagde] gegeven antwoorden in zijn e-mailbericht van 1 september 2021. Naar aanleiding daarvan heeft hij handgeschreven aantekeningen gemaakt op een print van de e-mail van 2 september 2021. [A] heeft de offerte per e-mail van 3 september 2021 getekend aan [handelsnaam] terug gestuurd. Op de offerte heeft [A]
“conform afspraken (bijlage)”met de hand bijgeschreven.
2.5.
In de e-mail van 3 september 2021 schrijft [A] :
“Hierbij ontvang je de door mij ondertekende offerte. (…). Ik heb als bijlage toegevoegd eerder mailcorrespondentie zodat we ook de detailafspraken bij elkaar hebben.”Die bijlage is het e-mailbericht van 1 september 2021 van [gedaagde] met daarop de handgeschreven aantekeningen van [A] . Die bijlage ziet er als volgt uit:
2.6.
Op 6 september 2021 heeft [handelsnaam] een factuur aan [eiseres] gestuurd voor de sloep voor een totaalbedrag van € 58.325,00 inclusief btw. De sloep is op 16 september 2021 door [handelsnaam] aan [eiseres] geleverd.
2.7.
Op 12 december 2021 stuurt [A] een e-mailbericht aan [gedaagde] in verband met problemen met het roer van de sloep. In het e-mailbericht staat onder meer:
“Gisteren heb ik tijdens het varen een probleem aan het roer of stuur gehad. Nadat ik een stuk achteruit had gevaren, deed het roer niets meer. Het reageerde niet meer op het stuur. Vervolgens is de motor uitgeslagen. Nadat ik de boot weer aan de praat kreeg met moeite en enige kracht weer beweging in het roer gekregen. Het sturen gaat nu niet soepel.
Heb jij enig idee wat er aan de hand is of hoe dit kon gebeuren? We moeten dit snel na laten kijken.”
Op 13 december 2021 heeft [gedaagde] het e-mailbericht van [A] beantwoord. In dat e-mailbericht staat onder meer:
“Dit lijkt een gevalletje touw in de schroef of rommel. Je zou je boot en keer in voor en achter uit kunnen doen, lukt dit niet dan moet je naar een jacht werf, hun kunnen zien of er wat in de schroef zit, het kan zijn door het zware sturen dat je stuurkabel ook kapot is gegaan.”
2.8.
Op 16 maart 2023 stuurt [A] een e-mailbericht aan [gedaagde] in verband met een piep vanuit de sloep. In het e-mailbericht staat onder meer:
“Ik heb een piep in mijn boot. De piep hoor ik niet als ik vaar, maar wel als ik vervolgens de gashendel stationair zet en de boot dus vaart mindert tot bijna stilstand. Het klinkt als een piepende remleiding.
Weet jij wat dit kan zijn en hoe het is te verhelpen?
Het euvel waar ik je inmiddels een hele tijd geleden over heb geappt wordt overigens veroorzaakt door het roer. Blijkbaar kan het roer tegen de schroef komen.”
Partijen reageren daarna op elkaars e-mailberichten. Op 16 maart 2023 schrijft [gedaagde] onder meer:
“Ik zou het even laten na kijken door iemand in de buurt en er niet mee door varen.”
[A] schrijft op 16 mei 2023 onder meer:
“Bij de werf ( [naam] ) hebben ze het nagekeken. Blijkbaar is een cilinder kapot. Er wordt nu gekeken of er meer speelt en of het mogelijk is om de motor te reviseren. Wil jij dat doen of zal ik het hier in de buurt laten doen?”
[gedaagde] schrijft op 16 mei 2023 onder meer:
“Is er ook onderhoud geweest? wij hebben dat wel meerde keren aangeven. Is er onderhoud geweest door een dealer van [bedrijf 1] , zou je dit kunnen claimen bij [bedrijf 1] .
Zijn hun [bedrijf 1] dealer dan kunnen ze dit claimen onder garantie als dit garantie is.”
Op 17 mei 2023 schrijft [A] onder meer:
“ [bedrijf 1] ken ik niet en daarmee heb ik geen relatie, die heb ik alleen met jou. De motor is van een ander merk. Misschien dat jij als verkoper/leverancier een garantieafspraak hebt zodat je kan claimen. Wil jij de motor reviseren of zal ik dat beter hier in de buurt laten doen?”
[gedaagde] schrijft op 17 mei 2023 onder meer:
“Ik heb daarom een aantal vragen over de motor?
Wanneer is er voor het laats onderhoud geweest aan de motor?
Is de boot deze winterklaar gemaakt?
Heeft de sloep in de stalling gestaan ?
Wanneer is dit gebeurt?
Als dit onder garantie valt zou dit bij een [bedrijf 1] dealer bij jou in de buurt gemaakt kunnen worden.”
Op 5 juni 2023 schrijft [A] onder meer:
“Over de kosten van het reviseren van de motor is geen inschatting te maken, dat is afhankelijk van wat wordt aangetroffen. Grove inschatting is l,5k om de boot uit de motor te krijgen en dan tot zo'n 8k voor het reviseren. Een nieuwe motor kost naast het blok ongeveer l,5k voor inbouw.
Zoals ik je al eerder heb laten weten is ook vastgesteld dat het roer tegen de schroef aan kan komen. Dat hoort niet. Dat laat ik meteen verhelpen. De accu van de startmotor heb ik recent al laten vervangen omdat de boot niet startte toen ik hem naar de werf wilde varen.
De werf die ik nu spreek kan pas leveren eind 2023. Dan mis ik het vaarseizoen waar de boot toch voor is gekocht. Ik ben nu in gesprek met een ander die het mogelijk sneller kan doen. Kan jij mij laten weten of jij de motor in redelijke termijn kan reviseren of dat ik je de factuur van de derde door kan sturen?”
Op 17 juni 2023 stuur [A] onder meer:
“Op 6 juni heb je me gebeld. Je vertelde dat je de boot toch ineens zelf op wil laten halen voor onderzoek en reparatie. Daar stond ik natuurlijk niet afwijzend tegenover. Je vertelde dat als het garantie is de kosten voor jou zijn en dat als het geen garantie is de kosten voor mij zijn. Ik heb je aangegeven dat ik dat logisch vind. Je vertelde ook vrij zeker te weten dat het geen garantie is omdat een motor van 200 uren geen problemen geeft en dat het dus waarschijnlijk zou komen door verkeerd winterklaar maken. Dat zou ik vreemd vinden. Ik heb de boot winterklaar gemaakt en het heeft deze winter bovendien nauwelijks gevroren.
Tijdens ons gesprek heb ik je gevraagd wanneer het onderzoek klaar is, door wie het zou worden uitgevoerd, wat de kosten zijn en wanneer en door wie je de motor laat repareren. Dit kon je allemaal niet vertellen, je zou het door iemand laten doen en een tijdsindicatie kon je niet geven. We spraken toen concreet af dat je me de dag erna, dus op 7 juni, een e-mail zou sturen met deze informatie en een plan. Die e-mail heb ik nog altijd niet gehad. Je vertelde dat je per 9 juni met vakantie bent en dan dus geen tijd hebt.
Wel werd ik op 12 juni gebeld door iemand namens [handelsnaam] . Hij vertelde me dat hij de boot op zou komen halen. Ik heb hem aangeven dat ik nog geen e-mail heb gekregen en heb hem dus gevraagd wat het plan is, door wie het wordt uitgevoerd en hoe lang het gaat duren. De man vertelde dat allemaal niet te weten omdat hij alleen transporteur is. Ik heb met hem afgesproken dat ik alsnog een e-mail zou krijgen. Die e-mail heb ik nog altijd niet gehad en we zijn weer een week verder.
(…)
Ik laat de boot daarom nu overbrengen naar een gerenommeerde partij in scheepstechniek. Zij kan de werkzaamheden volgende week al verrichten zodat ik nog deze maand kan varen. Daar heb je immers een boot voor.”
2.9.
[eiseres] heeft de sloep in de periode tussen 23 juni 2023 en 1 augustus 2023 laten herstellen door [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). [bedrijf 2] heeft een
“Schade verslag”(hierna: het schadeverslag) opgesteld met daarin haar bevindingen over gebreken van de sloep. [A] heeft het schadeverslag per e-mailbericht van 11 september 2023 aan [gedaagde] gestuurd.
2.10.
Op 3 september 2024 stuurt [gedaagde] een e-mailbericht aan de advocaat van [eiseres] waarin onder meer staat:
“De verkeerde accu’s
Dit is een fout die door de vorige eigenaar is gemaakt. Hij heeft later zelf het muzieksysteem ingebouwd. Dat systeem verbruikt veel Ah, maar de dieselmotor kan dit zeker bijlagen”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. het nadeel van [eiseres] , bestaande uit het verschil tussen de koopsom van de sloep van € 57.000 en het bedrag van een opvolgend model van € 29.950, opheft, althans de koopovereenkomst gedeeltelijk ontbindt met een evenredige vermindering van de koopprijs van de sloep voor een bedrag van € 27.050;
II. [handelsnaam] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 27.050 in verband met de vermindering van de koopprijs van de sloep, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de levering van de sloep althans vanaf de dag van dagvaarding;
III. [handelsnaam] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 18.623,05 aan schadevergoeding in verband met herstelkosten van de sloep, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de data dat de kosten zijn gemaakt althans vanaf de dag van dagvaarding;
IV. [handelsnaam] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 21.250 in verband met gederfd gebruiksgenot van de sloep, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van levering van de sloep althans vanaf de dag van dagvaarding;
V. [handelsnaam] veroordeelt tot het verstrekken van (i) een correct CE-keurmerk van de sloep, (ii) de eigenaarshandleiding van de sloep en (iii) de CE-conformiteitsverklaring binnen veertien dagen na het te wijzen op straffe van een dwangsom van € 250 voor iedere dag waarop [handelsnaam] in gebreke blijft;
VI. bepaalt dat [eiseres] de sloep door een erkende instantie mag laten keuren om het CE-keurmerk te verkrijgen en [handelsnaam] veroordeelt in de kosten van de keuring als [handelsnaam] niet binnen 30 dagen na betekening van het te wijzen gevolg heeft gegeven aan de vordering onder V;
VII. [handelsnaam] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.444,23 in verband met buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
VIII. [handelsnaam] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal eerst de vorderingen beoordelen die betrekking hebben op het
CE-keurmerk van de sloep. Vervolgens zal de vordering tot schadevergoeding in verband met gebreken van de sloep beoordeeld worden. Daarna wordt de vordering in verband met het gederfd gebruiksgenot van de sloep besproken en tot slot de vorderingen tot het verstrekken van documentatie.
CE-keurmerk van de sloep
4.2.
[eiseres] stelt dat zij gedwaald heeft bij het sluiten van de overeenkomst, omdat de sloep niet beschikt over het CE-keurmerk type B en de sloep daarmee niet over het keurmerk beschikt voor varen op zee. Volgens [eiseres] heeft [A] in het telefoongesprek met [gedaagde] op 2 september 2021 nadrukkelijk vragen gesteld over de zeewaardigheid en heeft [gedaagde] toen bevestigd dat de sloep over het CE-keurmerk type B voor varen op zee beschikt. [eiseres] verwijst daarvoor naar de aantekeningen op de e-mail van 2 september 2021 (zie nr. 2.5). De sloep beschikt niet over het CE-keurmerk type B en is ongeschikt voor varen op zee. Daarom is er te veel betaald voor de sloep, aldus [eiseres] . Zij vordert primair dat de rechtbank de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van dit nadeel wijzigt (artikel 6:230 lid 2 BW) althans de overeenkomst gedeeltelijk ontbindt en de koopprijs naar beneden bijstelt (artikel 6:265 lid 1 jo. 6:270 BW).
4.3.
[handelsnaam] heeft gemotiveerd betwist dat er sprake is van dwaling.
4.4.
Voor de vraag of [eiseres] heeft gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst of het recht heeft de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden, moet beoordeeld worden of [eiseres] erop mocht vertrouwen dat een sloep met CE-keurmerk type B door [handelsnaam] geleverd zou worden.
4.5.
Het is niet in geschil dat partijen voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst telefonisch contact hebben gehad om de details van de overeenkomst te bespreken. [A] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de handgeschreven tekst op het e-mailbericht van 1 september 2021 (zie nr. 2.5) een uitwerking is van de detailafspraken die hij telefonisch met [gedaagde] heeft gemaakt. In het e-mailbericht heeft [A] aan [gedaagde] gevraagd welk CE-keurmerk de sloep heeft. In antwoord daarop heeft [gedaagde] aan [A] geschreven
“Nederlandse ce keur van hiswa”. Daarachter staat in handgeschreven tekst
“CE keur B (= Zee)”. Dit bericht met deze tekst heeft [A] als bijlage bij het retourneren van de getekende offerte aan [gedaagde] gestuurd met de duidelijke uitleg dat “we ook de detailafspraken bij elkaar hebben”. Weliswaar heeft [gedaagde] verklaard dat hij zich de detailafspraken niet meer kan herinneren, maar dat die afspraken zijn gemaakt heeft hij niet weersproken. Het is ook niet gebleken dat [gedaagde] op dit punt tegen de handgeschreven tekst heeft geprotesteerd nadat [A] de e-mail van 2 september 2021 met die aantekeningen als bijlage bij de getekende offerte aan [gedaagde] heeft geretourneerd. Daarmee staat voldoende vast dat de handgeschreven tekst afspraken zijn die tijdens het telefonisch overleg tussen partijen zijn gemaakt en dat [gedaagde] [A] heeft medegedeeld dat een sloep met CE-keurmerk type B geleverd zou worden. Dat is een mededeling van [gedaagde] waarop [A] mocht vertrouwen (in de zin van artikel 3:35 BW). [A] mocht er dus gerechtvaardigd op vertrouwen dat de geleverde sloep zou beschikken over het CE-keurmerk type B en daarmee geschikt is voor varen op zee. Het is tussen partijen niet in geschil dat de sloep niet beschikt over het CE-keurmerk type B en dat de sloep niet geschikt is voor varen op zee.
4.6.
Voor een geslaagd beroep op dwaling is vereist dat de wederpartij moest begrijpen dat de aanwezigheid van een bepaalde eigenschap voor de dwalende van beslissende betekenis was (zie het arrest van de Hoge Raad van 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1046). Naar het oordeel van de rechtbank is niet voldaan aan dit kenbaarheidsvereiste. Het is onvoldoende gebleken dat de zeewaardigheid van de sloep voor [eiseres] een essentieel onderdeel is voor het sluiten van de koopovereenkomst. Weliswaar heeft [A] aan [handelsnaam] gevraagd welk CE-keurmerk de sloep heeft, maar dat [handelsnaam] moest begrijpen dat het CE-keurmerk type B van beslissende betekenis was blijkt nergens uit. Dat de zeewaardigheid van de sloep voor [eiseres] geen essentieel onderdeel was van de overeenkomst, blijkt bovendien uit het feit dat [eiseres] de sloep voor aanzienlijke kosten heeft laten herstellen nadat zij wist dat de sloep niet geschikt was voor het varen op zee. De primaire vordering van [eiseres] om de overeenkomst te wijzigen tot opheffing van het door haar geleden nadeel wegens dwaling zal daarom worden afgewezen.
4.7.
Omdat vast is komen te staan dat het CE-keurmerk type B is afgesproken en [eiseres] een sloep geleverd heeft gekregen met een ander type CE-keurmerk, is [handelsnaam] tekort geschoten in de nakoming van een verbintenis uit de overeenkomst. Omdat de geleverde sloep niet geschikt is voor het varen op zee, is nakoming van [handelsnaam] blijvend onmogelijk. Daarom heeft [eiseres] het recht de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden.
4.8.
[eiseres] vordert dat de koopprijs van de sloep op grond van artikel 6:270 BW tot een bedrag van € 29.950 wordt bijgesteld, omdat [handelsnaam] een opvolgend model van de sloep voor dat bedrag te koop aanbiedt. [handelsnaam] heeft de hoogte van het gevorderde nadeel gemotiveerd weersproken door onder meer te wijzen op het feit dat het opvolgend model waar [eiseres] naar verwijst een casco aluminium sloep is zonder motor en opties en de prijs voor dat opvolgend model daardoor veel lager ligt dan de prijs van de sloep die [eiseres] heeft gekocht.
4.9.
[eiseres] heeft niet betwist dat de prijs voor het opvolgend model veel lager ligt dan de prijs van de sloep die zij heeft gekocht. Daarom kan dat geen uitgangspunt zijn voor de begroting van het door [eiseres] geleden nadeel. Naar het oordeel van de rechtbank moet de vermindering van de koopprijs naar evenredigheid worden begroot aan de hand van de mate waarin [eiseres] gelet op het gebruik van de sloep zoals zij zich dat had voorgesteld wordt beperkt. Naar eigen zeggen heeft [eiseres] de sloep aangeschaft voor het onderhouden van netwerkactiviteiten met klanten en voor bedrijfsuitjes en -feestjes. Op vragen van de rechtbank over het gebruik van de sloep, heeft [A] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het niet zijn bedoeling is om met de sloep naar London te varen, maar dat je vanaf Amsterdam zo op het IJsselmeer of de Noordzee bent. Naar het oordeel van de rechtbank is de mate waarin [eiseres] in haar voorgenomen gebruik van de sloep wordt beperkt door het gebrek aan CE-keurmerk type B zeer gering. Daar waar [eiseres] op het IJsselmeer wil varen, is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat het huidige keurmerk van de sloep daaraan niet in de weg staat. Daarnaast vaar je met een klant of een personeelsfeestje met de onderhavige sloep feitelijk gezien vanaf Amsterdam niet “zo maar” naar de Noordzee. De rechtbank bepaalt de verminderde koopprijs van de sloep vanwege het ontbreken van CE-keurmerk type B daarom op € 1.000 (inclusief btw).
4.10.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank de vordering van [eiseres] tot gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst toewijzen met dien verstande dat de koopprijs van de sloep met € 1.000 (inclusief btw) naar beneden wordt bijgesteld. Bovendien zal [handelsnaam] worden veroordeeld om na een daartoe opgemaakte creditfactuur aan [eiseres] een bedrag van € 1.000 te betalen.
4.11.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente over het met de vermindering van de koopprijs gemoeide bedrag. Deze vordering is niet toewijsbaar. Wettelijke handelsrente is niet van toepassing op een vordering als deze, een vordering tot ongedaanmaking na gedeeltelijke ontbinding van een overeenkomst. De regeling van de wettelijke handelsrente heeft betrekking op de primaire betalingsverbintenis uit de handelsovereenkomst, de verbintenis tot betaling van de tegenprestatie voor de geleverde goederen of diensten.
4.12.
[handelsnaam] is pas wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat hij in verzuim is met betaling van het bedrag van € 1.000. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
Herstelkosten
4.13.
[eiseres] stelt dat de sloep verschillende gebreken bevat die bij levering aanwezig waren en dat daarmee sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis uit de koopovereenkomst door [handelsnaam] . [eiseres] heeft onder meer problemen met het roer, de accu’s, de bilgepomp en de motor ervaren. Ter onderbouwing van de verschillende gebreken heeft [eiseres] het schaderapport van [bedrijf 2] in het geding gebracht. Door de afhoudende opstelling en zijn verzuim om tot herstel over te gaan heeft [eiseres] besloten de sloep door derde partijen te laten herstellen. De kosten die zij voor het herstel heeft gemaakt vordert zij als schadevergoeding.
4.14.
[handelsnaam] betwist dat de sloep op het moment van levering aan [eiseres] gebreken bevat. Volgens [handelsnaam] zijn de gebreken na verloop van tijd ontstaan en is hij voor die gebreken niet verantwoordelijk. Bovendien betwist [handelsnaam] dat hij in verzuim is komen te verkeren. [handelsnaam] voert aan dat hij steeds bereid is geweest om de problemen met de sloep op te lossen. Voorts is [handelsnaam] niet betrokken geweest bij het onderzoek en het herstel van de gebreken en is hij benadeeld doordat gebreken mogelijk onder de garantie van zijn leverancier zouden vallen. Sommige kosten van werkzaamheden die door [eiseres] als schadevergoeding worden gevorderd zijn geen kosten van herstel, maar onderhoudswerkzaamheden.
4.15.
Voor de beoordeling of [handelsnaam] jegens [eiseres] schadeplichtig is, zal eerst beoordeeld moeten worden of [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis uit de koopovereenkomst (nr. 4.16 en verder). Daarna moet worden beoordeeld of [handelsnaam] in verzuim is komen te verkeren (nr. 4.18 en verder). Tot slot moet worden beoordeeld of en welke schade voor vergoeding in aanmerking komt (nr. 4.21 en verder).
Tekortkoming
4.16.
Naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende vast komen te staan dat de sloep gebreken bevat die op het moment van levering reeds aanwezig waren. Op 12 december 2021 wordt door [eiseres] melding gemaakt van problemen met het roer en de stuurrichting van de sloep. De korte tijdsperiode tussen de levering van de sloep en de geconstateerde problemen wijst in de richting van een gebrek dat al aanwezig was op het moment van levering. [bedrijf 2] concludeert in het schadeverslag dat de verhouding van het voorroer en achterroer niet correct was en het roerblad daardoor tegen de schroef aan kon komen. Bovendien was de bevestiging van het roer niet correct, waardoor er de ene keer rechtuit en de andere keer linksaf werd gevaren. Wat betreft de problemen aan de motor concludeert [bedrijf 2] in het schadeverslag dat er een aanvoerslang zonder spiraal is gebruikt dat onjuist was gemonteerd. Daardoor kon er een te hoge temperatuur in de motor ontstaan met als gevolg dat een cilinder van de motor kapot is gegaan. Ten aanzien van de schroefaskoker concludeert [bedrijf 2] dat die niet goed is geïnstalleerd en veel te dun is uitgedraaid ter plaatse van de achterlager, waardoor de schroefaskoker is gebroken en lagers zijn versleten. Voorts concludeert [bedrijf 2] dat er een te krappe doorvoer richting het voorfilter was gebruikt waardoor rommel halverwege de aanvoer bleef hangen. De rommel die bleef hangen bleek volgens [bedrijf 2] afkomstig van de installatie van componenten op de brandstoftank. De door [bedrijf 2] geconstateerde gebreken worden niet veroorzaakt door het gebruik of de ouderdom van de sloep, maar zijn installatiefouten die bij levering van de sloep reeds aanwezig waren. De conclusies van [bedrijf 2] zijn door [handelsnaam] onvoldoende gemotiveerd weersproken. De betwisting van de gebreken door [handelsnaam] zijn slechts algemeen van aard en in het licht van de gedetailleerde en onderbouwde conclusies van [bedrijf 2] is dat onvoldoende. De gemotiveerde bezwaren van [handelsnaam] tegen enkele specifieke schadeposten zullen worden besproken bij het begroten van de schade (nr. 4.21 en verder).
4.17.
Voor de vraag of deze gebreken leiden tot een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis uit de koopovereenkomst, is relevant wat [eiseres] van de koop mocht verwachten. Hoewel het gaat om een tweedehands demo sloep, was er op het moment van levering van de sloep aan [eiseres] volgens [handelsnaam] slechts 130 tot 140 uren met de sloep gevaren. Naar het oordeel van de rechtbank had [eiseres] de gebreken niet hoeven verwachten bij een tweedehands demo sloep waarmee slechts 130 tot 140 uren is gevaren. Niet gesteld of gebleken is dat de gebreken gerelateerd zijn aan de ouderdom van de sloep. Integendeel, uit de conclusies van [bedrijf 2] volgt dat de gebreken installatiefouten betreffen die bij het bouwen van de sloep reeds aanwezig waren. Dat betekent dat [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst.
Verzuim
4.18.
Nadat [eiseres] de gebreken aan de sloep had geconstateerd, was nakoming van de overeenkomst door [handelsnaam] nog mogelijk. Voor schadeplichtigheid van [handelsnaam] is daarom op grond van artikel 6:74 lid 2 BW verzuim vereist. De rechtbank stelt voorop dat voor het intreden van verzuim in beginsel een ingebrekestelling nodig is (artikel 6:82 lid 1 BW). Artikel 6:83 BW kent een niet limitatieve opsomming van gevallen waarin verzuim intreedt zonder ingebrekestelling. Omdat artikel 6:83 BW geen limitatieve opsomming behelst van de gevallen waarin verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, maar ook de redelijkheid en billijkheid hierbij een rol kunnen spelen, kunnen de omstandigheden van het geval met zich brengen dat het verzuim van de schuldenaar ook intreedt indien de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat hij binnen een gestelde, eveneens redelijke, termijn zal nakomen, of om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij door de schuldeiser omschreven gebreken in de uitvoering van de overeenkomst zal herstellen (zie het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581).
4.19.
Op 12 december 2021 stuurt [A] een e-mailbericht aan [gedaagde] over problemen met het roer van de sloep. Daarop reageert [gedaagde] dat er mogelijk touw of rommel in de schroef is gekomen en dat [A] met de sloep vooruit en achteruit moet varen. Als dat het probleem niet verhelpt, adviseert [gedaagde] om het probleem na te laten kijken bij een jachtwerf. [A] reageert niet meer op het e-mailbericht van [gedaagde] , maar uit de overgelegde herstelfacturen blijkt dat de sloep op 18 maart 2022 en 11 augustus 2022 is hersteld bij Jachthaven [naam] . Op die momenten verkeerde [handelsnaam] niet in verzuim, omdat hem door [eiseres] niet de mogelijkheid is gegeven om de problemen zelf te onderzoeken en herstellen.
4.20.
Op 16 maart 2023 stuurt [A] een e-mailbericht aan [gedaagde] in verband met een piep die hij hoort vanuit de sloep. Het is te begrijpen dat [gedaagde] in eerste instantie adviseert om niet door te varen en het na te laten kijken door iemand in de buurt. Op 16 mei 2023 schrijft [A] dat hij het probleem na heeft laten kijken en een cilinder kapot blijkt te zijn en de motor mogelijk gereviseerd moet worden. Naar het oordeel van de rechtbank was dit het moment voor [handelsnaam] om in actie te komen. Dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft in zijn bericht van 16 mei 2023 [A] slechts gewezen op de onderhoudsverplichting van [eiseres] en op een onduidelijke garantie van een voor [A] niet bekende [bedrijf 1] dealer. Vervolgens heeft [A] [gedaagde] in zijn berichten van 17 mei 2023 de gelegenheid geboden de motor zelf te reviseren. Daarop heeft [gedaagde] niet anders dan afhoudend gereageerd. Wederom verwijst [gedaagde] naar de onderhoudsverplichting van [eiseres] . [gedaagde] is pas in actie gekomen, nadat [A] in zijn bericht van 5 juni 2023 informatie heeft gegeven over de kosten van revisie van de motor. Dan belt [gedaagde] een dag later [A] met de mededeling dat hij de boot wil komen ophalen. Vanwege de afhoudende reactie van Dolersum, en het uitblijven van een duidelijk antwoord op de vraag van [A] of hij de motor gaat reviseren, is het begrijpelijk dat [A] alvorens de boot aan [handelsnaam] af te geven, van [gedaagde] een plan verlangde met informatie over de tijd die het onderzoek zou vergen en wie de reparatie zou verrichten. [handelsnaam] heeft ook niet weersproken dat hij met [eiseres] had afgesproken een dergelijk plan te zullen verstrekken. Door het uitblijven van het plan, kon van [eiseres] niet gevergd worden dat zij zou meewerken aan het afgeven van de boot aan de transporteur. Vervolgens heeft [handelsnaam] niet meer gereageerd op het e-mailbericht van 17 juni 2023 van [A] waarin hij schrijft de boot elders in reparatie te geven. Minst genomen had van [handelsnaam] verwacht mogen worden dat hij navraag zou doen naar de betreffende reparateur en die zou laten weten aanwezig te willen zijn bij het onderzoek naar het gebrek van de motor. Op grond van al deze feiten en omstandigheden brengen de redelijkheid en billijkheid met zich dat het verzuim van [handelsnaam] zonder verdere ingebrekestelling is ingetreden. Dat [handelsnaam] de gebreken niet zelf heeft kunnen inspecteren en geen garantieclaim bij zijn leverancier kan indienen komt daarom voor zijn risico. [handelsnaam] is op 17 juni 2023 in verzuim komen te verkeren.
Schade
4.21.
Omdat vast is komen te staan dat [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis uit de koopovereenkomst en in verzuim is komen te verkeren, is hij verplicht de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden te vergoeden. De rechtbank zal het toe te wijzen schadebedrag begroten op de voet van artikel 6:97 BW, op basis van de door [eiseres] ingebrachte herstelfacturen en de door partijen ingenomen standpunten daarover. De herstelfacturen zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
4.22.
De gevorderde schade die gebaseerd is op de herstelfacturen van 18 maart 2022 en 11 augustus 2022 komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het vereiste van verzuim ontbreekt (zie nr. 4.19).
4.23.
[eiseres] heeft een kassabon van 18 mei 2023 overgelegd van [bedrijf 3]
.Omdat de kassabon in dusdanig lage (scan)kwaliteit in het geding is gebracht, is het niet duidelijk op welke werkzaamheden die betrekking heeft. De vordering tot schadevergoeding die betrekking heeft op deze kassabon zal worden afgewezen.
4.24.
[eiseres] heeft een factuur van 30 juni 2023 van Jachthaven [naam] in het geding gebracht van in totaal € 474,88 (inclusief btw). Uit het e-mailbericht van 16 mei 2023 van [A] blijkt dat deze kosten betrekking hebben op het vaststellen van de kapotte cilinder en motorproblemen. Tegen deze kosten is door [handelsnaam] geen verweer gevoerd en de kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor.
4.25.
[eiseres] heeft een factuur van 1 augustus 2023 van [bedrijf 2] overgelegd van in totaal € 13.665,52 (inclusief btw). [handelsnaam] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de kosten van de motor, de werkzaamheden aan de bilgepomp en de kosten van nieuwe accu’s. [handelsnaam] voert aan dat de motor die op de factuur van [bedrijf 2] staat voor € 9.814,10 (exclusief btw) bij een webwinkel te koop is voor € 8.950,00 (inclusief btw). Ten aanzien van de bilgepomp betoogt [handelsnaam] dat de werkzaamheden vermoedelijk zien op het reinigen daarvan. [eiseres] heeft deze gemotiveerde betwisting van deze schadecomponenten onvoldoende weersproken. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het begroten van de schade die gebaseerd is op de factuur van 1 augustus 2023. [handelsnaam] is van mening dat de accu’s een onderhoudskwestie is, maar daarin wordt hij niet gevolgd. In het e-mailbericht van 3 september 2024 erkent [handelsnaam] dat er verkeerde accu’s in de sloep aanwezig waren en dat dit een fout is van de vorige eigenaar van de sloep. Omdat [handelsnaam] de sloep aan [eiseres] heeft verkocht, komt dat voor zijn rekening. De rechtbank schat de schade die gebaseerd is op de factuur van 1 augustus 2023 redelijkerwijs op € 10.000,00 (inclusief btw).
4.26.
[eiseres] heeft een factuur van 18 augustus 2023 van Jachthaven [naam] in het geding gebracht. Deze factuur heeft de componenten
hellen vanaf trailer,
opzetten dektent,
stalling kussens. [eiseres] heeft niet gesteld welk gebrek hiermee is hersteld en waarom [handelsnaam] verantwoordelijk zou zijn voor deze kosten. De gevorderde schade die gebaseerd is op de factuur van 18 augustus 2023 komt niet voor vergoeding in aanmerking.
4.27.
[eiseres] heeft een factuur van 5 september 2023 van [bedrijf 2] overgelegd voor een totaalbedrag van € 895,27 (inclusief btw). Uit de specificatie van de factuur blijkt dat deze werkzaamheden betrekking hebben op het schoonmaken van de brandstoftank. Uit het schaderapport van [bedrijf 2] volgt dat er rommel in de brandstoftank bleek te drijven van de installatie van componenten op de brandstoftank en dat er sprake was van een te krappe doorvoer naar het voorfilter. Tegen deze kosten is door [handelsnaam] geen verweer gevoerd en de kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor.
4.28.
[eiseres] heeft twee facturen van 23 juni 2023 en 4 augustus 2023 van [bedrijf 4] overgelegd van in totaal € 1.089,00 (inclusief btw). Deze facturen hebben betrekking op het transporteren van de sloep van de ligplaats in Amsterdam naar hersteller [bedrijf 2] en weer terug. Tegen deze kosten is door [handelsnaam] geen verweer gevoerd en de kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor.
4.29.
[handelsnaam] heeft nog verweer gevoerd tegen de gevorderde btw over de herstelfacturen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [A] onweersproken verklaard dat de sloep niet voldoende zakelijk wordt gebruikt om in aanmerking te komen voor het verrekenen van btw. Bij het begroten van de schade zal de rechtbank daarom rekening houden met de btw.
4.30.
De rechtbank begroot op grond van het voorgaande de totale schade waarvoor [handelsnaam] aansprakelijk is op € 474,88 + € 10.000,00 + € 895,27 + €1.089,00 = € 12.459,15. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een voldoende redelijke schatting van de schade van [eiseres] . Voor zo ver [eiseres] meer heeft gevorderd dan dit bedrag, wordt dat meerdere als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
4.31.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente over het bedrag aan schadevergoeding in verband met de gebreken van de sloep. Deze vordering is niet toewijsbaar. De wettelijke handelsrente heeft uitsluitend betrekking op de primaire betalingsverbintenis uit de handelsovereenkomst, de verbintenis tot betaling van de tegenprestatie voor de geleverde goederen of diensten. Een verplichting tot vergoeding van schade kan daartoe niet worden gerekend.
4.32.
De wettelijke rente over het bedrag aan schadevergoeding is wel toewijsbaar. Als ingangsdatum van de wettelijke rente vordert [eiseres] de data dat zij de kosten heeft gemaakt. [eiseres] heeft echter niet gesteld op welk moment zij de kosten heeft gemaakt. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
Gederfd gebruiksgenot
4.33.
[eiseres] stelt dat zij de sloep vanwege de gebreken een tijd lang niet heeft kunnen gebruiken. Zij vordert schadevergoeding van € 21.250 in verband met
“gederfd gebruiksgenot”.
4.34.
[handelsnaam] heeft de vordering van [eiseres] gemotiveerd bestreden.
4.35.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [A] verklaard dat [eiseres] geen vervangende sloep heeft gehuurd voor de periode dat zij geen gebruik heeft kunnen maken van de sloep. Het is niet gesteld of gebleken dat [eiseres] vermogensschade heeft geleden door het niet kunnen gebruiken van de sloep. De vordering tot gederfd gebruiksgenot kwalificeert daarom als een vordering tot immateriële schadevergoeding. De wetgever heeft de lat voor toekenning van immateriële schade hoog gelegd. Een vereiste voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding is dat er sprake is van aantasting in de persoon. Volgens vaste rechtspraak is daar sprake van als de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Niet gesteld of gebleken is dat (de bestuurder van) [eiseres] geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarom zal de vordering van [eiseres] die betrekking heeft op het gederfd gebruiksgenot worden afgewezen.
Documentatie van de sloep
4.36.
[eiseres] stelt dat de sloep niet beschikt over een correct CE-keurmerk en dat zij de eigenaarshandleiding van de sloep en de CE-conformiteitsverklaring niet geleverd heeft gekregen. [eiseres] vordert dat [handelsnaam] wordt veroordeeld om deze documentatie aan haar te verstrekken. Als [handelsnaam] niet meewerkt aan het verkrijgen van een correct CE-keurmerk, vordert [eiseres] dat zij de sloep mag laten keuren door een keurmeester en dat [handelsnaam] de kosten daarvan aan haar zal vergoeden.
4.37.
Als eigenaar van de sloep heeft [eiseres] recht op de hiervoor genoemde documentatie. Dat wordt niet door [handelsnaam] betwist. [handelsnaam] heeft aangeboden om een correct CE-keurmerk, de eigenaarshandleiding en een CE-conformiteitsverklaring aan [eiseres] te verstrekken. De vordering van [eiseres] om [handelsnaam] te veroordelen deze documentatie aan [eiseres] te leveren is niet weersproken en zal daarom worden toegewezen. Een redelijke termijn waarop [handelsnaam] de documentatie aan [eiseres] moet leveren zal, gelet op het feit dat een keurmeester de sloep moet inspecteren voor een correct CE-keurmerk, worden bepaald op zes weken na betekening van dit vonnis.
4.38.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] voldoende belang bij een dwangsom. Daarbij stelt [handelsnaam] terecht dat hij bij het verstrekken van een CE-keurmerk afhankelijk is van de medewerking van [eiseres] . Nadat [handelsnaam] in goed overleg met [eiseres] een afspraak heeft gemaakt met een keurmeester, moet [eiseres] de sloep aan de keurmeester ter beschikking stellen. Daarom zal er geen dwangsom worden verbeurd zolang [eiseres] niet haar volledige medewerking heeft verleend voor het ter beschikking stellen van de sloep aan een keurmeester. De dwangsom zal als onderstaand worden vastgesteld en gemaximeerd.
4.39.
Als [handelsnaam] niet binnen negen weken na betekening van dit vonnis aan de veroordeling tot het verstrekken van het CE-keurmerk heeft voldaan, mag [eiseres] de sloep zelf door een erkende instantie laten keuren. De kosten daarvan komen in dat geval voor rekening van [handelsnaam] . De vordering van [eiseres] daartoe is niet door [handelsnaam] weersproken en zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.40.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De hoogte van de buitengerechtelijke kosten is gebaseerd op het toegewezen bedrag. Daarom zal een bedrag van € 909,59 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.41.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.42.
[handelsnaam] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Bij een veroordelend vonnis is [handelsnaam] voornemens om in hoger beroep te gaan. Volgens [handelsnaam] heeft [eiseres] geen belang bij uitvoerbaarheid bij voorraad van dit vonnis.
4.43.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
4.44.
[handelsnaam] heeft niets gesteld over zijn eigen belang tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Hij heeft enkel gesteld dat hij voornemens is in hoger beroep te gaan. Een uitvoerbaarverklaring bij voorraad staat dat niet in de weg. De gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad zal daarom worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontbindt de tussen partijen gesloten koopovereenkomst gedeeltelijk in die zin dat de koopprijs van de sloep voor een bedrag van € 1.000,00 (inclusief btw) naar beneden wordt bijgesteld,
5.2.
veroordeelt [handelsnaam] om na een daartoe opgemaakte creditfactuur aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.000,00 , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 12.459,15, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [handelsnaam] om binnen zes weken na betekening van dit vonnis een correct CE-keurmerk van de sloep (i), de eigenaarshandleiding van de sloep op papier (ii) en de CE-conformiteitsverklaring (iii) aan [eiseres] te verstrekken,
5.5.
veroordeelt [handelsnaam] om onder de voorwaarden genoemd in nr. 4.38 aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet tijdig en volledig aan de in nr. 5.4 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.6.
bepaalt dat [eiseres] de sloep door een erkende instantie mag laten keuren om het CE-keurmerk te verkrijgen indien [handelsnaam] niet binnen negen weken na betekening van dit vonnis volledig aan de in nr. 5.4 onder i en iii uitgesproken veroordeling voldoet en dat [handelsnaam] de gebruikelijke kosten daarvan binnen twee weken na een daartoe van [eiseres] ontvangen factuur aan [eiseres] dient te betalen,
5.7.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 909,59 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
5.8.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
verklaart de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.