ECLI:NL:RBMNE:2025:2909

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
11193904 \ AC EXPL 24-1630
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding door gezamenlijke erfgenamen na overlijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2025 een eindvonnis uitgesproken na een tussenvonnis van 12 maart 2025. De zaak betreft een geschil tussen [handelsnaam], eiseres in conventie en verweerster in reconventie, en de gezamenlijke erfgenamen van [overledene], gedaagde in conventie en eiser in reconventie. De gezamenlijke erfgenamen waren opgedragen bewijs te leveren van de omvang van de geleden schade, maar zijn hierin niet geslaagd. De kantonrechter oordeelt dat de gezamenlijke erfgenamen de facturen van € 9.692,55 aan [handelsnaam] moeten betalen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gezamenlijke erfgenamen vorderden een verklaring voor recht dat [handelsnaam] schadeplichtig is, maar deze vordering wordt afgewezen omdat het bestaan en de omvang van de schade niet is bewezen. De gezamenlijke erfgenamen worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter benadrukt dat de gezamenlijke erfgenamen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de proceskosten, en dat de wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11193904 \ AC EXPL 24-1630
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V., HANDELENDE ONDER DE NAAM [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: mr. M. den Dekker,
tegen
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN [overledene] , LAATST GEWOOND HEBBENDE TE [plaats] AAN HET ADRES [adres],
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] ,
wonende te Bloemendaal,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: de gezamenlijke erfgenamen,
gemachtigde: mr. D. Hazenberg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis met de bewijsopdracht van 12 maart 2025,
- de akte van de gezamenlijke erfgenamen,
- de antwoordakte van [handelsnaam] met productie.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
In het tussenvonnis van 12 maart 2025 heeft de kantonrechter aan de gezamenlijke erfgenamen opgedragen om bewijs te leveren van de omvang van de geleden schade bestaande uit de niet vergoedde kosten van het zorghotel. In het kader van de bewijsopdracht hebben de gezamenlijke erfgenamen een akte genomen met het verzoek om de schade te schatten. Hierop heeft [handelsnaam] gereageerd. De kantonrechter oordeelt dat de gezamenlijke erfgenamen niet zijn geslaagd in het leveren van bewijs ten aanzien van de bewijsopdracht. De vordering van de gezamenlijke erfgenamen wijst de kantonrechter daarom af. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd.

3.De beoordeling

De vorderingen in conventie worden (deels) toegewezen
3.1.
In het tussenvonnis van 12 maart 2025 heeft de kantonrechter over een aantal geschilpunten geoordeeld:
I. de gezamenlijke erfgenamen moeten de facturen van in totaal € 9.692,55 aan [handelsnaam] betalen,
II. de gezamenlijke erfgenamen moeten de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de openstaande facturen betalen. De wettelijke rente gaat lopen vanaf de vervaldatum van de facturen,
III. de gezamenlijke erfgenamen moeten de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 859,63 aan [handelsnaam] betalen.
3.2.
[handelsnaam] heeft gevorderd om “de gedaagde partij (zowel gezamenlijk als ieder van hen persoonlijk voor hun deel)” te veroordelen tot betaling van bovenstaande bedragen. De kantonrechter zal dat niet doen, maar bepaalt per vordering wie in welke mate wat moet betalen. Omdat er geen sprake is van een ‘gezamenlijke’ veroordeling, zal – in afwijking van het voor de leesbaarheid van het vonnis gehanteerde begrip ‘gezamenlijke erfgenamen’ – het begrip ‘erfgenaam’ worden gehanteerd in de beslissing en wanneer in de beoordeling wordt gesproken over een veroordeling.
3.3.
Op grond van artikel 4:7 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de vordering van [handelsnaam] als bedoeld onder 3.1 onder I betrekking op een schuld van de nalatenschap omdat deze schuld voor het overlijden van [overledene] is ontstaan en deze schuld niet met het overlijden van [overledene] teniet is gegaan. Van deze schuld zijn de erfgenamen van rechtswege schuldenaar geworden. Dit volgt uit artikel 4:182 lid 1 BW. Verder volgt uit lid 2 van artikel 4:182 BW, in afwijking van de hoofdregel van artikel 6:6 lid 1 BW, dat bij een deelbare prestatie een erfgenaam voor een schuld van de erflater slechts verbonden is voor het deel dat evenredig is aan zijn erfdeel. Dit betekent dat de erfgenamen worden veroordeeld tot betaling van het in randnummer 3.1. onder I genoemde bedrag naar evenredigheid voor hun erfdeel. De gezamenlijke erfgenamen worden niet ‘gezamenlijk’ veroordeeld tot betaling van dit bedrag, omdat hier geen rechtsgrond voor is. Hetzelfde heeft te gelden voor de wettelijke rente (3.1. onder II), voor zover deze opeisbaar is geworden tot aan het overlijden van [overledene] op 6 april 2022.
3.4.
De wettelijke rente (3.1. onder II) die ná het overlijden van [overledene] opeisbaar is geworden en de buitengerechtelijke incassokosten (3.1. onder III), zijn geen schulden van de nalatenschap. Het gaat hier om vormen van schadevergoeding (artikel 6:96 lid 2 sub c BW en artikel 6:119 BW), waarvoor op grond van artikel 6:102 BW hoofdelijke aansprakelijkheid geldt. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Het bestaan en de omvang van de schade is niet bewezen
3.5.
De gezamenlijke erfgenamen hebben een bewijsopdracht gekregen om de omvang van de geleden schade te onderbouwen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij verklaard dat een deel van de kosten van het zorghotel werd vergoed door de verzekeraar, zodat duidelijk was dat meer werd gevorderd dan de daadwerkelijk geleden schade. De gezamenlijke erfgenamen hebben in de akte gesteld dat zij niet in staat zijn om de gevraagde informatie aan te leveren. Verder verwijzen zij naar de specificaties van de factuur van het zorghotel. Op deze factuur staan twee posten: zorgkosten van € 253,50 per dag en verblijfskosten van € 165,- per dag. De gezamenlijke erfgenamen stellen dat een deel van de zorgkosten op de factuur is vergoed door de verzekeraar, maar dat de verblijfskosten niet zijn vergoed. De gezamenlijke erfgenamen hebben dit echter niet met stukken (zoals bankafschriften of informatie van de zorgverzekeraar) onderbouwd. Gelet op de betwisting van [handelsnaam] dat maar een deel van de zorgkosten is vergoed, had het op de weg van de gezamenlijke erfgenamen gelegen om hun stelling nader te onderbouwen. Dat was ook de opdracht die aan de gezamenlijke erfgenamen is gegeven. In beginsel leent dit soort schade zich voor begroting op basis van een concrete berekening. De stukken om de schade concreet te berekenen ontbreken, dus kan de schade van de gezamenlijke erfgenamen niet worden begroot.
3.6.
Ook het verzoek van de gezamenlijke erfgenamen om de schade te schatten wijst de kantonrechter af. De gezamenlijke erfgenamen stellen dat het gebruikelijk is dat een zorgverzekeraar 70% van de zorgkosten en 0% van de verblijfskosten vergoedt, maar zij hebben nagelaten om deze stelling te onderbouwen. Daarnaast betwist [handelsnaam] deze stelling van de gezamenlijke erfgenamen. De kantonrechter oordeelt dan dat de gestelde gebruikelijke vergoedingen van 70%, respectievelijk 0%, onvoldoende handvat bieden voor het schatten van de door de gezamenlijke erfgenamen gestelde schade. Er zijn daarvoor te veel onduidelijkheden over:
  • welke afspraken zijn gemaakt met de zorgverzekeraar,
  • welke invloed heeft een eventuele zorgindicatie voor de vergoedbaarheid van de verleende zorg- en verblijfskosten,
  • welke kosten waren nog verschuldigd en niet-vergoed geweest als [overledene] wel vanaf 5 oktober in haar woning had kunnen verblijven, omdat er misschien sprake was van een opzegtermijn bij het zorghotel.
3.7.
Hoewel het voor de gezamenlijke erfgenamen kennelijk niet eenvoudig is (geweest) de benodigde informatie te verzamelen, lag het wel in hun macht om de gegevens te verstrekken die hierover duidelijkheid konden bieden. Omdat de gezamenlijke erfgenamen dit niet hebben gedaan zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor de kantonrechter om de schade van de gezamenlijke erfgenamen te schatten.
3.8.
De conclusie is dat de schade niet kan worden begroot en ook niet kan worden geschat. Het bestaan en de omvang van de schade is daarom niet bewezen.
De vorderingen van de gezamenlijke erfgenamen worden afgewezen
3.9.
De gezamenlijke erfgenamen vorderen een verklaring voor recht dat [handelsnaam] schadeplichtig is tegenover de gezamenlijke erfgenamen wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht uit de zorgovereenkomst. Daarnaast vorderen zij dat [handelsnaam] wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade. De kantonrechter wijst beide vorderingen van de gezamenlijke erfgenamen af. Hoewel [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, is [handelsnaam] niet schadeplichtig tegenover de gezamenlijke erfgenamen, omdat het bestaan en de omvang van de schade niet is bewezen. Dit betekent ook dat [handelsnaam] niet kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade. [handelsnaam] hoeft niets aan de gezamenlijke erfgenamen te betalen.
De gezamenlijke erfgenamen moeten de proceskosten betalen
3.10.
De gezamenlijke erfgenamen krijgen zowel in conventie als in reconventie grotendeels of geheel ongelijk. Daarom moeten zij de kosten van deze procedure (inclusief nakosten) aan [handelsnaam] betalen. De kosten aan de kant van [handelsnaam] worden in conventie begroot op:
Dagvaarding € 152,57
Griffierecht € 1.409,-
Salaris gemachtigde € 812,- (2 punten x € 406,-)
Nakosten
€ 135,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.508,57
3.11.
De kosten van [handelsnaam] in reconventie worden begroot op € 406,- aan salaris advocaat (1 punt x € 406,-).
3.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.13.
In de rechtspraak geldt als uitgangspunt bij een veroordeling van twee of meer partijen tot betaling van de proceskosten, dat zij ieder voor het geheel aansprakelijk zijn en dus hoofdelijk zijn verbonden tot nakoming van die veroordeling. De kantonrechter ziet geen aanleiding in deze zaak van dit uitgangspunt af te wijken, zodat de erfgenamen hoofdelijk zullen worden veroordeeld in de proceskosten.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt de erfgenamen naar evenredigheid van hun erfdeel om aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 9.692,55, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen tot en met 6 april 2022;
4.2.
veroordeelt de erfgenamen hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 9.692,55, die opeisbaar is geworden vanaf 7 april 2022, tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt de erfgenamen hoofdelijk tot betaling van € 859,63 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.4.
veroordeelt de erfgenamen hoofdelijk in de proceskosten van € 2.508,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de gezamenlijke erfgenamen niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
4.5.
veroordeelt de erfgenamen hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
4.7.
wijst de vorderingen van de gezamenlijke erfgenamen af;
4.8.
veroordeelt de erfgenamen hoofdelijk in de proceskosten van € 406,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de gezamenlijke erfgenamen niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
in conventie en in reconventie
4.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen in randnummers 4.1., 4.2., 4.3., 4.4., 4.5. en 4.8. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
61149 (MM)