In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. S. Sabir, en gedaagde, de Coöperatieve Rabobank U.A., vertegenwoordigd door mr. M. van Eekelen-Atema en mr. S.V. Vullings. De eisers, een eenmanszaak en een privépersoon, hebben de opzegging van hun bankrelatie door Rabobank betwist. Rabobank heeft de relatie opgezegd omdat eisers onvoldoende informatie hebben verstrekt over bepaalde transacties, waardoor de bank niet kon voldoen aan haar verplichtingen onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Rabobank terecht de bankrelatie heeft beëindigd, omdat eisers niet in staat zijn geweest om de gevraagde informatie tijdig en adequaat te verstrekken. De vorderingen van eisers om de bankrelatie voort te zetten en om verwijdering uit het Interne Verwijzingsregister (IVR) te verzoeken, zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Rabobank een zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd en dat de opzegging niet onredelijk of onbillijk was. Tevens zijn eisers veroordeeld in de proceskosten van € 1.999,-.