ECLI:NL:RBMNE:2025:2917

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
16.087416.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in hotelkamer te Almere

Op 17 februari 2024 vond er een gewelddadige overval plaats in een hotelkamer in Almere, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], door drie verdachten werd overvallen. Tijdens de overval werd hij geslagen en gefilmd terwijl hij nagenoeg naakt was. De verdachten namen zijn telefoon, Airpods, een bankpas, een oplader, een identiteitskaart en € 500,- weg. De rechtbank heeft op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer onder dwang hebben gehouden en hem hebben gedwongen om een telefoongesprek te voeren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een derde feit, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 229 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.087416.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2025. Op 18 juni 2025 is het onderzoek op de terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H.J. Verheijden en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] , door mr. L.A. Korfker naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1:
op 17 februari 2024 in Almere, samen met anderen met geweld en/of bedreiging met geweld van [slachtoffer] een telefoon, Airpods, een bankpas, een oplader, een identiteitskaart en € 500,- heeft gestolen;
feit 2:
op 17 februari 2024 in Almere, samen met anderen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen zich uit te kleden, een telefoongesprek te voeren en te dulden dat hij werd gefotografeerd/gefilmd terwijl hij in zijn onderbroek gekleed en/of naakt was;
feit 3:
op 17 februari 2024 in Almere, samen met anderen geprobeerd heeft om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen om een plofkraak te plegen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen en heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 tenlastegelegde en heeft verzocht verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde.
De verdediging heeft verschillende verweren gevoerd. Deze worden – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna besproken onder paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De verdenking is dat verdachte en de medeverdachten hebben geprobeerd om aangever te dwingen om een plofkraak te plegen. De rechtbank stelt vast dat dit alleen blijkt uit de verklaring van aangever zelf. Verdachte en medeverdachten hebben dit feit ontkend. Ook in de rest van het dossier zijn er geen bewijsmiddelen die de verklaring van aangever op dit punt kunnen ondersteunen.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen [1]
1) Op 17 februari 2024 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan bij de politie en verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was samen met [medeverdachte 1] in [hotel] in Almere. Vandaag 17 februari 2024 werd ik door twee gasten naar de grond getrokken, daar moest ik gaan zitten en ik werd geslagen op de linkerkant van mijn hoofd. Ik kreeg een telefoon in mijn handen gedrukt en ik moest gaan praten met een jongen genaamd [A] . Ondertussen kreeg ik steeds klappen. Ik werd gefilmd. Ik mocht ook de kamer niet uit.
De jongens hebben mijn telefoon weggenomen. Ze zijn toen weggegaan met [medeverdachte 1] samen. Ik weet dat [medeverdachte 1] de deur heeft opengedaan voor deze twee jongens. [2]
2) Op 14 februari 2025 is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin is gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, bekeek het filmpje en bevond het volgende.
Ik zag dat er een jongen op de grond zat met zijn onderbroek op zijn enkels. Ik zag dat het interieur overeenkwam met een [hotel] . Ik zag dat de jongen in uiterlijk overeen kwam met [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] een telefoon in zijn hand had waarop een gezicht van een persoon te zien was. Het leek alsof ze aan het videobellen waren.
Ik zag een persoon met zijn arm een snelle beweging maken in de richting van het gezicht van [slachtoffer] . Ik zag dat het gezicht van [slachtoffer] werd geraakt. Ik zag vervolgens dat een hand een beweging maakte richting het hoofd van [slachtoffer] . Ik zag dat hij het hoofd van [slachtoffer] raakte en dat zijn hoofd door de klap richting het bed bewoog.
Ik zag dat er opnieuw een hand in beeld kwam. Ik zag dat de hand een beweging maakte richting het gezicht van [slachtoffer] . Ik zag dat het gezicht van [slachtoffer] geraakt werd ter hoogte van de wang met de vlakke hand. [3]
3) Op 23 februari 20244 is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin is gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, deed onderzoek in de gesprekken op de telefoon die onder [medeverdachte 3] in beslag werd genomen. Ik zag dat er een gesprek plaatsvond via Whatsapp tussen de gebruiker van deze telefoon met nummer [telefoonnummer 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 2] met de naam “ [B ] ”. Ik zag dat het volgende gesprek
plaatsvond: (
De rechtbank heeft in dit gesprek de naam “ [B ] afgekort naar “ [B ] ”)
Van
Datum en tijd
Inhoud
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:36:39
Gewoon deur open doen
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:40:31
Als t klaar is gaan ze met mee tot mn auto?
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:40:39
Ja
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:40:53
Zeg ik ze nu ook
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:41:12
Bespreek precies wat ze voor je moeten doen
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:41:1
Dus die telefoon foto’s dit dat
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:47:56
Doe open in moment
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:48:01
Oke
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:51:26
Sla hem aub niet voor mn neus
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:56:08
Sorry dat so moet
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:56:13
Maar anders die foto’s gaan niet weg
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:57:50
Is goed
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:58:00
Aub doe hem niet teveel pijn voor mn neus [4]
Ik, verbalisant, deed onderzoek naar de foto’s en de filmpjes van de telefoon. Uit het
whatsappgesprek tussen de gebruiker van de telefoon en “ [B ] ” bleek dat er twee video’s waren verstuurd. Deze video's, beide verstuurd op 17 februari 2024 om 15:45:52, werden door het nummer * [telefoonnummer 1] van de gebruiker van de telefoon verzonden naar * [telefoonnummer 2] “ [B ] ”. Ik zag op de video het volgende:
Ik zag een man, in een onderbroek en T-shirt liggen op de grond van een kamer. Ik zag naast de man op de grond twee personen staan. Ik zie dat de persoon met de groene broek wijst met een blanke hand. Op de opgenomen audio van de video is vervolgens te horen: “Zitten, zitten, zitten broer”.
Ik, verbalisant, bekeek de tweede video uit het whatsapp gesprek.
Ik zag dat de man met de grijskleurige broek en zwarte schoenen een telefoon vast hield met zijn rechterhand. Ik zag dat er op die telefoon ogenschijnlijk een video wordt gemaakt van de jongen zittend in de stoel. Ik zag dat de jongen in de stoel in zijn handen een voorwerp vast hield. Aan de vorm hoe hij dit vasthield leek het mij op een mobiele telefoon waarop hij handelingen aan het uitvoeren was. Ik hoorde tijdens de video op de achtergrond uit een ander mobiel device een andere stem van een man. Ik hoorde het volgende gesprek:
NN man: Ben je er of niet?
Man op de stoel: Ja
NN man: Jij hebt geld van mij gestolen toch?
Man op de stoel: Ja
Ik stelde vast dat deze twee video’s, verzonden door de gebruiker van de telefoon van
[medeverdachte 3] , gemaakt waren tijdens het incident en dat de jongen op de stoel de aangever [slachtoffer] is en dat de twee mannen de verdachten zijn. [5]
4) Verdachte heeft ter terechtzitting op 28 mei 2025 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was samen met medeverdachte [medeverdachte 2] . Hij had contact gehad met [C ] en wij hadden als opdracht om medeverdachte [medeverdachte 3] op te halen en ervoor te zorgen dat de naaktbeelden van [medeverdachte 3] op de telefoon van aangever verwijderd zouden worden.
Ik heb aangever op de grond geduwd en hem een klap met mijn vlakke hand gegeven. Er zijn foto’s gemaakt door [medeverdachte 3] . Aangever heeft een telefoon in zijn handen gekregen, omdat [C ] met hem wilde praten.
Ik heb de telefoon van aangever meegenomen om de foto’s van [medeverdachte 3] te verwijderen. [medeverdachte 3] had mij gevraagd dat te doen. De telefoon heb ik later weggegooid. [6]
5) Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft als getuige tijdens het onderzoek ter terechtzitting op
28 mei 2025 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
[C ] staat in mijn telefoon als “ [C ] ” en als “ [B ] ”. Later hoorde ik dat hij “ [D] ” heet. [7]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
Aangever bevond zich op 17 februari 2024 samen met medeverdachte [medeverdachte 3] in een hotelkamer in Almere. Rond 14:48 uur ligt aangever nog in bed en doet [medeverdachte 3] de deur open voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Aangever wordt meermalen in zijn gezicht geslagen. Hij wordt op – in elk geval – twee momenten gefilmd; eenmaal in zijn ondergoed en eenmaal naakt. Ook heeft hij een telefoon in zijn handen gekregen omdat “ [B ] ” met hem wilde spreken.
Aangever heeft dat telefoongesprek moeten voeren. Verdachte en de medeverdachten zijn rond 15.30 uur vertrokken uit de hotelkamer en hebben aangever dus ongeveer 40 minuten in zijn hotelkamer gehouden. Aangever kon, gelet op het feit dat verdachte en de medeverdachten met zijn drieën waren, er geweld werd toegepast en hij gedwongen werd een telefoongesprek te voeren dat werd gefilmd, de kamer niet verlaten.
Welke goederen zijn weggenomen?
Van aangever is een telefoon (iPhone 14) weggenomen door verdachten.
Ook is van aangever een geldbedrag en een identiteitsbewijs weggenomen. Dat blijkt uit de aangifte en een chatbericht tussen medeverdachte [medeverdachte 3] en [B ] . De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] van het wegnemen van deze goederen op de hoogte waren. Het betreft immers een chatbericht tussen [medeverdachte 3] en “ [B ] ” en hieruit blijkt niet dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hiertoe ook de opdracht hebben gekregen of hier wetenschap van hadden. Verdachte heeft ook ontkend dat hij geld moest wegnemen. Dat er op de hotelkamer door aangever in het telefoongesprek dat hij had met “ [B ] ” is gesproken over geld dat aangever zou hebben gestolen, is onvoldoende om die wetenschap wel aan te nemen. Van dit deel in de tenlastelegging zal verdachte dus worden vrijgesproken.
Voor het wegnemen van de overige in de tenlastelegging genoemde goederen ziet de rechtbank eveneens onvoldoende bewijs. Alleen aangever heeft hierover verklaard, het wordt ontkend door de verdachten en het dossier bevat geen stukken die de aangifte op dat punt kunnen ondersteunen. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging onder feit 1 worden vrijgesproken.
Welke (gewelds)handelingen zijn verricht?
Dat gebruik is gemaakt van een mes, kan niet worden bewezen, zodat verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken. Hoewel een verbalisant heeft opgeschreven dat hij heeft gezien dat één van de verdachten een glinsterend voorwerp in zijn handen heeft, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat het daarbij gaat om een mes.
Evenmin vindt de rechtbank wettig en overtuigend te bewijzen dat aangever gedwongen is zich uit te kleden. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben op zitting verklaard dat aangever naakt in bed lag toen zij binnenkwamen en dat zij hem hebben gezegd dat hij zich moest aankleden. Het dossier bevat processen-verbaal waaruit blijkt dat er zowel een video van aangever is waarin hij ondergoed aanheeft en een video waarin aangever (vrijwel) helemaal naakt is. De rechtbank kan echter niet vaststellen in welke volgorde deze video’s zijn gemaakt. Of aangever zich heeft moeten
uitkleden, zoals hij zelf zegt, of dat aangever zich juist heeft moeten
aankleden, blijkt niet uit het dossier. Verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Diefstal met geweld
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen causaal verband is tussen het slaan van aangever en de diefstal van de telefoon, zodat diefstal met geweld niet bewezen kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat aangever door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] is geslagen. Dit blijkt uit de camerabeelden, de omschrijving hiervan, maar ook uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op zitting. Uit deze beelden blijkt niet dat aangever op die momenten geslagen is in reactie op iets wat hij doet. Te zien is dat aangever (vrijwel) naakt op de grond zit, terwijl hij aan het beeldbellen is. Op dat moment krijgt hij tot drie keer toe een klap in zijn gezicht.
Het doel van de komst van verdachten was om ervoor te zorgen dat de mediabestanden van [medeverdachte 3] van de telefoon van aangever verwijderd zouden worden. Omdat verdachten hiervoor voldoende tijd nodig hadden en de tijd die op de hotelkamer is doorgebracht daarvoor kennelijk niet voldoende was, was het van belang dat de telefoon meegenomen zou worden. Verdachten hebben er niet vanuit kunnen gaan dat aangever zonder slag of stoot de telefoon mee zou geven. De rechtbank is daarom van oordeel dat het toegepaste geweld (mede) is gebruikt om de diefstal gemakkelijk te maken.
Feit 2
De raadsman heeft aangevoerd dat onvoldoende blijkt dat verdachte of [medeverdachte 2] gefilmd heeft. Op de telefoon van [medeverdachte 2] is niets aangetroffen. Ook is onvoldoende vast komen te staan dat aangever onder dwang een telefoongesprek heeft moeten voeren. Dat het uitdelen van klappen onder dwang valt, kan de raadsman niet goed plaatsen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat er in elk geval twee filmpjes van aangever zijn gemaakt. De enige personen die in de hotelkamer aanwezig waren, waren aangever en de drie verdachten. Tussen de verdachten was sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Van tevoren was afgesproken dat medeverdachte [medeverdachte 3] de deur zou openen voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] en dat zij haar zouden helpen bij het laten verwijderen van de videobestanden op de telefoon van aangever. [medeverdachte 3] heeft, blijkens haar eigen verklaring aangever gefilmd en vastgesteld kan worden dat verdachte en [medeverdachte 2] daarbij aanwezig zijn geweest, dit moeten hebben gezien, zich niet hebben gedistantieerd en [medeverdachte 3] ook niet hebben aangesproken. Het filmen van aangever kan daarom aan alle verdachten worden toegerekend.
Op de filmpjes is te zien dat aangever aan het videobellen is. Volgens verdachte wilde [C ] met aangever praten. Er is sprake geweest van dwang hierbij, omdat aangever de telefoon in zijn handen kreeg terwijl er drie personen bij hem in de hotelkamer waren. Aangever had geen andere keus dan het gesprek aan te gaan. Tijdens dit gesprek werd aangever ook meerdere malen geslagen. Dit slaan heeft hij moeten dulden, omdat hij alleen stond tegenover drie personen en werd gefilmd.
Conclusie
Verdachte heeft samen met anderen door gebruik te maken van geweld en bedreiging met geweld een telefoon gestolen van aangever en hem gedwongen om een telefoongesprek te voeren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen zijn.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 17 februari 2024 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een telefoon (Iphone 14), die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer] daarbij meermalen tegen het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer] te dwingen ondertussen een telefoongesprek te voeren en
- die [slachtoffer] in de kamer te houden;
feit 2
op 17 februari 2024 te Almere, tezamen en in vereniging, [slachtoffer] door geweld gericht tegen die ander wederrechtelijk te dwingen iets te doen en te dulden, te weten
- die [slachtoffer] een telefoongesprek te laten voeren en
- foto‘s en filmopnamen te maken van die [slachtoffer] , terwijl hij in zijn onderbroek gekleed was en naakt was, en
- die [slachtoffer] daarbij meermalen tegen het gezicht te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
medeplegen van een ander door geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
De justitiële documentatie van verdachte is van langer geleden en speelt geen rol meer. Verder moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Primair heeft de raadsman verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het voorarrest op te leggen en subsidiair om hieraan een (fors) voorwaardelijk deel te koppelen met de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte op zoek moet naar betaald werk.
Tot slot heeft de raadsman verzocht om het bevel voorlopige hechtenis op te heffen of, subsidiair, de schorsing van de voorlopige hechtenis in stand te laten zodat een eventueel hoger beroep in vrijheid kan worden afgewacht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van zowel diefstal met geweld als aan dwang. Aangever was samen met medeverdachte [medeverdachte 3] in de hotelkamer toen plots verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] de hotelkamer binnen werden gelaten door [medeverdachte 3] . Aangever lag nog in bed en werd hierdoor overvallen. Vervolgens is aangever een aantal maal in zijn gezicht geslagen, is van hem zijn telefoon afgenomen en is hij gedwongen om een telefoongesprek te voeren. Hij is gefilmd terwijl hij dat telefoongesprek voerde en toen hij in zijn ondergoed en naakt in de kamer zat. De video van aangever toen hij naakt was, is later ook gedeeld met derden. Het kan niet anders dan dat dit zeer veel impact heeft gehad op aangever. Dat blijkt ook uit de toelichting die is gegeven op het verzoek tot schadevergoeding. Aangever was ontzettend bang en wist niet wat de verdachten nog meer van plan waren. Dit alles heeft lang geduurd, zo’n 40 minuten.
Verdachte en de medeverdachten hebben kennelijk eigen rechter willen spelen, omdat zij op deze wijze mediabestanden van [medeverdachte 3] wilden verwijderen van de telefoon van aangever. Daarbij is geweld toegepast. Dit is vanzelfsprekend niet de manier om problemen op te lossen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 april 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Deze veroordelingen zijn van langer geleden en de rechtbank zal dit daarom niet in strafverzwarende zin meewegen.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 5 augustus 2024, uitgebracht door Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Daaruit blijkt dat de financiële situatie van verdachte, zijn netwerk, psychosociaal functioneren en zijn houding als risico verhogende factoren worden gezien. Inmiddels heeft verdachte een uitkering aangevraagd en heeft hij aangegeven dat hij na zijn laatste veroordeling, zijn leven heeft gebeterd. Verdachte is vader geworden en is gaan samenwonen met zijn vriendin. De geboorte van zijn kind, kan een beschermende factor vormen.
Tijdens zijn schorsing heeft verdachte aangegeven dat hij gemotiveerd is voor hulpverlening. Het contact verloopt echter moeizaam, waardoor de reclassering zich afvraagt of de inzet van bijzondere voorwaarden met een reclasseringstoezicht haalbaar zijn en of het een gedragsverandering teweeg zal brengen. Bij een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden ziet de reclassering alleen aanknopingspunten om het psychosociaal functioneren nogmaals te onderzoeken zodat er indien mogelijk en nodig ingezet kan worden op een behandeling. Het recidiverisico wordt hoog geschat. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf, taakstraf of geldboete.
De straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aangever is gedurende een langere tijd, te weten ongeveer 40 minuten, op zijn hotelkamer gehouden. In die tijd zijn de strafbare feiten gepleegd. Over de ernst van die feiten, verwijst de rechtbank naar wat zij hiervoor heeft opgeschreven. Gelet hierop kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank neemt daarom als uitgangspunt dat een gevangenisstraf van enkele maanden passend is.
De rechtbank wil met de straf vooral voorkomen dat opnieuw een strafbaar feit wordt gepleegd. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis gaat het redelijk goed met verdachte. Verdachte is druk met zijn rol als vader en huisman. De rechtbank ziet, gelet daarop en op de onduidelijke rol van aangever zelf ten aanzien van het al dan niet van [B ] gestolen geldbedrag en ten aanzien van de beelden van medeverdachte [medeverdachte 3] op zijn telefoon, geen reden om verdachte terug te sturen naar de gevangenis. De rechtbank wijkt hiermee dus af van de eis van de officier van justitie.
Wel vindt de rechtbank het van belang dat verdachte een behoorlijke stok achter de deur heeft en dat hij zich aan bijzondere voorwaarden zal blijven houden. Ook zal aan verdachte naast de deels voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf worden opgelegd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
229 dagen (met aftrek), waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 100 uren passend en geboden is. Hiermee beoogt de rechtbank dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: een meldplicht, meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en ambulante behandeling, een contactverbod met aangever, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan een uitkering dan wel voldoende uren werken om inkomen te genereren.
Voorlopige hechtenis
Omdat de op te leggen straf inhoudt dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.743,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.743,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de materiële schade deels kan worden toegewezen. De afschrijving voor de iPhone en de Airpods moeten in mindering worden gebracht.
Voor de immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,- passend gevonden.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De schadevergoeding moet vermeerderd worden met de wettelijke rente en er moet toepassing gegeven worden aan de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om van het materiële deel alleen de kosten voor de telefoon toe te wijzen en om al het andere aan materiële en immateriële schade af te wijzen dan wel de benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleitte vrijspraak.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de immateriële schade te matigen omdat dit onvoldoende is onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade geleden die in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij geldt echter het volgende. Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier onvoldoende duidelijk is geworden om welke telefoon het gaat en hoe oud de telefoon was. Het nader onderbouwen van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Met betrekking tot de verzochte vergoeding voor de Airpods en het geldbedrag zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen, omdat verdachte voor dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden in die zin dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. De rechtbank vindt een bedrag van € 1.500,- billijk, gelet op het feit dat het geweld relatief beperkt is gebleven en gelet op de onduidelijke rol van aangever zelf.
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 1.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Het overige gevorderde aan immateriële schade zal worden afgewezen.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 284 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 229 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats 2] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij reclassering Leger des Heils op het adres Zeehaenkade 30 te Utrecht zal melden, en zich daarna zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en zich indien nodig laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* zal meewerken aan het behouden van een uitkering of het verrichten van voldoende uren met een betaalde baan om zodoende inkomen te genereren. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiële huishouding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
Benadeelde partij (feiten 1 en 2)
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het gevorderde aan materiële schade voor de Airpods en het geldbedrag af;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het gevorderde aan materiële schade ten aanzien van de iPhone niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. S.C. Hagedoorn en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te Almere, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon (Iphone 14) en/of Airpods (Apple) en/of een bankpas en/of een oplader en/of een identiteitskaart en/of 500 euro, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [slachtoffer] te houden/tonen en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen het oor en/of tegen de keel, althans het lichaam van die [slachtoffer] te houden en/of
- die [slachtoffer] te dwingen zich uit te kleden en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) eenmaal, althans meermalen, (met de vuist) tegen het gezicht en/of het lichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen ondertussen een telefoongesprek te voeren en/of
- die Bemouzhir in de kamer te houden;
2
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te Almere, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk te te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- die [slachtoffer] te dwingen zich uit te kleden en/of
- die [slachtoffer] een telefoongesprek te laten voeren en/of
- ( daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de keel/het oor van die [slachtoffer] te zetten en/of
- een of meer foto(‘s) en/of filmopname(n) te maken van die [slachtoffer] , terwijl hij in zijn onderbroek gekleed was en/of naakt was, en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) eenmaal, althans meermalen, (met de vuist) tegen het gezicht en/of het lichaam te slaan/stompen;
3
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk te te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- het plegen van een plofkraak op 18 februari 2024,
door met een telefoon naar die [slachtoffer] te gaan en /of
- ( daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de keel/het oor van die [slachtoffer] te zetten en/of
- die [slachtoffer] te dwingen zich uit te kleden en/of
- een of meer foto(‘s) en/of filmopname(n) te maken van die [slachtoffer] , terwijl hij in zijn onderbroek gekleed was en/of naakt was, en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) eenmaal, althans meermalen, (met de vuist) tegen het gezicht en/of het lichaam te slaan/stompen en/of
- tegen die [slachtoffer] (via de telefoon) te zeggen dat hij een plofkraak moest plegen en zich daartoe de volgende dag om station Ede-Wageningen moest melden en/of dat als hij niet zou komen zij wisten waar zijn familie woont en/of dat de boel in de lucht zou gaan en/of dat ze zijn broertje op school zouden opwachten, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 april 2024, genummerd MD2R024033, onderzoek Maui, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 205. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 74 en 75.
3.Het door [verbalisant] , hoofdagent bij Eenheid Midden-Nederland op 14 februari 2025 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevinden, proces-verbaal nummer MD2R024-109, houdende een proces-verbaal van bekijken filmpje SL, pagina’s 1 tot en met 3.
4.Pagina’s 94 tot en met 96.
5.Pagina’s 119 tot en met 123.
6.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 28 mei 2025.
7.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] als getuige afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 28 mei 2025.