ECLI:NL:RBMNE:2025:2927

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
UTR 25/1295
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en beoordeling van maatwerkvoorziening jeugdhulp voor minderjarige met systeembehandeling

In deze zaak hebben eisers, de wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige, een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening jeugdhulp. De aanvraag werd in eerste instantie goedgekeurd voor systeembehandeling, maar diagnostiek en individuele behandeling werden niet direct toegekend. Eisers maakten bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een bestreden besluit waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, maar met de toezegging dat de situatie regelmatig geëvalueerd zou worden. De rechtbank heeft het beroep van eisers behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eisers geen procesbelang meer hadden, aangezien er inmiddels een nieuw besluit was genomen dat diagnostiek en individuele behandeling toekende. De rechtbank benadrukte dat er geen schade was gesteld of onderbouwd, waardoor er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 juni 2025 door rechter M.E.A. Braeken, in aanwezigheid van griffier S. van den Broek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1295
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2025 in de zaak tussen
[eiser sub 1] en [eiser sub 2], uit Tienhoven, eisers, als wettelijk vertegenwoordigers van
[minderjarige],
(gemachtigde: mr. O. Labordus),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht,

(gemachtigde: E. Breukelman en C. Voskuil).

Inleiding

Eisers hebben een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening jeugdhulp voor hun minderjarige dochter [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ). Verweerder heeft met het besluit van 22 maart 2024 (het primaire besluit) jeugdhulp in de vorm van systeembehandeling toegekend. Diagnostiek en individuele behandeling zijn niet (direct) toegekend, omdat volgens verweerder eerst rust in het systeem moest ontstaan. Eisers waren het met dit laatste niet eens en hebben bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 7 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. [1] Het primaire besluit is in stand gelaten, met de aanvulling dat eenmaal per kwartaal zal worden geëvalueerd hoe de systeemtherapie vordert en dat hierbij wordt nagegaan of en zo ja binnen welke termijn de diagnostiek en individuele behandeling van [minderjarige] kan worden ingezet.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Als bijlage bij het verweerschrift is een nader besluit van 11 april 2025 gevoegd waar het beroep, op grond van artikel 6:19 van de Awb, [2] van rechtswege mede betrekking op heeft.
De rechtbank heeft het beroep van eisers op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser [eiser sub 1] en zijn gemachtigde deelgenomen, evenals de gemachtigden van verweerder.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft met het besluit van 11 april 2025 ondersteuning voor de problematiek van [minderjarige] vanuit een GGZ aanbieder toegekend. In het verweerschrift is onder meer opgenomen dat zij vanwege de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan (de afgeronde systeemtherapie en stabilisatie in het gezin) is aangemeld voor een breed diagnostisch onderzoek. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van verweerder verduidelijkt dat Mentaal Beter Jong intakegesprekken zal voeren en dat de kans groot is dat zij overgaan tot behandeling. Op het moment dat de aangeboden zorg niet passend blijkt zal verweerder een andere aanbieder inschakelen voor individuele behandeling.
2. De rechtbank zal eerst beoordelen of eisers, gelet op het nieuwe besluit, nog procesbelang hebben bij de onderhavige procedure. Voor het aannemen van procesbelang gaat het erom dat het resultaat dat de indiener van een beroepschrift nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben. Een strikt formeel of principieel belang is onvoldoende. Als het gaat over een periode die al is verstreken dan blijft procesbelang aanwezig, als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Ook kan procesbelang aanwezig zijn vanwege de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [3]
3. De rechtbank oordeelt dat eisers geen procesbelang meer hebben bij deze procedure. Dit staat los van het feit dat het belangrijk is dat [minderjarige] de benodigde hulp krijgt. Er is bij verweerder geen weerwil om [minderjarige] te helpen. Er is een nieuw besluit genomen op 11 april 2025, daarin is de diagnostiek en individuele behandeling toegewezen. Dat deze er nog niet is, is frustrerend maar heeft met de situatie van de jeugdzorg in de praktijk te maken. Mentaal Beter Jong wordt in eerste instantie ingezet, maar ter zitting is gezegd dat er indien nodig ook andere aanbieders zijn die kunnen worden ingezet. Als strikt gekeken wordt naar wat eisers willen bereiken, dan is de situatie dat de zorg niet met terugwerkende kracht kan worden ingezet. Ten aanzien van de tijd die is verstreken is er geen schade gesteld of onderbouwd. Dus ook daarin ziet de rechtbank geen procesbelang. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Bij deze uitkomst is geen plaats voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2025 door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voor de motivering heeft verweerder verwezen naar het advies van de adviescommissie bezwaarschriften.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:675 r.o. 6.