Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met 2 producties,
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiser] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert eiser, die een bedrijfsruimte verhuurt aan gedaagde voor het houden van een garagebedrijf, ontruiming van de bedrijfsruimte per 2 juli 2025. Eiser stelt dat de huur met wederzijdse instemming is beëindigd per 1 juli 2025. De kantonrechter heeft op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in kort geding en oordeelt dat eiser geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. De rechter wijst de vorderingen van eiser af, omdat de opzegging van de huur niet spoedeisend is en de noodzaak voor ontruiming niet voldoende is onderbouwd. Eiser heeft ook geen bewijs geleverd voor het door hem gestelde brandgevaar in de bedrijfsruimte, wat zijn vordering verder ondermijnt. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 563,00, en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.