ECLI:NL:RBMNE:2025:2942

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
11535925 UT VERZ 25-1064
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een zoon als mentor voor een kwetsbare oudere vrouw met zorgelijke signalen

In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 juni 2025 een beschikking gegeven over de benoeming van een mentor voor mevrouw [A], die onder bewind is gesteld. De bewindvoerder had op 4 februari 2025 verzocht om benoeming tot mentor, maar mevrouw [A] vond dit niet nodig. De kantonrechter oordeelde echter dat er voldoende gronden waren om een mentor aan te stellen, gezien de zorgelijke signalen die waren ontvangen via Veilig Thuis. Mevrouw [A] is bijna 89 jaar oud en woont samen met haar zoon [E], die een verslavingsprobleem heeft. Dit leidt tot een onveilige situatie voor mevrouw [A], die afhankelijk is van hulp en zorg. De kantonrechter heeft op 11 juni 2025 mevrouw [A] thuis bezocht en vastgesteld dat, hoewel de woning verzorgd was, er voldoende redenen waren om een mentorschap in te stellen. De kantonrechter heeft besloten dat zoon [B] tot mentor wordt benoemd, ondanks dat mevrouw [A] geen mentor wilde. De keuze voor zoon [B] is gemaakt omdat hij bereid is deze rol op zich te nemen en er geen redenen zijn om aan zijn geschiktheid te twijfelen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 23 juni 2025, en tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer : 11535925 UT VERZ 25-1064
datum : 23 juni 2025
beschikking op een verzoek tot instelling mentorschap
op verzoek van:
de heer
[bewindvoerder] h.o.d.n. [handelsnaam] ,
correspondentieadres: [postcode 1] [plaats] , [adres 1] ,
hierna te noemen: bewindvoerder,
met betrekking tot:
mevrouw
[A],
geboren te [geboorteplaats] op [1935] ,
wonende te [postcode 2] [woonplaats 1] , [adres 2] ,
hierna te noemen: [A] .

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek (met bijlagen), ontvangen op 4 februari 2025;
  • de e-mail van de heer [B] van 1 april 2025.
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld op 4 april 2025 in aanwezigheid van:
- mevrouw [A] , voornoemd,
- de heer [bewindvoerder] , voornoemd,
- de heer [C] ( [C (voornaam)] ), zoon van [A] ,
- de heer [D] ( [D (voornaam)] ), zoon van [A] ,
- de heer [E] ( [E (voornaam)] ), zoon van [A] ,
- de heer [B] ( [B (voornaam)] ), zoon van [A] .
1.3.
Op 11 juni 2025 heeft mr. P.M.E. Bernini, kantonrechter, een bezoek gebracht aan [A] , in aanwezigheid van de griffier.

2.De kern van deze beslissing

2.1.
[A] is op [2021] onder bewind gesteld. Op 4 februari 2025 heeft de bewindvoerder gevraagd om ook tot mentor te worden benoemd. [A] vindt dit zelf niet nodig. De kantonrechter vindt dat er voldoende noodzaak is om een mentor te benoemen. Er zijn zorgelijke signalen ontvangen via een melding bij Veilig Thuis. Daarnaast heeft [A] iemand nodig die voor haar belangen opkomt op het moment dat die tegenstrijdig zijn aan de belangen van haar inwonende zoon [E (voornaam)] . Het doel is dat [A] zo lang mogelijk in haar eigen woning kan blijven. Anders dan in het verzoekschrift is voorgesteld, zal zoon [B (voornaam)] tot mentor worden benoemd.

3.De beoordeling

Er zijn voldoende gronden om een mentorschap in te stellen
3.1.
Voor [A] werd in 2021 bewind ingesteld vanwege haar kwetsbare positie. Dit gebeurde destijds naar aanleiding van een melding bij Veilig Thuis. Op 4 december 2024 is er opnieuw een zorgelijke melding binnengekomen bij Veilig Thuis. In deze melding staat het volgende:
“Mevrouw is bijna 89 jaar. Zoon [E (voornaam)] heeft een eigen huurwoning maar woont volledig bij zijn moeder in huis. Zoon heeft een verslavingsprobleem. […] We vermoeden dat mevrouw niet meer in staat is regie te voeren over haar eigen levenssituatie. De woning staat er vol waardoor er valgevaar is. Ook onze hulpverlening is nu gestopt omdat zoon [E (voornaam)] onze medewerker onlangs bedreigend heeft toegesproken. In overleg met de gemeente hebben wij aangegeven dat we geen huishoudelijke hulp meer willen inzetten zolang zoon [E (voornaam)] nog bij mevrouw inwoont.
[…]
Mevrouw wil graag zolang mogelijk thuis blijven wonen, maar is afhankelijk van hulp. Het risico bestaat dat de thuiszorg zal stoppen door het gedrag van haar inwonende zoon [E (voornaam)] .”
3.2.
Op 11 juni 2025 is een kantonrechter bij [A] thuis op bezoek geweest. De woning zag er verzorgd uit en de kantonrechter had niet de indruk dat [A] in een onveilige situatie verkeerde. Toch zijn er voldoende gronden om een mentorschap uit te spreken, namelijk:
  • [A] is vergeetachtig en komt soms verwart over. Dit past bij de hoge leeftijd van [A] .
  • Als er opnieuw een incident zou plaatsvinden tussen de thuiszorg en zoon [E (voornaam)] , kan dit voor [A] grote gevolgen hebben. [A] loopt dan het risico dat de thuiszorg stopt en dat zij daardoor niet in haar eigen woning kan blijven. De kantonrechter denkt dat [A] niet voldoende is opgewassen tegen haar zoon [E (voornaam)] .
  • De thuiszorg moet weten wie de contactpersoon is van [A] voor het geval zich in de toekomst opnieuw een incident voordoet. Op dit moment zou thuiszorg daarover met alle zoons moeten overleggen. Ook met zoon [E (voornaam)] , terwijl die onderdeel is van het probleem. Dat is niet wenselijk.
3.3.
Het mentorschap zal worden uitgesproken, de vraag is vervolgens wie de mentor van [A] moet worden.
Zoon [B (voornaam)] wordt tot mentor benoemd
3.4.
Het uitganspunt is dat de rechter bij de benoeming van een mentor de uitdrukkelijke voorkeur van [A] volgt. Alleen als er gegronde redenen zijn die zich hiertegen verzetten, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Als een uitdrukkelijke voorkeur ontbreekt, wordt in de wet voor wat betreft de te benoemen persoon een voorkeur uitgesproken voor in dit geval (een van de) kinderen van de [A] .
3.5.
[A] heeft aan de kantonrechter verteld dat zij geen mentor wil. Als zij ondersteuning nodig heeft bij zorgbeslissingen, dan wil haar zoon [B (voornaam)] daarbij helpen, aldus [A] . [B (voornaam)] heeft tijdens de procedure aangegeven bereid te zijn de rol van mentor op zich te nemen. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat hij ongeschikt zou zijn voor deze rol. Daarom wordt [B (voornaam)] benoemd tot mentor van [A] .

4.De beslissing

De kantonrechter:
- stelt met ingang van de dag na de datum van verzending van deze beschikking een mentorschap in ten behoeve van
[A], voornoemd vanwege de geestelijke of lichamelijke toestand van betrokkene;
- benoemt met ingang van de dag na de datum van verzending van deze beschikking tot mentor:
[B], wonende te ( [postcode 3] ) [woonplaats 2] aan de [adres 3] .
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Neijt, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.