Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de pleitnota van de advocaat van de vader,
- de pleitnota van de advocaat van de moeder.
2.Kern van de zaak
[minderjarige 1](geboren op [geboortedatum 1] 2019 in Haarlem) en
[minderjarige 2](geboren op [geboortedatum 2] 2021 in Leiderdorp). De vader en de moeder hebben in een ouderschapsplan een zorgregeling afgesproken, die onder andere inhoudt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hun moeder wonen (oftewel: ‘hoofdverblijfplaats hebben bij hun moeder’). Deze zaak draait, samengevat, om de vraag of de moeder de zorgregeling die de ouders hebben afgesproken, moet nakomen. Dat is ingewikkeld, omdat de moeder inmiddels met haar nieuwe partner in [woonplaats 2] woont, en de rechtbank Noord-Holland op 27 december 2024 heeft bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daar niet naartoe mogen verhuizen. Met andere woorden: de kinderen wonen volgens de zorgregeling bij hun moeder, maar mogen op grond van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland niet naar [woonplaats 2] verhuizen, terwijl dat is waar hun moeder nu woont. Toch mag van de moeder verwacht worden dat zij de zorgregeling nakomt. Het is namelijk aan haar eigen keuzes te wijten dat deze lastige situatie is ontstaan. De ouders moeten samen een oplossing vinden in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.De beoordeling in conventie en in reconventie
zoals je weet, is de kerstvakantie weer voorbij en mag ik niet wonen met de kinderen in [woonplaats 2] te [adres] .
kannakomen. Zij doet, met andere woorden, een beroep op overmacht. Dit verweer slaagt echter niet. Voor een geslaagd beroep op overmacht – waardoor niet meer nagekomen zou hoeven te worden - is namelijk vereist dat iemand die afspraken niet nakomt daar zelf niets aan kan doen (‘het kan niet worden toegerekend’). [1] Zo’n situatie is hier niet aan de orde. Dit wordt hierna uitgelegd.
bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden”.
overeenkomstig het uitgangspunt”uitvoerbaar bij voorraad zou verklaren. [12] Dat betekent in dit kort geding dat de voorzieningenrechter een belangenafweging moet maken, waarbij uitvoerbaarheid bij voorraad het uitgangspunt is.