ECLI:NL:RBMNE:2025:3013

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
16/0666663.25 en 13/293474.22 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor meerdere winkelinbraken en mishandeling van een beveiliger

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2025 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan drie winkelinbraken en de mishandeling van een beveiliger. De verdachte heeft op 2 maart 2025 in Utrecht meerdere goederen gestolen uit de Mango, de Samsung Experience Store en de Pindakaaswinkel. Tijdens zijn aanhouding heeft hij zich verzet en daarbij de beveiliger mishandeld door met zijn vinger in en onder het oog van de beveiliger te duwen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, zonder voorwaardelijke straf, omdat er geen vertrouwen was dat de verdachte zich aan voorwaarden zou houden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn eerdere veroordelingen en verslaving aan harddrugs. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de benadeelde partij van de Mango niet-ontvankelijk werd verklaard, terwijl de vordering van de beveiliger tot een schadevergoeding van € 500,- werd toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/066663-25 en 13/293474-22 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juni 2025 in strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op adres [adres 1] , [postcode] , [plaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 11 juni 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. V.H. van der Horst;
  • de advocaat van de verdachte: mr. M.A.C. de Bruijn;
  • de benadeelde partij: mw. [benadeelde] .

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
op 2 maart 2025 in Utrecht meerdere kledingstukken, schoenen, parfums, een laptop en een kluissleutel uit de Mango heeft gestolen;
feit 2
tussen 23 en 24 februari 2025 in Utrecht meerdere mobiele telefoons, laptops, tablets en smart watches en smart rings uit de Samsung Experience Store heeft gestolen met behulp van braak;
feit 3
tussen 1 en 2 maart 2025 in Utrecht een JBL speaker, een telefoon en een telefoonoplader uit de Pindakaaswinkel heeft gestolen;
feit 4
op 2 maart 2025 in Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met kracht een vinger in/onder het oog te duwen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Bewijs en de bewezenverklaring

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat alle feiten, waarvan de verdachte wordt beschuldigd, kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte bekent dat hij goederen heeft gestolen uit de winkel van Mango, de Samsung Experience Store en de Pindakaaswinkel.
De verdachte ontkent dat hij opzettelijk zijn vinger in of onder het oog van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft geduwd. Als de rechtbank vindt dat de verdachte wel opzettelijk letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht, dan was sprake van een situatie, waarin de verdachte zich mocht verdedigen tegen het door [slachtoffer] tegen hem uitgeoefende geweld. De verdachte heeft van [slachtoffer] meerdere klappen en ‘zachte’ stompen gehad. De verdachte heeft zich daar tegen willen verdedigen, waarbij hij in het geduw en getrek [slachtoffer] heeft geraakt.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
feiten 1, 2 en 3
De verdachte bekent dat hij de feiten 1, 2 en 3 van de beschuldiging, te weten de diefstal van de goederen uit de Mango, de diefstal van goederen uit de Samsung Experience Store en de diefstal van goederen uit de Pindakaaswinkel, heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Door of namens de verdachte is ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de door haar gebruikte bewijsmiddelen: [1]
feit 1 – diefstal Mango
  • een proces-verbaal van aangifte, pagina 101 (van 242);
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2025;
feit 2 – diefstal Samsung Store
  • een proces-verbaal van aangifte, pagina 12 (van 242);
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2025;
feit 3 – diefstal Pindakaaswinkel
  • een proces-verbaal van aangifte, pagina 165 (van 242);
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2025.
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
3.3.1.
Bewijsmiddelen feit 4
De rechtbank oordeelt dat de verdachte feit 4 heeft gepleegd. Zij gebruikt daarvoor de volgende bewijsmiddelen:
Op 2 maart 2025 doet [slachtoffer] aangifte van mishandeling. [2] Hij verklaart dat hij die nacht als beveiliger in [locatie] werkzaam was. Hij ziet bij de lift een man met tassen van de Mango staan. Hij roept naar de man, waarna de man van hem begint weg te rennen. Hij hoort de man op een gegeven moment roepen “ik ga jullie steken, ik ga jullie prikken. Dus ga weg”. Hij ziet dat de man de helling naar buiten rent en ziet kans om de man hier naar de grond te krijgen, waarna hij op de man gaat zitten. Hij probeert de man onder controle te krijgen. Hij ziet dat de man zijn rechterhand naar zijn gezicht brengt (de rechtbank begrijpt naar het gezicht van [slachtoffer] ). Hij voelt een vinger in zijn oog en daarna voelt hij een vinger net onder zijn oog. Hij voelt deze vinger hard drukken. Hij voelt een brandend en stekend gevoel ontstaan in zijn oog en hij voelt een brandend en stekend gevoel ontstaan onder zijn oog. Hij voelt de nagel van de man in zijn huid gaan. Na ongeveer 30 seconden krijgt hij de hand van de man van zijn hoofd.
Verbalisant [verbalisant] hoort ter plaatse [slachtoffer] zeggen dat hij pijn had ter hoogte van zijn rechteroog en ziet bij [slachtoffer] een verse snee onder het rechteroog. [3]
[A] , de collega van [slachtoffer] , verklaart dat hij de persoon hoort zeggen “Ik ga je steken, ik ga je steken”. Hij ziet dat zijn collega [slachtoffer] de persoon tackelt, op de man springt, waarna er een worsteling ontstaat. Hij schiet zijn collega te hulp en met moeite krijgen ze de persoon in bedwang. Hij loopt naar boven om op de politie te wachten. Wanneer hij naar boven loopt hoort hij zijn collega (de rechtbank begrijpt [slachtoffer] ) zeggen: “ [A] kom terug, ik houd hem niet!”. [4]
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] letsel heeft opgelopen toen hij probeerde om de verdachte onder controle te krijgen. Daarbij verzette de verdachte zich hevig. Tijdens de worsteling heeft de verdachte op enig moment zijn rechterhand naar het gezicht van [slachtoffer] gebracht, waarna [slachtoffer] een brandend en stekend gevoel in en onder zijn oog voelt. Ook voelt [slachtoffer] de nagel in zijn huid gaan. Dit duurde ongeveer 30 seconden.
De rechtbank leidt uit het handelen van de verdachte af dat hij willens en wetens tijdens de worsteling met [slachtoffer] gedurende enige tijd zijn vinger met kracht in en onder het oog van [slachtoffer] heeft geduwd waardoor een snee onder het rechteroog van [slachtoffer] is ontstaan. Dat maakt dat de rechtbank bewezen vindt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] . De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling, omdat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld. Zoals hierna onder 4.2. zal worden besproken, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een noodweersituatie, zodat het handelen van de verdachte niet gerechtvaardigd was.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
feit 1
hij op 2 maart 2025 te Utrecht meerdere schoenen en shirts en jassen en broeken en colberts en flessen parfum en een laptop en een (kluis)sleutel, die geheel of ten dele aan Mango ( [adres 2] te [plaats 2] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
hij in de periode van 23 februari 2025 tot en met 24 februari 2025 te Utrecht meerdere mobiele telefoon en laptops en tablets en smartwatches en smart rings, die geheel of ten dele aan Samsung Experience Store ( [adres 3] te [plaats 2] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
hij in de periode van 1 maart 2025 tot en met 2 maart 2025 te Utrecht een JBL speaker en een telefoon van het merk redmi en een telefoonoplader, die geheel of ten dele aan De Pindakaaswinkel ( [adres 4] te [plaats 2] ), toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
hij op 2 maart 2025 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door kracht met zijn vinger in en onder het oog van die [slachtoffer] te duwen.
Het overige wat in de beschuldiging staat kan niet bewezen worden. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1
diefstal
feit 2
diefstal
feit 3
diefstal
feit 4
mishandeling
4.2.
Strafbaarheid feiten en verdachte
4.2.1
Beroep op rechtvaardigingsgrond
De advocaat van de verdachte stelt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Aan de verdachte komt een beroep op noodweer toe, zodat daarmee de wederrechtelijkheid van zijn gedraging wegvalt.
4.2.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt dat geen sprake was van een noodweersituatie, nu de verdachte is gevlucht, waarna hij zich heeft verzet bij zijn aanhouding en toen het letsel heeft toegebracht.
4.2.3
Oordeel rechtbank
Het verweer slaagt niet.
[slachtoffer] en zijn collega, werkzaam als beveiligers van een winkelcentrum, troffen midden in de nacht de verdachte aan bij een lift, met tassen van de Mango. De verdachte bevond zich op een plek, die niet voor het publiek toegankelijk was. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. In zoverre was sprake van een heterdaadsituatie op grond waarvan [slachtoffer] en zijn collega mochten overgaan tot (een burger)aanhouding.
Toen zij naar de verdachte riepen, rende de verdachte echter van hen weg, waarbij hij twee keer naar hen riep “ik ga jullie steken”. Uit de verklaringen blijkt en op de camerabeelden is te zien dat de verdachte op enig moment een helling naar buiten toe weet op te rennen, waarna hij door [slachtoffer] onderuit wordt gehaald. Vervolgens is [slachtoffer] op de verdachte gaan zitten.
Uit de verklaring van [slachtoffer] en zijn collega blijkt dat de verdachte zich hevig bleef verzetten en dat hij bleef proberen om weg te komen. Het verzet van de verdachte was zodanig hevig dat [slachtoffer] op enig moment zijn collega om hulp moest roepen, omdat hij moeite had om de verdachte in bedwang te houden. Het is tijdens deze worsteling dat de verdachte zijn vinger gedurende enige tijd met kracht onder het oog van [slachtoffer] heeft geduwd.
Nu sprake was van een rechtmatige aanhouding, waarbij het de verdachte is geweest die zich vervolgens met veel kracht is blijven verzetten tegen zijn aanhouding, was geen sprake van een wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich mocht verdedigen. Het beroep op noodweer faalt om die reden.

5.De straf

5.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest,
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de verdachte deels heeft bekend en de omstandigheid dat de twee diefstallen in de nacht van 1 op 2 maart 2025 zodanig in elkaars verlengde liggen dat er reden is om de inbraken niet als op zichzelf staand te beschouwen. Daarnaast verzoekt de advocaat om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De verdachte is gedurende de voorlopige hechtenis niet in aanraking gekomen met drugs en alcohol. Hij leeft weer gezond en hij heeft inzicht in de fouten die hebben geleid tot het weer terugvallen in zijn alcohol- en drugsverslaving. De verdachte heeft er daarom vertrouwen in dat hij het dit keer wel zal gaan redden.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden op.
Bij het bepalen van deze straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft in de nacht van 23 op 24 februari 2025 een grote hoeveelheid mobiele telefoons, tablets en anders elektronica gestolen uit de Samsung Experience Store in [locatie] . Twee weken later heeft de verdachte bij twee andere winkels in [locatie] een grote hoeveelheid kleding en andere accessoires gestolen. Toen twee beveiligers probeerden om de verdachte tegen te houden, heeft hij fors verzet gepleegd en bij een van de beveiligers letsel onder het oog toegebracht. Dit zijn nare en ernstige feiten. Dit soort winkelinbraken zorgt voor veel schade bij de betreffende winkeliers en maakt dat zij veel tijd en energie kwijt zijn aan de nasleep hiervan, zoals het doen van aangifte, de schade in de winkels herstellen, contact opnemen met de verzekeraar en het vullen van lege schappen in de winkel. Daarnaast heeft de verdachte aan een ander letsel toegebracht, door met veel kracht zijn vinger onder het oog van de beveiliger te drukken. Van geluk mag worden gesproken dat het letsel in zoverre beperkt is gebleven tot een snee en een blauwe plek onder het oog van deze beveiliger.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte, dat 43 pagina’s telt, blijkt dat de verdachte al veel vaker voor het plegen van diefstallen is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het door GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 18 november 2024 opgemaakt advies in de zaak met parketnummer 13.293474.22. Hieruit blijkt dat de verdachte sinds 12 december 2022 contact heeft met de reclassering en dat het toezicht in die zaak tegelijkertijd is gestart met een ander toezicht. De reclassering schrijft dat de verdachte een zogenaamde zorgmijder is, dat hij dakloos is en verslaafd aan harddrugs. Verder schrijft de reclassering dat het toezicht op de verdachte stagneert op de bijzondere voorwaarden behandeling, huisvesting en meldplicht. Ondanks de toezeggingen van de verdachte zich in te gaan zetten voor het oplossen van zijn problemen, heeft de verdachte dit niet laten zien. De reclassering ziet hierdoor geen mogelijkheden om in die zaak uitvoering te geven aan het reclasseringstoezicht. Er kan niet gewerkt worden aan het bewerkstelligen van een gedragsverandering en het reduceren van het eventuele recidiverisico. Omdat de verdachte zich niet houdt aan de bijzondere voorwaarden wordt het toezicht voortijdig negatief beëindigd.
Strafkader
De rechtbank heeft kennisgenomen van straffen die door rechtbanken in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Verder houdt de rechtbank bij de bepaling van het soort straf en de duur daarvan in het nadeel van de verdachte rekening met het feit dat aan de verdachte al eerder forse gevangenisstraffen zijn opgelegd, maar dat dit de verdachte er niet van weerhoudt om dit soort diefstallen te plegen. Ook de omvang van de door de winkeliers geleden schade en dat de verdachte letsel heeft toegebracht toen hij werd tegengehouden, wegen in het nadeel van de verdachte. Tot slot heeft de rechtbank, gelet op wat de reclassering schrijft over de vele toezeggingen die de verdachte in het verleden heeft gedaan, er onvoldoende vertrouwen in dat de verdachte dit keer wel hulp gaat zoeken en/of zich zal laten begeleiden door de reclassering.
Conclusie
Gelet op dit alles kan naar het oordeel van de rechtbank alleen nog worden volstaan met oplegging aan de verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank ziet vanwege het gebrek aan vertrouwen dat de verdachte zich nu wel zal houden aan voorwaarden geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de straf
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma (artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet).

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
De vordering van de benadeelde partijen
[benadeelde](werkzaam bij de Mango) heeft zich gesteld als benadeelde partij. Zij vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 310,- aan materiële schadevergoeding voor feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit de kosten van twee paar New Balance schoenen die zij gebruikte wanneer zij in de winkel aan het werk was. De verdachte heeft deze schoenen volgens haar gestolen.
Verder heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Dat betekent dat de Staat de schadevergoeding aan de benadeelde partij voorschiet en de verdachte het bedrag vervolgens terugbetaalt aan de Staat.
[bedrijf] BV( [bedrijf] ) heeft zich gesteld als benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar bestuurder [B] . Hij vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 22.859,- aan materiële schadevergoeding voor feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 21.769,- aan gestolen display toestellen en € 1.090,- aan gebruikte toestellen.
Verder heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Dat betekent dat de Staat de schadevergoeding aan de benadeelde partij voorschiet en de verdachte het bedrag vervolgens terugbetaalt aan de Staat.
[slachtoffer]heeft zich gesteld als benadeelde partij. Hij vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding ter zake van immateriële schade voor feit 4, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verder heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Dat betekent dat de Staat de schadevergoeding aan de benadeelde partij voorschiet en de verdachte het bedrag vervolgens terugbetaalt aan de Staat.
6.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van:
- [benadeelde] niet ontvankelijk is, omdat de schoenen door de politie zijn meegenomen voor onderzoek en niet door de verdachte zijn gestolen;
- [bedrijf] volledig toewijsbaar is;
- [slachtoffer] niet ontvankelijk is, omdat daarin geen bedrag wordt genoemd.
Daarnaast eist de officier van justitie de schadevergoedingsmaatregel op te leggen bij toewijzing van de vordering van [bedrijf] en gijzeling voor het geval dat de verdachte niet betaalt.
6.3.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard moeten worden. Subsidiair stelt de advocaat dat op de vordering van [bedrijf] in ieder geval in mindering moet worden gebracht de winst en de BTW.
6.4.
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [benadeelde]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. Reden daarvoor is dat uit het dossier blijkt dat de schoenen van de benadeelde partij door de politie in beslag zijn genomen, maar nog niet door de politie aan haar zijn teruggegeven. Hoewel het handelen van de verdachte ten grondslag ligt aan de inbeslagname van de schoenen van de benadeelde partij door de politie, kan de verdachte niet verantwoordelijk worden gehouden voor het in gebreke blijven van de politie tot teruggave van de schoenen aan de benadeelde partij. Ter zitting heeft de officier van justitie toegezegd dat zij contact zal opnemen met de politie en als blijkt dat de schoenen er niet meer zijn er dan een passende oplossing voor de benadeelde partij gezocht gaat worden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Vordering [bedrijf]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering. Zowel de rechtbank als de verdediging hebben een dag voor de inhoudelijke behandeling de vordering van de benadeelde partij ontvangen. De benadeelde partij vordert vergoeding van een bedrag van afgerond € 23.000,-.
Bij de behandeling van de vordering heeft de advocaat van de verdachte vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over de hoogte van de schadevergoeding. Zo blijkt uit de summiere schriftelijke vordering bijvoorbeeld niet of de benadeelde partij bij de berekening van de schade is uitgegaan van de inkoop- of verkoopprijs (winstmarge), of de BTW in mindering is gebracht op de schadevergoeding en of (een deel van) de schade door een verzekeraar is vergoed. Bij de inhoudelijke behandeling van de zaak is de benadeelde partij niet verschenen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van [bedrijf] , gelet op de gemotiveerde betwisting van de verdediging en de afwezigheid van een nadere toelichting op de vordering ter zitting, onvoldoende onderbouwd. [bedrijf] wordt om die reden niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Vordering [slachtoffer]
Voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling (feit 4) rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft aan de mishandeling fysiek letsel overgehouden, te weten een snee onder zijn oog. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade (immateriële schade). De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij geen specifiek bedrag aan schadevergoeding vordert. De rechtbank leidt hieruit af dat de benadeelde partij het kennelijk aan de rechtbank overlaat om het bedrag aan schadevergoeding te schatten.
Aan de benadeelde partij zal, gelet op de aard van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te kennen, een bedrag van € 500,- aan schadevergoeding toekennen. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 2 maart 2025.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. Als door de verdachte niet wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
7. Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf
De politierechter in Amsterdam heeft aan de verdachte in de zaak met parketnummer 13/293474-22 op 18 november 2022 een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer gelegd wordt. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte zich niet gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft de beslissing over de vordering aan de rechtbank overgelaten.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Om die reden zal de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken alsnog ten uitvoer gelegd worden.

8.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
36f, 57, 300, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat de verdachte feit 1, 2, 3, en 4 van de beschuldiging heeft gepleegd, zoals hierboven is omschreven;
  • verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
vordering [benadeelde]
  • verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
vordering [bedrijf]
  • verklaart [bedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
vordering [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,-;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2025 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2025 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/293474-22
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 18 november 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
twee weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. L.M. Reijnierse en mr. A.E. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juni 2025.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Utrecht
meerdere schoenen en/of shirts en/of jassen en/of broeken en/of colberts en/of
flessen parfum en/of een laptop en/of een (kluis)sleutel, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan Mango ( [adres 2] te [plaats 2] ), in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2025 tot en met 24 februari 2025 te
Utrecht
meerdere mobiele telefoon en/of laptops en/of tablets en/of smartwatches en/of
smart rings, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Samsung
Experience Store ( [adres 3] te [plaats 2] ), in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2025 tot en met 2 maart 2025 te Utrecht
een JBL speaker en/of een telefoon van het merk redmi en/of een telefoonoplader,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan De Pindakaaswinkel
( [adres 4] te [plaats 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Utrecht
[slachtoffer] heeft mishandeld door kracht met zijn vinger in en/of onder het oog van
die M. Spijk te duwen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

2.Pagina 51 van 242.
3.Pagina 59 van 242.
4.Pagina 57 van 242.