Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Zitting
- de verdachte;
- de officier van justitie: mr. V.H. van der Horst;
- de advocaat van de verdachte: mr. M.A.C. de Bruijn;
- de benadeelde partij: mw. [benadeelde] .
2.Tenlastelegging
3.Bewijs en de bewezenverklaring
- een proces-verbaal van aangifte, pagina 101 (van 242);
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2025;
- een proces-verbaal van aangifte, pagina 12 (van 242);
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2025;
- een proces-verbaal van aangifte, pagina 165 (van 242);
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2025.
4.Kwalificatie en strafbaarheid
5.De straf
6.Vordering benadeelde partij
8.Toegepaste wetsartikelen
9.De beslissing
- verklaart bewezen dat de verdachte feit 1, 2, 3, en 4 van de beschuldiging heeft gepleegd, zoals hierboven is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor is vermeld;
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
- verklaart [bedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,-;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2025 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2025 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
twee weken.