ECLI:NL:RBMNE:2025:3021

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
24/7934
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening drempelhulpen op basis van Wmo 2015

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die een aanvraag had ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De aanvraag werd afgewezen op 10 juni 2024, en het college bleef bij deze afwijzing na het indienen van bezwaar door eiseres. Eiseres, die na een herseninfarct minder kracht heeft in haar rechterarm en -been, had drempelhulpen aangevraagd voor haar woning, maar het college oordeelde dat deze hulpmiddelen algemeen gebruikelijk zijn en daarom niet in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening.

Tijdens de zitting op 2 mei 2025 werd het beroep van eiseres behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag af te wijzen. Eiseres had niet voldoende aangetoond dat haar situatie afwijkt van die van andere personen die ook drempelhulpen nodig hebben. De rechtbank benadrukte dat het college de vrijheid heeft om te bepalen welke hulpmiddelen als algemeen gebruikelijk worden beschouwd en dat de drempelhulpen in dit geval niet als maatwerkvoorziening konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde maatwerkvoorziening en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift indienen bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiseres, maar concludeerde dat deze niet voldoende waren om af te wijken van het beleid van het college.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7934

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde en partner: F.P. Sneijder),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

(gemachtigde: A. Singh).

Procesverloop

1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 10 juni 2024 afgewezen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 30 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de partner van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er gebeurd?
2. Eiseres heeft in 2021 een herseninfarct gehad. Hierdoor heeft zij minder kracht in haar rechterarm en rechterbeen. Als gevolg daarvan is zij meerdere keren gevallen en is er een voortdurend risico dat zij opnieuw valt. Eiseres loopt daarom nu binnenshuis en buitenshuis korte afstanden met een rollator. Voor langere afstanden maakt zij gebruik van een rolstoel.
3. Eiseres kwam vanwege haar beperkingen in aanmerking voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een aanpassing van haar badkamer. Een installateur van [bedrijf] ( [bedrijf] ) heeft die aanpassing uitgevoerd. Eiseres heeft naar aanleiding van een gesprek met deze installateur drempelhulpen voor haar woning bij [bedrijf] besteld. In maart 2024 zijn de drempelhulpen door [bedrijf] aan de binnen- en buitenzijde van zowel de voordeur als de schuifpui aangebracht. Eiseres heeft het college vervolgens om vergoeding van de plaatsing van de drempelhulpen gevraagd. Het college heeft de aanvraag afgewezen en heeft daaraan ten grondslag gelegd dat drempelhulpen algemeen gebruikelijk zijn en daarom niet voldoen aan de vereisten voor een maatwerkvoorziening.
De beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of het college terecht de aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een vergoeding voor drempelhulpen heeft afgewezen. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het college de aanvraag terecht afgewezen?
6. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening komt het op maatwerk door het college aan. Daarin is gemeentelijke vrijheid nodig om per inwoner en per gemeente de behoeftes te kunnen bepalen. Die behoeftes kunnen namelijk per situatie verschillen. Ook het aanbod van algemene voorzieningen is niet in iedere gemeente gelijk. Het college heeft de vrijheid om bepaalde algemeen gebruikelijke hulpmiddelen uit te sluiten en dat in eigen beleid zo op te nemen. Het college moet aan de hand van geschikte en toepasbare criteria concreet afbakenen in welke gevallen iemand voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt. Alleen als iemand echt niet zelf of met hulp van zijn omgeving in staat is tot zelfredzaamheid en ook een algemene voorziening geen uitkomst biedt, wordt een maatwerkvoorziening voor die persoon getroffen. [1]
7. De hogere rechter heeft bepaald dat het college een maatwerkvoorziening niet hoeft te verstrekken als het gebruik van een hulpmiddel die naar zijn aard algemeen gebruikelijk is een uitkomst biedt. Een hulpmiddel is algemeen gebruikelijk als deze niet specifiek is bedoeld voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de betrokkene tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en deze financieel kan worden gedragen met een minimuminkomen. [2]
8. Het college heeft in het eigen beleid opgenomen dat het college een aanvraag kan weigeren als de voorziening niet leidt tot extra kosten vergeleken met een vergelijkbare persoon zonder beperkingen. [3] In nadere regels heeft het college bepaald of een hulpmiddel algemeen gebruikelijk is. [4] Daarnaast heeft het college een lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen op de website van gemeente Almere gepubliceerd. De drempelhulp staat daar ook vermeld.
9. Tijdens de zitting is gebleken dat tussen partijen niet (meer) in geschil is dat de door eiseres gevraagde drempelhulp in principe voldoet aan een maatwerkvoorziening die naar zijn aard algemeen gebruikelijk is. Eiseres stelt zich echter op het standpunt dat er gelet op haar bijzondere omstandigheden een uitzondering moet worden gemaakt op het door het college toegepaste beleid: als het college wenst dat eiseres zelfstandig blijft wonen, dan moet zij hierin door het college geholpen worden. De situatie van eiseres dwingt tot een andere uitkomst, aldus eiseres.
10. De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres zo dat zij vindt dat zij onevenredig zwaar wordt benadeeld. Eiseres doet daarmee een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Het geschil tussen partijen spitst zich daarom toe op de vraag of de gevolgen van de afwijzing van de maatwerkvoorziening vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van het verstrekken van een maatwerkvoorziening. [5]
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in dit specifieke geval in redelijkheid kunnen beslissen tot afwijzing van de maatwerkvoorziening, omdat de door eiseres gestelde omstandigheden niet van dien aard zijn dat het college gebruik had moeten maken van zijn afwijkingsbevoegdheid. Dat eiseres de drempelhulpen nodig heeft om zelfstandig te kunnen wonen is begrijpelijk; eiseres maakt vanwege haar lichamelijke beperkingen gebruik van een rolstoel en rollator. Eiseres heeft echter niet nader toegelicht wat haar situatie dan anders maakt dan een persoon in een vergelijkbare situatie waarvoor ook geldt dat een drempelhulp niet als maatwerkvoorziening wordt aangemerkt. Deze enkele omstandigheid kan daarom niet tot het oordeel leiden dat het besluit onevenredig is. Het college hanteert dit beleid immers voor eenieder die drempelhulpen nodig heeft en heeft dit ook op die wijze vermeld op een lijst die voor alle ingezetenen van de gemeente geldt. Het beroep van eiseres op de inherente afwijkingsbevoegdheid van het college slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen maatwerkvoorziening in de vorm van (een vergoeding voor) drempelhulpen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van
B.J.H. van der Avoird, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken 2013-2014. 33841, nr. 3, p. 133-148.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3535.
3.Dit volgt uit artikel 2.3.5 van de Wmo 2015 en artikel 3.2.2, zesde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Almere 2022.
4.Dit volgt uit artikel 3.7, derde lid, van de Nadere regels (maatwerk)voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
5.Dit volgt uit artikel 4:84 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb).