Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die een aanvraag had ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De aanvraag werd afgewezen op 10 juni 2024, en het college bleef bij deze afwijzing na het indienen van bezwaar door eiseres. Eiseres, die na een herseninfarct minder kracht heeft in haar rechterarm en -been, had drempelhulpen aangevraagd voor haar woning, maar het college oordeelde dat deze hulpmiddelen algemeen gebruikelijk zijn en daarom niet in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening.
Tijdens de zitting op 2 mei 2025 werd het beroep van eiseres behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag af te wijzen. Eiseres had niet voldoende aangetoond dat haar situatie afwijkt van die van andere personen die ook drempelhulpen nodig hebben. De rechtbank benadrukte dat het college de vrijheid heeft om te bepalen welke hulpmiddelen als algemeen gebruikelijk worden beschouwd en dat de drempelhulpen in dit geval niet als maatwerkvoorziening konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde maatwerkvoorziening en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift indienen bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiseres, maar concludeerde dat deze niet voldoende waren om af te wijken van het beleid van het college.