ECLI:NL:RBMNE:2025:3025

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
UTR 24/4872
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag om woonurgentie op medische gronden door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 3 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om woonurgentie op medische gronden beoordeeld. Eiseres, die met haar drie kinderen in een woning woont, heeft een aanvraag ingediend omdat de huidige woning niet geschikt is voor haar dochter van tien jaar, die medische klachten heeft. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, omdat eiseres niet zou voldoen aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening gemeente Veenendaal 2020. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2025 behandeld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij wel degelijk een belang heeft bij haar beroep, ondanks dat het college stelt dat zij per 1 juli 2024 verhuisd is naar een ander appartement. De rechtbank oordeelt dat eiseres wel degelijk een procesbelang heeft, omdat haar huidige woning niet geschikt is voor haar dochter met astma. De rechtbank concludeert dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat eiseres geen maximale eigen inspanning heeft geleverd om haar woonprobleem op te lossen. Eiseres heeft voldoende aangetoond dat zij zelf heeft voorzien in woonruimte en dat haar huidige situatie niet het gevolg is van eigen schuld.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Het college moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen, waarbij het rekening moet houden met deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden. De rechtbank benadrukt dat de aanvraag van eiseres aan de nieuwe Huisvestingsverordening 2024-2027 moet worden getoetst, en dat eerdere keuzes van eiseres niet tegen haar mogen worden gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4872

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.J.A. De Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal

(gemachtigde: mr. M.R. Groenewoud).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een woonurgentie op medische gronden.
Eiseres heeft een aanvraag om urgentie op medische gronden ingediend bij het college omdat de huidige woning, waar ze met haar drie kinderen woont, niet geschikt is voor haar dochter van tien jaar. Er is sprake van een onthoudbare situatie omdat haar dochter medische klachten heeft die volgens eiseres worden verergerd door de huidige woning. Bij haar aanvraag heeft eiseres onder andere een brief van haar huisarts en een brief van de kinderarts, beiden van 14 april 2021, overgelegd.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 14 december 2023 afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de (algemene) voorwaarden van de Huisvestingverordening gemeente Veenendaal 2020 (de Huisvestingsverordening). Met het bestreden besluit van 3 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven, met aanvulling en verbetering van de motivering van de afwijzing.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college. Ook is namens het college verschenen: [A] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren eiseres een woningurgentie te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesbelang
3. De rechtbank beoordeelt eerst of eiseres een belang heeft bij haar beroep. Volgens het college is eiseres namelijk per 1 juli 2024 verhuisd naar een ander appartement (in hetzelfde gebouw) en heeft zij een huurovereenkomst voor twee jaar. Daarom komt zij niet op korte termijn met haar kinderen op straat te staan, waardoor zij niet voldoet aan de definitie van urgentie, omdat er geen sprake meer is van een acute woonsituatie die binnen een half jaar opgelost moet worden.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres wel een procesbelang heeft. Ze heeft namelijk urgentie aangevraagd op medische gronden omdat haar huidige woning niet geschikt is voor haar dochter met astma. Dat zij nu binnen hetzelfde gebouw een ander appartement heeft gehuurd, maakt niet dat het woonprobleem is opgelost. Eiseres heeft voldoende toegelicht dat ook deze woning niet geschikt is voor haar dochter om dezelfde medische redenen. De rechtbank beoordeelt daarom hierna het beroep inhoudelijk.
De algemene voorwaarden uit de Huisvestingsverordening
5. Het college heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij niet voldoet aan de in artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e en f, van de Huisverordening opgenomen algemene voorwaarden dat zij een maximale eigen inspanning heeft geleverd om haar woonprobleem voortijdig op te lossen (voorwaarde e) en dat niet gesteld kan worden dat de huidige situatie buiten de schuld van uw eiseres is en dat zij tijdig maatregelen heeft getroffen om de situatie te voorkomen (voorwaarde f).
Het college vindt dat het huidige woonprobleem van eiseres door eigen toedoen is ontstaan en om die reden verwijtbaar is in de zin dat het een zelf verkozen situatie betreft. Dit komt volgens het college – samengevat – door het volgende. Niet is gebleken dat eiseres, na het beëindigen van haar relatie, al het mogelijke heeft gedaan om haar oude woning in Den Haag te behouden. Verder heeft zij niet aangetoond dat zij stappen heeft ondernomen om het huisvestingsprobleem in de gemeente Den Haag op te lossen. Ook is eiseres haar inschrijftijd in regio Haaglanden kwijtgeraakt omdat ze de kosten daarvoor niet heeft betaald. Daarnaast vindt het college het van belang dat eiseres zich nooit tot haar huidige verhuurder heeft gewend om de gestelde rookoverlast in de gemeenschappelijke ruimtes aan te kaarten. Omdat er niet wordt voldaan aan de in artikel 19 van de Huisvestingsverordening genoemde criteria, wordt niet meer toegekomen aan de vraag of wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarden voor de medische urgentie.
6. Eiseres voert aan dat zij voldoet aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening, omdat zij wel een maximale eigen inspanning heeft geleverd om eerst zelf in eigen woonruimte te voorzien. Ook kan haar niet verweten worden dat zij door beslissingen van ruim vier jaar geleden dat zij in de huidige woning terecht is gekomen. Eiseres kon geen aanspraak maken op de woning in Den Haag, waar ze met haar ex-partner woonde, omdat de huurovereenkomst op zijn naam stond. Vervolgens is zij verhuisd naar de woning van haar ouders in [plaats] totdat haar ouders haar uit het huis hebben gezet. Daarna heeft eiseres twee weken kunnen verblijven op een camping en vervolgens tijdelijk bij een stel dat mensen in een noodsituatie opving. Tot slot is zij verhuisd naar de woning aan de [adres] waar zij ten tijde van het bestreden besluit woonde.
7. De rechtbank is van oordeel dat het college ten onrechte aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij geen maximale eigen inspanning heeft geleverd om eerst zelf in woonruimte te voorzien, alvorens een urgentie aan te vragen. De rechtbank stelt vast dat eiseres nadat zij uit Den Haag is vertrokken en voordat zij de urgentieaanvraag van 13 december 2023 deed, telkens zelf heeft voorzien in woonruimte door bij haar ouders te wonen, noodvoorzieningen heeft getroffen en nu een appartement in [plaats] huurt. Daarnaast is door het college op de zitting bevestigd dat eiseres wekelijks via Woningnet reageert op andere woningen. Dat zij volgens het college eerdere adviezen niet heeft opgevolgd om terug te gaan naar Den Haag om daar urgentie aan te vragen, vindt de rechtbank een onredelijk standpunt omdat eiseres sinds november 2020 in [plaats] woont en sindsdien meermaals zelf heeft gezorgd voor (tijdelijke) oplossingen en zich daar op dit moment ook voldoende voor inspant.
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan het college ook niet aan eiseres tegenwerpen dat zij zich niet bevindt in een acute woonnoodsituatie waarin het noodzakelijk is om binnen een half jaar te verhuizen. De rechtbank ziet dat het college in haar besluitvorming niet het juiste woonprobleem voor ogen heeft gehad. Het college gaat vooral uit van dreigende dakloosheid en vindt dat eiseres haar woonprobleem in Den Haag had moeten oplossen. De reden dat eiseres een urgentie heeft aangevraagd is echter dat haar dochter medische klachten heeft die in de huidige woning verergeren en die volgens eiseres enkel zijn op te lossen met een andere woning op korte termijn. De gestelde medische noodsituatie is niet het gevolg van de keuze om uit Den Haag te vertrekken, maar het gevolg van de staat en gebruik van de huidige woning. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres zelf schuld heeft aan de staat van de woning die leidt tot verslechtering van de gezondheid van haar dochter. Ook is de rechtbank niet gebleken dat deze situatie voorzienbaar was.
De rechtbank vindt dat het college onvoldoende heeft gekeken naar de reden waarom urgentie is aangevraagd en dat onvoldoende heeft meegenomen in haar besluitvorming.
Dit levert dan ook een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek op.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende. Sinds 1 januari 2024 hanteert het college een nieuwe Huisvestingsverordening, de Huisvestingsverordening 2024-2027. De aanvraag van eiseres zal nu aan die nieuwe verordening getoetst moeten worden. De rechtbank geeft het college daarbij sterk in overweging om zich te laten adviseren door een deskundige als bedoeld in artikel 16, vierde lid, van deze nieuwe verordening. In ieder geval geldt dat uit het voorgaande ook volgt dat ook bij de beoordeling aan de hand van deze nieuwe verordening aan eiseres niet kan en mag worden tegengeworpen dat zij rond haar vertrek uit Den Haag wellicht andere keuzes had kunnen of moeten maken.
Omdat beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.814,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.