ECLI:NL:RBMNE:2025:3049
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
Op 24 juni 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland het wrakingsverzoek van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker had mr. C. van Wambeke gewraakt, omdat hij het niet eens was met de beslissing van de rechter om een door hem aangevoerde beroepsgrond buiten beschouwing te laten. Verzoeker stelde dat deze beroepsgrond niet nieuw was en dat hij het recht had om deze ter zitting aan te voeren. Hij voelde zich geschaad in zijn belangen en meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door summier te motiveren waarom de beroepsgrond niet werd meegenomen.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechter om de beroepsgrond niet toe te laten een tussenbeslissing is en dat deze niet kan leiden tot wraking, ongeacht de motivering. De wrakingskamer heeft ook geoordeeld dat verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de rechter partijdig was. De rechter had in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat zijn beslissing was ingegeven door de goede procesorde en dat hij niet op de hoogte was van de problemen die verzoeker had met het verstaan van de zitting, aangezien verzoeker deze telefonisch bijwoonde.
De wrakingskamer heeft de aanvulling van de wrakingsgronden gedeeltelijk toegestaan, maar niet het verwijt van gebrek aan professionaliteit en deskundigheid, omdat deze grond al tijdens de zitting bekend was. Uiteindelijk heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat er geen sprake was van vooringenomenheid en dat het wrakingsverzoek ongegrond was. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.