ECLI:NL:RBMNE:2025:3052

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
24/4680
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een gehandicaptenparkeerplaats en de rechtsgeldigheid van het besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 15 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de toewijzing van een gehandicaptenparkeerplaats (GPP) aan haar buurvrouw beoordeeld. Eiseres woont naast de vergunninghouder en heeft bezwaar gemaakt tegen de toewijzing, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest is verleend. Het primaire besluit tot toewijzing dateert van 21 september 2023, en het bestreden besluit van 21 mei 2024 heeft dit besluit gehandhaafd. Eiseres stelt dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om deel te nemen aan de hoorzitting, omdat zij geen digitale link heeft ontvangen, wat in strijd zou zijn met haar hoorrecht volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het college niet kan aantonen dat de link is verzonden, waardoor eiseres ten onrechte niet heeft kunnen deelnemen aan de hoorzitting.

Daarnaast voert eiseres aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is en in strijd met het motiveringsbeginsel. De rechtbank constateert dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag voor de GPP is toegewezen, en dat er geen duidelijke onderbouwing is gegeven voor de beslissing. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de GPP op inhoudelijke gronden terecht is verleend. Eiseres krijgt het door haar betaalde griffierecht vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering in bestuursrechtelijke besluiten.

Uitspraak

15RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest

(gemachtigde: mr. M. Schroten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toewijzing van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken (GPP) aan de vergunninghouder [vergunninghouder] , bewoonster van [adres 1] in [plaats] . Eiseres woont naast haar aan [adres 2] .
1.1.
Het college heeft de aanvraag voor een GPP met het besluit van 21 september 2023 (het primaire besluit) toegewezen. Met het bestreden besluit van 21 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de toewijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de toewijzing van de aanvraag voor de GPP. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Hoorzitting
3. Eiseres voert aan dat het college de gemaakte afspraken over digitale toegang tot de hoorzitting niet is nagekomen. Zij zou vlak voor aanvang van de hoorzitting een digitale link krijgen om deel te nemen aan de hoorzitting. Eiseres voert aan dat zij deze link nooit heeft ontvangen.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres zou een link krijgen voor deelname aan de hoorzitting, kort voordat deze zou beginnen. Ter zitting heeft het college toegelicht dat niet kan worden aangetoond dat de link destijds aan eiseres is verzonden. Eiseres is hierdoor ten onrechte niet door verweerder in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de hoorzitting. De rechtbank acht deze gang van zaken in strijd met het hoorrecht zoals dat in artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is neergelegd.

Motivering van bestreden besluit

5. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is en in strijd met het motiveringsbeginsel. In het advies van de bezwaarcommissie staat dat het primaire besluit op verschillende punten niet goed is gemotiveerd. Dit is niet hersteld in het bestreden besluit.
6. In het primaire besluit staat dat de aanvraag voldoet aan alle voorwaarden voor een GPP, maar is niet toegelicht waarom dat zo is. In het advies van de bezwaarschriftencommissie staat het volgende:

Het college noemt bijvoorbeeld dat uit verkeerstechnisch onderzoek is gebleken dat het aanwijzen van een GPP op kenteken in dit geval gerechtvaardigd is. De bevindingen zijn echter niet toegelicht. Door dit alsnog te doen kan het college mogelijk tegemoet komen aan het bezwaar dat niet aannemelijk is gemaakt dat er niet binnen 100 meter vanaf de woning van de aanvrager geparkeerd kan worden.
Verder verwijst het college wel naar de toepasselijke artikelen in het bestreden besluit (zoals voorgeschreven in artikel 3:47 lid 2 van de Awb), maar ontbreekt – naar het oordeel van de commissie – een duidelijke toelichting op de toepassing van de voorwaarden die daarin worden genoemd.
7. De bezwaarschriftencommissie noemt twee onderdelen waarop het college wordt aangeraden om het besluit beter te motiveren. In het primaire besluit staat namelijk geen onderbouwing. Het college heeft ter onderbouwing van het bestreden besluit echter alleen verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, maar geen nadere motivering gegeven. Hiermee heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom een GPP heeft toegekend. Daarom is er sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit.
Criteria voor een GPP
8. Eiseres voert aan dat het college ten onrechte een GPP aan haar buurvrouw heeft verleend. Eiseres betwist dat haar buurvrouw aan de criteria van de Beleidsnota gehandicaptenparkeerplaats op kenteken van de gemeente Soest voldoet. Het college heeft ook niet aangetoond dat hij een verkeerstechnisch onderzoek heeft uitgevoerd.
9. De Beleidsnota gehandicaptenparkeerplaats op kenteken van de gemeente Soest geeft vier criteria waaraan moet zijn voldaan voor verlening van een GPP:
-De aanvrager moet in bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) voor een bestuurder;
-De aanvrager heeft niet de gelegenheid om op eigen terrein te parkeren;
-Parkeren op eigen terrein kan niet mogelijk worden gemaakt, en;
-Het is mogelijk om een parkeerplaats aan te wijzen zonder dat dit negatief effect heeft op de veiligheid en het doelmatig gebruik van de weg.
9.1.
De buurvrouw van eiseres voldoet aan de eerste voorwaarde, zij is in bezit van een GPK. Dat eiseres het er niet mee eens is dat de GPK aan haar buurvrouw is verleend, valt buiten de omvang van het geding. Hier gaat de rechtbank daarom niet op in. Ten aanzien van de tweede en derde voorwaarde heeft het college nader toegelicht dat het niet mogelijk is om op eigen terrein van de buurvrouw te parkeren en dat dit ook niet mogelijk gemaakt kan worden. Hiervoor heeft hij in het verweerschrift verwezen naar de beleidsregels inritvergunningen van de gemeente Soest . Het maken van een inrit zou ten koste gaan van een openbare parkeerplaats, dit is daarom niet mogelijk. Ter zitting is toegelicht dat ook het creëren van een parkeerplaats op het trottoir geen optie is, omdat dit een herinrichting vereist. Ten aanzien van de vierde voorwaarde heeft het college een verkeerstechnisch onderzoek uitgevoerd. Ter zitting is toegelicht dat het college bij de beoordeling van de aanvraag toetst of is voldaan aan de beleidsregels. Er is enkel documentatie van een verkeerstechnisch onderzoek als er intern vragen bestaan over een situatie. Dan is er sprake van e-mailverkeer. In dit geval is er geen documentatie van een verkeerstechnisch onderzoek, omdat er duidelijk geen sprake was van een mogelijk negatief effect op de veiligheid en het doelmatig gebruik van de weg.
9.2.
De rechtbank kan de nadere motivering van het college dat is voldaan aan alle voorwaarden voor toewijzing van een GPP volgen. De GPP is dus terecht verleend. De beroepsgrond slaagt niet.
Handhaving
10. Eiseres heeft verder aangevoerd dat misbruik wordt gemaakt van de GPP en dat het college een beginselplicht tot handhaving heeft. De rechtbank overweegt dat deze zaak gaat over de toewijzing van de GPP. Of er sprake is van misbruik van de GPP, is een kwestie over handhaving en dat valt buiten de omvang van het geding tegen de GPP De rechtbank zal deze grond daarom verder onbesproken laten.
Beginselen van behoorlijk bestuur
11. De rechtbank overweegt dat eiseres verder een beroep heeft gedaan op een aantal beginselen van behoorlijk bestuur. Eiseres heeft deze gronden niet nader geconcretiseerd op dit bestreden besluit. Het is de rechtbank overigens ook niet gebleken dat de genoemde beginselen zijn geschonden in deze procedure. Het beroep op deze beginselen slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

12. Zoals hiervoor onder 5 en 8 overwogen heeft het college het hoorrecht niet goed in acht genomen en het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Omdat de GPP zoals overwogen onder 9.2 op inhoudelijke gronden wel terecht is verleend, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand. Dat betekent dat de GPP in stand blijft.
13. Gelet op de gegrondverklaring bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand worden gelaten;
- bepaalt dat het college aan eiseres het betaalde griffierecht van € 51,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.