In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, een B.V. uit [plaats 1], heeft bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht is opgelegd op 21 februari 2025. Deze last betreft de aanpassing en verwijdering van gestapelde containers die in strijd met de verleende vergunning zijn geplaatst, en het voorkomen van het parkeren van bedrijfsauto's in de [straat]. De voorzieningenrechter heeft op 25 maart 2025 de zaak behandeld en partijen de gelegenheid gegeven om tot een oplossing te komen, maar dit heeft niet geleid tot een akkoord. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de last onder dwangsom leidt tot stillegging van het bouwproject, wat aanzienlijke financiële gevolgen met zich meebrengt. De voorzieningenrechter komt tot de voorlopige conclusie dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft, en schorst het bestreden besluit van 21 februari 2025 voor zover dit de last onder dwangsom ten aanzien van de containers betreft. Dit betekent dat verzoekster voorlopig de tweede laag van de containers niet hoeft te verwijderen. Tevens wordt het college opgedragen om het griffierecht van € 385,- en de proceskosten van € 1.814,- aan verzoekster te vergoeden.