ECLI:NL:RBMNE:2025:3093

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
554307
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gebrekkige levering van componenten voor wegdekcoating met deskundigenonderzoek

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juli 2025, staat de vraag centraal of de door gedaagde geleverde producten gebrekkig zijn. Eiser, een B.V. gevestigd in [plaats 1], heeft schade geleden door herstelwerkzaamheden die noodzakelijk waren vanwege de gebrekkige hechting van de coating, die volgens hen het gevolg was van de geleverde componenten door gedaagde, een B.V. uit [plaats 2]. De rechtbank heeft eerder een deskundige benoemd om de kwaliteit van de geleverde componenten te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat de hechtingsproblemen niet te wijten waren aan een gebrek in de componenten, maar eerder aan onjuiste opslag en verwerking door eiser. De deskundige stelde vast dat de componenten A en B geen afwijkingen vertoonden, terwijl component C een te hoog watergehalte had door beschadiging en schimmel. Eiser heeft de bezwaren tegen het deskundigenrapport niet kunnen onderbouwen, en de rechtbank oordeelde dat de vorderingen van eiser moesten worden afgewezen. Eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 12.700,00 bedragen, inclusief de kosten van het deskundigenrapport. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.R. van der Vos.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/554307 / HL ZA 23-96
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te ' [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. W.R.M. Voorvaart,
tegen
[gedaagde] ) B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.R. Versteeg
procesadvocaat: mr. T.R.B. De Greve.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juli 2024;
- het deskundigenbericht;
- de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Wat is er tot nu toe gebeurd?
2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een geschil over door [gedaagde] aan [eiser] geleverde componenten voor wegdekcoating. Volgens [eiser] waren de geleverde componenten niet goed, waardoor de coating geen goede hechting had. [eiser] heeft daardoor herstelwerkzaamheden moeten uitvoeren en kosten moeten maken om haar opdrachten van derden naar tevredenheid te kunnen afronden. [eiser] vordert in deze procedure vergoeding door [gedaagde] van de schade die zij geleden heeft.
2.2.
In het vonnis van deze rechtbank van 10 januari 2024 heeft de rechtbank aangekondigd een deskundige te willen benoemen. Deze deskundige zou moeten onderzoeken of de hechtingsproblemen van de door [gedaagde] geleverde coating zijn veroorzaakt door een gebrek aan één van de componenten van de coating, zoals [eiser] stelt. In het vonnis van 3 juli 2024 is deze deskundige vervolgens daadwerkelijk benoemd.
De uitkomst van het deskundigenrapport
2.3.
Op 23 januari 2025 heeft de deskundige zijn rapport uitgebracht. De deskundige heeft de componenten zoals die door partijen zijn aangeleverd onderzocht. Door [eiser] zijn componenten aangeleverd uit de levering waarvan zij stelt dat die gebrekkig is. Overschrijding van de houdbaarheidsdatum heeft volgens de deskundige geen invloed op de hechtingskwaliteit als de producten op de juiste manier worden bewaard. Ook de producten uit de levering die volgens [eiser] gebrekkig was, konden daarom worden onderzocht.
2.4.
De deskundige heeft vastgesteld dat tussen de componenten A en B die door [eiser] en door [gedaagde] zijn aangeleverd geen verschil zit en dat in deze componenten geen afwijking is vastgesteld die de hechtingskwaliteit negatief beïnvloedt. Tussen de door [eiser] en [gedaagde] aangeleverde component C constateerde de deskundige wel een verschil. Het door [eiser] aangeleverde component C bevatte een hoger watergehalte. Een te hoog watergehalte in component C kan leiden tot schuimvorming in het mengsel en tot een verminderde hechtingscapaciteit. In dit geval heeft de deskundige ook vastgesteld dat de zak waarin de component C door [eiser] is geleverd, beschadigd was en aangetast door schimmel. Volgens de deskundige wijst dit op een onjuiste opslag en is dit een goede verklaring voor het hogere watergehalte. De deskundige heeft niet kunnen vaststellen dat het hier om een eigen gebrek van het product ging.
2.5.
De deskundige heeft niet zelf de aangeleverde componenten verwerkt omdat dit door beide partijdeskundigen al op een juiste manier is gedaan en goed is verslagen. Op de conclusies die de partijdeskundige van [eiser] daaruit heeft getrokken, heeft de deskundige wel wat af te dingen. Ten eerste is, anders dan de partijdeskundige van [eiser] meent, het uitzakken van strooisel in het mengsel normaal gedrag. Dat gebeurt als het product in dikke lagen wordt verwerkt, zoals de partijdeskundige van [eiser] heeft gedaan. De daadwerkelijke productverwerking is in veel dunnere lagen en dan speelt dat niet. Ten tweede heeft de partijdeskundige van [eiser] ten onrechte geconcludeerd dat de aanwezigheid van vocht geen rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de onwenselijke reactie na inmenging van component C van het mengsel A+B. Volgens de deskundige is de beschreven reactie na inmenging, de schuimvorming, juist een indicatie van aanwezigheid van vocht in component C. De partijdeskundige heeft geen vochtbepaling uitgevoerd op component C, wist dus niet of vocht een factor was en mocht daarom niet concluderen dat vocht géén factor was. De mogelijke oorzaken die door de partijdeskundige van [eiser] zijn genoemd, zijn niet bevestigd. De partijdeskundige heeft daar zelf geen onderzoek naar gedaan.
2.6.
De deskundige concludeert op basis van zijn bevindingen dat intact materiaal op een schone en droge ondergrond voldoende hechting zal vertonen. Vocht in één of meerdere componenten of een niet droge ondergrond zal schuimvorming veroorzaken. Een geschuimd materiaal zal een aanzienlijk verminderde integriteit en hechtkracht als gevolg hebben.
Bij de bestudering van het procesdossier heeft de deskundige vastgesteld dat bij geen enkele van de door [eiser] volgens protocol vastgelegde waarnemingen bij de verwerking van de componenten bijzonderheden bij het mengen zijn vastgesteld. De op foto’s vastgelegde schade aan de aangebrachte coatinglaag betreft telkens plekken in de coatinglaag en geen enkele keer de volledige coatinglaag. Dat wijst erop dat de schade niet is ontstaan door het product, maar door lokale omstandigheden. Dat wordt volgens de deskundige ondersteund door de door [eiser] bijgehouden gegevens over de lokale temperatuur en luchtvochtigheid bij de productverwerking op het project. De deskundige acht het op basis van het dossier en het door hem uitgevoerde onderzoek zeer waarschijnlijk dat het wegdek lokaal niet droog was bij het aanbrengen van de coating en dat dit heeft geleid tot het niet-hechten van de coating ter plaatse. Een gebrek aan kwaliteit in de componenten A, B en/of C kan volgens de deskundige niet als oorzaak worden aangewezen.
Bezwaren van [eiser] tegen het rapport zijn niet voldoende
2.7.
Het rapport van de deskundige is tot stand gekomen nadat de rechtbank daartoe opdracht heeft gegeven. De conclusies van de deskundige en de motivering daarvan komen de rechtbank overtuigend voor. De bezwaren van [eiser] tegen deskundige en het door hem opgestelde rapport zijn niet voldoende om voorbij te gaan aan de conclusies van de deskundige. Hieronder zal worden ingegaan op de voornaamste bezwaren die [eiser] heeft.
2.8.
[eiser] herkent zich niet in de staat waarin volgens de deskundige component C is aangeleverd door [eiser] . Om zijn onafhankelijkheid van en objectiviteit naar partijen te waarborgen heeft de deskundige de onderzoeksobjecten die door partijen zijn aangeleverd, laten aannemen door een collega en niet door hemzelf. De staat van de aangeleverde producten is vastgelegd en de rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de integriteit van de deskundige of van de persoon die de door partijen aangeleverde producten heeft aangenomen. Partijen zijn zelf verantwoordelijk voor de staat waarin zij de onderzoeksobjecten aanleveren bij de deskundige en met die door partijen aangeleverde producten gaat de deskundige aan de slag.
2.9.
[eiser] beklaagt zich dat de deskundige niet zelf de componenten heeft verwerkt. De deskundige is benoemd om zijn deskundigheid. Het staat hem vrij om zijn onderzoek in te richten op de wijze die hij nodig vindt om tot een zorgvuldige beantwoording van de vragen van de rechtbank te komen. De deskundige heeft het in dit geval, gelet op de data die hem al ter beschikking stond door zowel de rapporten van de partij-deskundigen als de uitkomsten van zijn eigen onderzoek, niet nodig geacht om ook nog zelf de componenten te verwerken. De deskundige heeft zich, op basis van zijn kennis en kunde, voldoende geïnformeerd geacht om de conclusies te trekken waar de rechtbank om heeft gevraagd: waren de componenten A, B en/of C gebrekkig.
2.10.
De overige verwijten van [eiser] komen erop neer dat de deskundige conclusies trekt op basis van onvolledige feiten en omstandigheden. Daarvoor geldt het volgende. Het is [eiser] die stelt dat er een gebrek kleeft aan de door [gedaagde] geleverde producten. Op [eiser] ligt de stelplicht en de bewijslast van die stelling. De deskundige heeft zich bij zijn conclusies gebaseerd op het procesdossier van dat moment in combinatie met de uitkomsten van het door hem uitgevoerde onderzoek. Dat is ook waar de rechtbank op heeft te oordelen.
Voor zover [eiser] meent dat de deskundige conclusies heeft getrokken op basis van onvolledige feiten en omstandigheden ligt dat gebrek in haar eigen stellingen en onderbouwing daarvan voorafgaand aan het deskundigenrapport. Niet in het rapport van de deskundige.
Conclusie
2.11.
Geconcludeerd moet worden dat niet is komen vast te staan dat de door [gedaagde] aan [eiser] geleverde componenten gebrekkig waren. De vorderingen van [eiser] moeten daarom worden afgewezen.
Proceskosten
2.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
6.785,00
(2,5 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
12.700,00
De kosten van het deskundigenrapport: € 9.075,- incl BTW (€ 7.500,- excl BTW). Deze kosten zijn al voldaan door [eiser] en moeten voor haar rekening blijven.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 12.700,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. van der Vos en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
4403