ECLI:NL:RBMNE:2025:3100

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
C/16/585216 / HA RK 24-216
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een verzekeringsgeneeskundige in een langdurige aansprakelijkheidskwestie na motorongeluk

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 mei 2025 een beschikking gegeven in een civiele procedure tussen een verzoeker en ASR Schadeverzekering N.V. De verzoeker, die betrokken was bij een motorongeluk in 1997, heeft verzocht om de benoeming van een verzekeringsgeneeskundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat ASR, als WAM-verzekeraar, de aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend, maar er is een langdurige discussie over de gevolgen van het ongeval en de beperkingen die daaruit voortvloeien. De verzoeker heeft in de loop der jaren verschillende medische klachten ontwikkeld, die hij toeschrijft aan het ongeval. De rechtbank heeft de verzoeker in zijn verzoek om benoeming van een deskundige toegewezen, waarbij de heer R.A. Hollander is benoemd als verzekeringsgeneeskundige. De rechtbank heeft ook bepaald dat ASR de kosten van het deskundigenonderzoek moet voorschieten. De rechtbank heeft de vraagstelling aan de deskundige vastgesteld, waarbij de impact van het ongeval op het dagelijks leven van de verzoeker centraal staat. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat de deskundige de processtukken moet ontvangen. De beschikking is openbaar uitgesproken door de rechters A.E. The-Kouwenhoven en M.H. Erich.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: C/16/585216 / HA RK 24-216
Beschikking van 7 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. A.J. Van,
tegen
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
te Utrecht,
verwerende partij,
hierna te noemen: ASR,
advocaat: mr. L.K. de Haan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 4 december 2024;
- de e-mail van 23 december 2024 namens mr. De Haan waarin staat dat ASR verweer wenst te voeren tegen het verzoek van [verzoeker] ;
- de oproep voor de mondelinge behandeling van 29 januari 2025;
- de brief van de behandelend psychiater van [verzoeker] van 4 maart 2025;
- het verweerschrift van 20 maart 2025;
- de mondelinge behandeling van 27 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de spreekaantekeningen van [verzoeker] .
1.2.
Nu volgt deze uitspraak.

2.De kern van de zaak

2.1.
[verzoeker] is op zijn motorfiets aangereden door een automobilist. ASR (voorheen Generali) heeft als WAM-verzekeraar van de betroken personenauto, de aansprakelijkheid voor de gevolgen van de aanrijding erkend. Tussen partijen, althans eerst tussen de rechtsvoorganger Generali en [verzoeker] , bestaat al meer dan 27 jaar discussie over de gevolgen van het ongeval, met name wat betreft de vraag welke beperkingen daaruit voortvloeien als het gaat om het verrichten van betaalde arbeid. In gezamenlijk overleg zijn al enkele expertises verricht. [verzoeker] verzoekt nu om een verzekeringsgeneeskundige te benoemen. Dat verzoek wordt toegewezen.

3.De beoordeling

inleiding
3.1.
Op 5 oktober 1997 reed [verzoeker] op een motorfiets. Hij was bezig met een inhaalmanoeuvre, toen de bestuurster van de auto die hij inhaalde plotseling en zonder richting aan te geven scherp naar links stuurde. [verzoeker] kon de auto niet ontwijken en reed met zijn motorfiets in de flank en viel daardoor. Zijn rechterbeen raakte vervolgens beklemd tussen de motorfiets en de linker voordeur van de auto. Als gevolg daarvan heeft [verzoeker] letsel opgelopen.
3.2.
Na het ongeval is [verzoeker] per ambulance vervoerd naar het Spaarne Ziekenhuis te
Haarlem . Daar werd een zogenaamde ‘Pipkin 1 fractuur’ vastgesteld’; dat is een medisch zeldzame fractuur waarbij een stuk bot is afgeslagen van de ronde kop aan de bovenzijde van het dijbeen. De fractuur werd behandeld door middel van snaartractie. Op vrijdag 10 oktober 1997 is [verzoeker] overgebracht naar het AMC in Amsterdam. Daar heeft een co-operatie plaatsgevonden tussen het Spaarneziekenhuis en het AMC waarbij het stukje afgeslagen bot met behulp van drie metalen schroeven weer op de ronde kop aan de bovenzijde van het dijbeen is geplaatst. De operatie heeft plaatsgevonden na 5 dagen, terwijl voor een redelijke kans op herstel (het weer aangroeien van de botschilfer en het herstel van het kraakbeen) [verzoeker] binnen 24 uur na het ongeval geopereerd had moeten worden.
3.3.
Op 14 januari 1999 heeft Generali de aansprakelijkheid voor het verkeersongeval erkend. Generali heeft een bedrag van € 165.000,00 vergoed aan [verzoeker] .
3.4.
In de jaren na het ongeval heeft [verzoeker] toenemende en wisselende klachten gehad van chronische vermoeidheid, aanhoudende slapeloosheid,
posttraumatische stressverschijnselen, ongecontroleerde momenten van nervositeit met
palpitaties, jeuk, zuurbranden, concentratie- en geheugenproblemen, onvoorspelbare
duizeligheid, hartkloppingen, langdurige doofheid soms gepaard gaan met
oorsuizen, acute misselijkheidsaanvallen, wisselende bloeddruk en langdurig heftig
transpireren. [verzoeker] is voor deze klachten gezien door verschillende specialisten. Ook in zijn persoonlijke leven zijn veel dingen gebeurd, zoals een scheiding in 2002 en het verbreken van de relatie met zijn tweede partner in 2018. Ten tijde van het ongeval was [verzoeker] [functie] van beroep en hij werkte als zelfstandig ondernemer. Door de klachten die hij na het ongeval had, werd hij belemmerd om zijn werk uit te voeren. Een deel van de klachten van [verzoeker] is door medische behandeling verdwenen. Toch ervaart [verzoeker] op dit moment zowel fysiek als mentaal nog steeds veel klachten. [1]
hoe is het verder verlopen tussen partijen?
3.5.
In 2008 hebben partijen in gezamenlijk overleg orthopedisch chirurg [ naam chirurg 1] gevraagd om een onafhankelijke expertise te verrichten naar het heuptrauma van [verzoeker] . De conclusie van [ naam chirurg 1] was dat bij [verzoeker] door het ongeval een invaliditeit op zijn vakgebied was ontstaan van 20%.
3.6.
In november 2009 is er bij [verzoeker] een totale heupprothese (THR) geïmplanteerd. In 2013 hebben partijen een tweede expertise laten uitvoeren door orthopedisch chirurg drs. [naam chirurg 2] . In zijn rapport van 18 juli 2013 komt hij tot de conclusie dat door het ongeval bij [verzoeker] beperkingen op zijn vakgebied zijn ontstaan. De totale functionele invaliditeit kwam volgens [naam chirurg 2] uit op 31%. Volgens [naam chirurg 2] zouden de klachten van de heup rechts en het been rechts zonder ongeval niet zijn ontstaan. Met betrekking tot de klachten aan de lumbale wervelkolom en de schouder links heeft [naam chirurg 2] opgemerkt dat deze in zijn ogen ook zonder ongeval kunnen zijn ontstaan.
3.7.
Op 17 november 2020 heeft [verzoeker] bij de rechtbank een verzoek ingediend tot het benoemen van een bedrijfseconomische deskundige om de uitgangspunten te bepalen voor de berekening van de omvang van het door hem geleden verlies aan verdienvermogen. ASR heeft vervolgens een tegenverzoek ingediend, namelijk dat eerst een psychiatrisch onderzoek zou moeten plaatsvinden om duidelijkheid te krijgen over de vraag of een causaal verband bestaat tussen het ongeval en de bij [verzoeker] ontstane multi-symptomatologische klachten. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en psychiater prof. dr. M.L. Stek als deskundige benoemd.
3.8.
Stek heeft op 16 mei 2024 zijn definitieve rapport uitgebracht aan partijen. Stek is in zijn rapport – voor zover relevant – tot de volgende conclusies gekomen:
“ Diagnose. (aanbeveling 2.2.15 RMSR)
f. Wat is de diagnose op psychiatrisch terrein? Kan daarbij worden aangegeven wat de differentiaal diagnostische overwegingen zijn?
Samenvattend is er naar mening van onderzoeker bij betrokkene actueel sprake van
een aanpassingsstoornis met gemengd angstige en sombere stemming, persisterend,
met enige narcistische en dwangmatige persoonlijkheidskleur, gerelateerd aan
psychosociale stress, samenhangend met de sociaaleconomische situatie en een
geprotraheerde juridische strijd.
Voor de weging van de differentiaal diagnostiek mag in detail worden verwezen naar de desbetreffende paragraaf, pagina 28 t/31.
Kort samengevat werden overwogen een depressieve stemmingsstoornis,
posttraumatische stressstoornis, een andere vorm van angststoornis, somatische
symptoomstoornis of wel een persoonlijkheidsstoornis.
Beperkingen. (aanbeveling 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)
g. Welke beperkingen op psychiatrisch terrein bestaan er bij betrokkene in de huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Kunnen deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk worden beschreven en zonodig worden toegelicht ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Bij ontbreken van een ingrijpende psychiatrische stoornis, doch uitgaande van de
aanpassingsstoornis met gemengd angstige en sombere stemming, persisterend,
heeft onderzoeker, uitgaande van de lijst van Spanjer vanuit de actuele situatie, het
volgende ingeschat.
Hierbij moet worden aangetekend dat betrokkene inmiddels 26 jaar na het ongeval
de 70-jarige leeftijd heeft bereikt en dat er sprake is geweest van multipele
lichamelijke aandoeningen, deels samenhangend met het ongeval destijds, deels ook
ongerelateerd aan het ongeval, die een rol kunnen spelen bij deze inschatting.
Het is op basis van psychiatrische diagnostiek en de symptomatologie niet mogelijk
hier een onderscheid in te maken.
3. Overig
Zijn er naar aanleiding van de bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
Gezien de zeer lange episode waarover zich onderhavige casus voordoet, 26 jaar, is
het bij het ontbreken van aanwijzingen in het medisch dossier met betrekking tot
psychiatrische diagnostiek of eerdere interventies op dit terrein onmogelijk om
betrouwbare uitspraken te doen over eerdere episodes dan de actuele situatie.
Het is evenwel ook niet uit te sluiten dat er in fases sprake is geweest van zodanige
mentale problematiek dat gesproken kon worden van een psychiatrische ontregeling
op stoornisniveau.”
wat vraagt [verzoeker] ?
3.9.
[verzoeker] vraagt om de heer R.A. Hollander, verzekeringsarts verbonden aan het Bureau voor Verzekeringsgeneeskundige Expertise, te benoemen als deskundige en hem de vragen voor te leggen die in 6.2 van het verzoekschrift staan. Verder stelt [verzoeker] voor om na het rapport van de verzekeringsgeneeskundige te bepalen of het wenselijk is om een arbeidsdeskundige te benoemen. Tot slot verzoek [verzoeker] om ASR te belasten met de betaling van het voorschot van de deskundige.
wat vindt ASR?
3.10.
ASR stelt dat zij geen bezwaar heeft tegen een (beperkt) verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Wel plaatst ASR een aantal kanttekeningen bij het dossier, namelijk:
  • Waar het de in het rapport van [naam chirurg 2] genoemde posttraumatische degeneratie van het heupgewricht betreft, heeft volgens ASR te gelden dat deze degeneratie het gevolg is van het feit dat [verzoeker] destijds niet de hem expliciet en indringend geadviseerde operatie heeft willen ondergaan. ASR stelt zich dan ook op het standpunt dat het gezien deze keuze van [verzoeker] niet redelijk is om de schade die voortvloeit uit deze klachten aan ASR toe te rekenen (art. 6:98 BW), althans dat deze schade op grond van art. 6:101 BW (schadebeperkingsplicht) voor rekening van [verzoeker] behoort te blijven.
  • Er is veel gebeurd in het leven van [verzoeker] en het strekt volgens ASR te ver om alle klachten die hij heeft gehad in de afgelopen 27 jaar, toe te rekenen aan het ongeval en ASR daarvoor aansprakelijk te houden.
  • ASR voorziet dat er een discussie zal ontstaan over de causaliteit tussen de klachten van [verzoeker] en het ongeval.
toetsingskader voorlopig deskundigenbericht
3.11.
Bij de beoordeling van de verzoeken van [verzoeker] geldt in principe het volgende. Het doel van een voorlopig deskundigenbericht is onder andere een partij de mogelijkheid te geven om met een onderzoek door een deskundige zekerheid of duidelijkheid te krijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van een geschil van belang kunnen zijn. Dat kan helpen om een standpunt te bepalen. Ook kunnen partijen op die manier beter beoordelen of het wenselijk is een procedure te beginnen of daar mee door te gaan. De rechter moet een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht in principe toewijzen als het daaraan kan bijdragen. Een verzoek afwijzen kan ook, maar alleen als het in strijd is met de eisen van een goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of de rechter vindt dat er een ander belangrijk bezwaar bestaat om het onderzoek te houden.
onderzoek(en) kan/kunnen plaatsvinden
3.12.
Omdat ASR geen bezwaar heeft tegen het houden van een voorlopig deskundigenbericht en niet is gebleken dat er bezwaren zijn tegen toewijzing van het verzoek, is er geen reden om het verzoek van [verzoeker] niet toe te staan. De rechtbank zal het gevraagde onderzoek daarom bevelen en een deskundige benoemen. Hierna wordt ingegaan op de persoon van de deskundige en de vragen die gesteld moeten worden aan de deskundige.
persoon van de deskundige
3.13.
Partijen zijn het er over eens (geworden) dat zij de heer [A] , verzekeringsgeneeskundige verbonden aan Salus Gezondheidsmanagement in Breda, willen vragen het onderzoek uit te voeren. De griffier heeft hem daarom telefonisch benaderd en gevraagd of hij bereid is en het hem vrij staat om onderzoek te doen. De heer [A] heeft aangegeven geen deskundigenberichten meer te maken voor de rechtspraak. De rechtbank heeft daarom gekeken naar het voorstel van [verzoeker] om de heer R.A. Hollander (hierna: Hollander), verbonden aan het Bureau voor Verzekeringsgeneeskundige Expertise, te benoemen. ASR heeft bezwaar gemaakt tegen Hollander, omdat ASR niet bekend is met Hollander. Hoewel dat bewaar niet zwaarwegend is, heeft de rechtbank zelf geconstateerd dat behalve het door [verzoeker] opgegeven postbusadres, er geen gegevens van de heer Hollander dan wel van het Bureau voor Verzekeringsgeneeskundige Expertise te vinden zijn. ASR had naast de heer [A] nog een ander voorstel gedaan, namelijk mevrouw [B] (hierna: [B] ), verbonden aan WPEX. [verzoeker] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de (mogelijke) benoeming van [B] . De griffier heeft daarom [B] via een e-mailbericht per Zivver benaderd en gevraagd of zij bereid is en het haar vrij staat om onderzoek te doen. [B] heeft aangegeven dat zij enkel nog onderzoek doet in zaken over het bestuursrecht. De rechtbank heeft partijen daarvan op de hoogte gesteld en gevraagd om de contactgegevens van Hollander. De advocaat van [verzoeker] heeft de gegevens verstrekt. ASR heeft te kennen gegeven de voorkeur te geven aan mevrouw [C] . Omdat, zoals eerder genoemd, het bezwaar van ASr tegen Hollander niet zwaarwegend is heeft de rechtbank Hollander benaderd en hij heeft aangegeven bereid en in de gelegenheid te zijn het onderzoek te verrichten. In zijn e-mail heeft Hollander te kennen gegeven dat hij sinds oktober 2024 geen praktiserend verzekeringsarts meer is. De rechtbank heeft partijen daarvan op de hoogte gesteld. De rechtbank zal in deze beschikking Holander als deskundige benoemen.
te stellen vragen
3.14.
[verzoeker] heeft het volgende voorstel gedaan voor de vraagstelling aan de deskundige:
1. Kunt u op basis van het door u verrichte verzekeringsgeneeskundig onderzoek
(daaronder begrepen een bestudering van het medisch dossier en het afnemen van
een anamnese) en de door deskundigen [naam chirurg 2] en Stek in hun rapporten
aan het verkeersongeval toegeschreven klachten, afwijkingen en beperkingen een
beperkingenprofiel opstellen conform het systeem van de Functionele
Mogelijkhedenlijst (FML)?
2.a. Wilt u op basis van het door u verrichte verzekeringsgeneeskundig onderzoek
(daaronder begrepen een bestudering van het medische dossier en het afnemen
van een anamnese) en de door deskundigen [naam chirurg 2] en Stek in hun
rapporten aan het verkeersongeval toegeschreven klachten, afwijkingen en
beperkingen een niet door FML gereglementeerde, verhalende beschrijving van de
ongeval gerelateerde stoornissen, beperkingen en handicaps geven?
2.b. Wilt u daarbij gemotiveerd aangeven welke stoornissen, beperkingen en handicaps
betrokkene naar uw oordeel in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het
verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van
loonvormende arbeid sinds het ongeval heeft ondervonden?
2.c. Wilt u daarbij expliciet ingaan op de duurbelastbaarheid en motiveren of in de
periode vanaf het ongeval tot heden (al dan niet om preventieve redenen) een
urenbeperking wenselijk is (geweest)?
3. Verwacht u op basis van de rapporten van deskundigen [naam chirurg 2] en Stek
in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering op uw vakgebied?
Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? Kunt u aangeven op welke
termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
4. Geven de stukken of u onderzoeksbevindingen aanleiding tot het maken van
opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor het verdere beloop van deze
zaak?
3.15.
ASR is het niet eens met het voorstel. De belangrijkste reden daarvoor is dat ASR niet kan instemmen met een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op basis van het rapport van Stek en de daarin opgenomen lijst van Spanjer. Volgens ASR worden de actuele klachten van [verzoeker] (de aanpassingsstoornis) namelijk niet toegedicht aan het ongeval in 1997. ASR stelt de volgende (aangepaste) vraagstelling voor:
Kunt u op basis van het door u verrichte verzekeringsgeneeskundig onderzoek (daaronder begrepen een bestudering van het proces- en (beschikbare) medisch dossier, en het afnemen va een anamnese) en de door deskundige [naam chirurg 2] in diens rapport aan het verkeers­ongeval toegeschreven klachten, afwijkingen en beperkingen een beperkingenprofiel opstel­len conform het systeem van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML)?
Als u in de FML een urenbeperking heeft aangenomen, kunt u dat dan motiveren?
Kunt u op basis van het door u verrichte verzekeringsgeneeskundig onderzoek (daaronder begrepen een bestudering van het proces, en (beschikbare) medisch dossier, en het afnemen va een anamnese, gemotiveerd aangeven wat de impact is geweest op het algemeen dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding en het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden van de door deskundige [naam chirurg 2] in diens rapport aan het verkeersongeval toegeschreven klachten, afwijkingen en beperkingen stoornissen, beperkingen en afwijkingen?
Geven de stukken of uw onderzoeksbevindingen u aanleiding tot het maken van opmerkingen die van het belang zouden kunnen zijn voor het verdere verloop van de zaak?
3.16.
De rechtbank is het niet eens met ASR dat de verzekeringsgeneeskundige zijn onderzoek niet op basis van het rapport van Stek mag uitvoeren. Partijen zijn het samen eens geworden over de benoeming van Stek. De medisch adviseurs van partijen hebben een vraagstelling geformuleerd en die is voorgelegd. Als uitgangspunt geldt dan dat partijen in principe gebonden zijn aan de inhoud van het deskundigenrapport dat op hun gezamenlijk verzoek, zoals hier is gebeurd, is opgesteld. Dit zou anders kunnen zijn als het rapport qua inhoud of de manier waarop het tot stand gekomen is niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mogen worden. Zo mag van een rapport van een deskundige worden verwacht dat het onpartijdig, consistent, inzichtelijk en logisch is. Ook de manier waarop de deskundige zijn werkzaamheden heeft verricht, kan afbreuk doen aan de waarde van een deskundigenrapport. Het komt erop neer dat er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren moeten zijn in te brengen tegen dat rapport, voordat de rechtbank kan beslissen het deskundigenbericht naast zich neer te leggen. ASR heeft geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren ingebracht tegen het rapport. Dat betekent dat partijen gebonden zijn aan het rapport en dat deze als uitgangspunt dienen bij de verdere afhandeling van de schade van [verzoeker] .
3.17.
Wat ASR lijkt te willen voorkomen is dat de verzekeringsgeneeskundige uitgaat van de actuele klachten en die toeschrijft aan het ongeval. In het rapport van Stek is staat echter dat “…
onmogelijk om betrouwbare uitspraken te doen over eerdere episodes dan de actuele situatie.” Gelet daarop gaat de rechtbank er vanuit dat de verzekeringsgeneeskundige niet zomaar alle actuele klachten zal toeschrijven aan het ongeval.
3.18.
De rechtbank overweegt verder als volgt over de vraagstelling. Vraag 1 van [verzoeker] en ASR is nagenoeg hetzelfde, met als verschil dat ASR daarin niet opgenomen wil hebben dat de verzekeringsgeneeskundige het rapport van Stek betrekt. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen dient het rapport van Stek wel te worden meegenomen in het onderzoek. De rechtbank zal daarom vraag 1 van het voorstel van [verzoeker] overnemen. ASR is verder van mening dat vraag 2b anders geformuleerd moet worden, omdat deze deels hetzelfde is als vraag 1. Daar is de rechtbank het mee eens, en daarom neemt de rechtbank het voorstel van ASR over (vraag 3 in het voorstel van ASR). De rechtbank acht het wel van belang om aan de vraag toe te voegen dat het gaat om de impact ‘van het verkeersongeval’. De rechtbank is verder van oordeel dat het ook van belang is om te vragen naar loonvormende arbeid en voegt dit daarom toe aan de vraag. De rechtbank acht het net als ASR van belang dat de verzekeringsgeneeskundige naar een nadere motivering wordt gevraagd als zij aanneemt dat er sprake is van een urenbeperking. Die vraag neemt de rechtbank daarom ook over van het voorstel van ASR, als vraag 2. ASR heeft aangegeven dat vraag 3 in het voorstel van [verzoeker] geschrapt zou moeten worden. Ter zitting heeft [verzoeker] aangegeven dat vraag 3 in zijn optiek ook weggelaten zou kunnen worden, omdat de grootste schadepost het verlies aan verdienvermogen is en hij inmiddels met pensioen is. Vraag 3 uit het voorstel van [verzoeker] zal de rechtbank dan ook niet overnemen. Over vraag 4 zijn partijen het eens, zodat deze ook door de rechtbank overgenomen zal worden.
3.19.
Vanwege wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, wordt de volgende vraagstelling aan de verzekeringsgeneeskundige voorgelegd:
Kunt u op basis van het door u verrichte verzekeringsgeneeskundig onderzoek (daaronder begrepen een bestudering van het proces- en (beschikbare) medisch dossier, en het afnemen va een anamnese) en de door deskundigen [naam chirurg 2] en Stek in hun rapporten aan het verkeersongeval toegeschreven klachten, afwijkingen en beperkingen een beperkingenprofiel opstellen conform het systeem van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML)?
Als u in de FML een urenbeperking heeft aangenomen, wilt u dat dan motiveren?
Kunt u op basis van het door u verrichte verzekeringsgeneeskundig onderzoek (daaronder begrepen een bestudering van het proces, en (beschikbare) medisch dossier, en het afnemen van een anamnese), gemotiveerd aangeven wat de impact van het verkeersongeval is geweest op het algemeen dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding en het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en het verrichten van loonvormende arbeid van de door deskundige [naam chirurg 2] en Stek in hun rapporten aan het verkeersongeval toegeschreven klachten, afwijkingen, stoornissen en beperkingen?
Geven de stukken of u onderzoeksbevindingen aanleiding tot het maken van opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor het verdere beloop van deze
zaak?
stukken voor de deskundige(n)
3.20.
De rechtbank zal bepalen dat partijen de deskundige voorzien van de processtukken en dat de griffier een kopie van deze beschikking aan de deskundige toestuurt. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de deskundige inzage zullen geven in alle bescheiden die hij voor de uitvoering van de opdracht van belang acht.
blokkeringsrecht
3.21.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat nu het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek is waarvoor geen geneeskundige behandelingsovereenkomst bestaat, [verzoeker] het inzage- en blokkeringsrecht heeft als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat [verzoeker] als eerste het conceptrapport van de deskundige moet ontvangen en vervolgens, als bij dat rapport het blokkeringsrecht niet is uitgeoefend, ook als eerste het definitieve rapport van de deskundige moet ontvangen. De deskundige zal daarom moeten handelen als hierna in de beslissing is opgenomen. De rechtbank wijst er bovendien op dat als [verzoeker] van het blokkeringsrecht gebruik maakt de rechtbank daaraan de conclusies kan verbinden die zij passend vindt.
voorschot
3.22.
ASR heeft aansprakelijkheid erkend. Dit is voor de rechtbank aanleiding om van de hoofdregel van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) af te wijken en te bepalen dat ASR de kosten van het deskundigenonderzoek moet voorschieten. Dit zal in de beslissing worden opgenomen.
instructies
3.23.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Voldoet een partij niet aan een van deze verplichtingen, dan kan de rechtbank in het nadeel van die partij beslissen.
3.24.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief contact heeft met de deskundige, moet dat schriftelijk gebeuren. Die schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige moet zij dan ook meteen in kopie aan de andere partij sturen.
tot slot
3.25.
Omdat ASR een advocaat heeft, hoeft [verzoeker] haar geen kopie van deze uitspraak toe te sturen zoals in artikel 206 Rv (oud) staat, dat doet de griffer van de rechtbank.

4.De beslissing

De rechtbank:
deskundigenonderzoek
4.1.
beveelt een
verzekeringsgeneeskundig onderzoekdoor de deskundige ter beantwoording van de vragen die zijn opgenomen onder punt 3.19,
4.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
De heer R.A. Hollander
Karu Medisch Advies
Mobiel: [telefoonnummer]
E-mail: [e-mailadres]
kosten
4.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot voor de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige moet
binnen drie wekenna de datum van deze beschikking een begroting van zijn kosten opgeven aan de rechtbank, met een specificatie van het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
- de griffie zal die opgave van de deskundige aan partijen toesturen;
- partijen kunnen
binnen twee wekendaarna bij de rechtbank schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
- als niet op tijd bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot voor de kosten van de deskundige nu alvast bepaald op het door de deskundige te begroten bedrag;
- als wel op tijd bezwaar wordt gemaakt, zal de rechtbank een beslissing nemen over de hoogte van het voorschot,
4.4.
bepaalt dat ASR het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren
binnen twee wekennadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie heeft ontvangen,
4.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
4.6.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst de deskundige erop dat hij het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet op nemen met de griffie, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
de werkwijze van de deskundige
4.8.
draagt de deskundige op een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht op te stellen en dat hij dit bericht, behalve als [verzoeker] het blokkeringsrecht uitoefent,
binnen drie maandenna de datum van deze beschikking zal inleveren ter griffie van deze rechtbank,
4.9.
bepaalt dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft te beginnen voordat hij van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd,
4.10.
schrijft de deskundige voor dat hij bij zijn onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht ook melding moet worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken,
4.11.
bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport eerst aan [verzoeker] zal toezenden en dat hij schriftelijk aan ASR zal laten weten dat hij het concept-rapport aan [verzoeker] heeft gezonden,
4.12.
bepaalt dat de deskundige, als [verzoeker] het blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, of een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn concept-rapport vervolgens aan ASR zal toezenden,
4.13.
bepaalt dat de deskundige partijen vervolgens in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken en dat hij in zijn rapport moet vermelden of aan dit voorschrift is voldaan en waaruit die opmerkingen bestaan, en ook zijn reactie daarop,
4.14.
bepaalt dat de deskundige zijn definitieve rapport eerst aan [verzoeker] zal toezenden en dat hij schriftelijk aan ASR zal laten weten dat hij het definitieve rapport aan [verzoeker] heeft gezonden,
4.15.
bepaalt dat de deskundige, als [verzoeker] het blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, of een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn definitieve rapport vervolgens aan de rechtbank zal toezenden, met afschrift aan ASR,
4.16.
bepaalt dat de deskundige, als [verzoeker] het blokkeringsrecht heeft uitgeoefend, daarvan schriftelijk bericht zal geven aan de rechtbank, met afschrift aan ASR,
4.17.
bepaalt dat de deskundige bij zijn rapport een gespecificeerde einddeclaratie zal voegen,
4.18.
verzoekt de deskundige om de landelijke Leidraad deskundigen op www.rechtspraak.nl te raadplegen,
de overige beslissingen
4.19.
draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de deskundige,
4.20.
bepaalt dat de verdere processtukken van deze procedure binnen één week na de datum van deze beschikking aan de deskundige moeten worden toegezonden door partijen,
4.21.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken door mr. M.H. Erich op 7 mei 2025.

Voetnoten

1.Voor de beoordeling van dit verzoek is de (medische) voorgeschiedenis van [verzoeker] niet doorslaggevend. De rechtbank heeft daarom slechts kort weergegeven wat er is gebeurd. De deskundige zal in de stukken die door partijen worden toegestuurd de gehele voorgeschiedenis van [verzoeker] kunnen lezen.