ECLI:NL:RBMNE:2025:3103

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
C/16/581965 / HA ZA 24-497
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebreken aan vloer gelegd door aannemer in kweekruimtes

In deze civiele zaak heeft eiser, een bedrijf dat insecten kweekt voor de tuinbouw, gedaagde aangeklaagd wegens gebreken aan een vloer die door gedaagde is gelegd in de kweekruimtes van eiser. Eiser stelt dat de vloer niet voldoet aan de afgesproken kwaliteit en beroept zich op garantie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vloer opgeleverd is en dat het risico voor gebreken op eiser is overgegaan. De rechtbank oordeelt dat gedaagde niet aansprakelijk is voor de gebreken, omdat eiser de vloer in gebruik heeft genomen en de gebreken redelijkerwijs had moeten ontdekken. Eiser heeft de vorderingen afgewezen gekregen, inclusief de schadevergoeding voor herstelwerkzaamheden en proceskosten. De rechtbank heeft eiser veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagde, die in totaal € 3.075,00 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/581965 / HA ZA 24-497
Vonnis van 25 juni 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. P.F.M. Verstegen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. I. van Leusden-Willemse.

1.De procedure

1.1.
Op 30 september 2024 heeft [eiser] een dagvaarding met 17 producties uitgebracht tegen [gedaagde] . [gedaagde] heeft daarop gereageerd met een conclusie van antwoord met 8 producties. [gedaagde] heeft aanvullend nog de producties 9 tot en met 11 toegestuurd.
1.2.
Op 27 maart 2025 was de mondelinge behandeling. Namens [eiser] was de heer [A] (directeur van [eiser] ) aanwezig samen met mr. P.F.M. Verstegen en mr. K. Cazemier. [gedaagde] was aanwezig samen met zijn echtgenote en mr. I. van Leusden-Willemse. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, [eiser] aan de hand van pleitaantekeningen. Daarnaast hebben partijen antwoord gegeven op vragen van de rechtbank. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen hebben gezegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] ontwikkelt en kweekt insecten voor de tuinbouw als alternatief voor chemische bestrijdingsmiddelen. [gedaagde] realiseert onder de naam [handelsnaam] onder andere kunststof gietvloeren. [gedaagde] heeft in december 2020 een vloer gelegd in de kweekruimtes van [eiser] en volgens [eiser] is de vloer gebrekkig. De kernvraag in deze zaak is: is [gedaagde] gehouden tot betaling van de kosten van de herstelwerkzaamheden aan de vloer? De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en zal hierna uitleggen waarom zij tot dat oordeel is gekomen. Daarbij zal de rechtbank eerst ingaan op wat er tussen partijen is voorgevallen.

3.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
3.1.
[gedaagde] heeft in week 52 van 2020 werkzaamheden verricht bij [eiser] . In de overeenkomst die [eiser] en [gedaagde] hebben gesloten staan de werkzaamheden die [gedaagde] voor [eiser] zou verrichten als volgt omschreven: “
het afdoende voorbewerken van de ondergrond voor een goede hechting, vervolgens primeren en inzanden, aanbrengen troffelvloer, vervolgens dichtzetten en antislip rollen.” [eiser] heeft de vloer belopen op 28 december 2020. [eiser] heeft daarna, op 30 december 2020, na visuele inspectie een aantal punten geconstateerd, namelijk: oneffenheden in de vloer, een groot aantal delen steen/zand afkomstig uit de vloer, kwastharen en andere onreinheden in de toplaag, de toplaag was ongelijkmatig aangebracht en er waren stukken vloer nog poreus en waterdoorlatend omdat er nog geen toplaag aanwezig was. [eiser] heeft daarom contact opgenomen met [gedaagde] . Op 5 januari 2021 heeft De heer [A] , de directeur van [eiser] , aan [gedaagde] gemaild:

Goedemiddag [gedaagde] ,
De vloer is vrij en schoon voor morgen.
Er waren nog een paar kleine puntjes bij de vloer, o.a. een paar putten/oneffenheden. Ook sluit de drempel aan de voorzijde niet aan op het deurrubber. Dit dient dus ook aangepast te worden, zodat de deur wel goed kan sluiten op de vloer.
puntjes zijn gemarkeerd met tape. […]
3.2.
[gedaagde] heeft op 6 januari 2021 herstelwerkzaamheden uitgevoerd door de vloer met aceton te ontvetten en van een toplaag te voorzien. Diezelfde dag (op 6 januari 2021) is een derde over de vloer gelopen, die net bewerkt was, waardoor schade is ontstaan. Er waren voetafdrukken en modderresten te zien op de vloer op een oppervlakte van ongeveer twee vierkante meter. Nadat [eiser] de schade had ontdekt heeft zij contact opgenomen met [gedaagde] . [gedaagde] was niet in de gelegenheid om diezelfde dag nog langs te komen en heeft geadviseerd om de voetstappen zelf uit te vlakken met een roller. [B] , destijds bestuurder van [eiser] , heeft in de middag van 6 januari 2021 het volgende bericht gestuurd aan [gedaagde] : “
Hai [gedaagde] , ik krijg het niet gerold. Wil je het morgen komen herstellen? Rekening is voor de veroorzaker. Ik krijg diepe vegen als ik eraan kom. Plek zal moeten worden geschuurd? En gecoat vermoed ik. Groet, [B] .” Vervolgens heeft [gedaagde] geantwoord met: “
Ik probeer morgen langs te komen”. Daarna heeft [B] weer gereageerd: “
Kun je een tijdstip aangeven? Dan kom ik naar Ede. Maandag moet de vloer bereidbaar zijn ivm montage van interieur door externe partij. Fijne avond!” Op dat bericht heeft [gedaagde] niet gereageerd. Vervolgens heeft [B] op donderdag 7 januari 2021, om 11.33, gestuurd: “
Dag [gedaagde] , bij uitblijven van een reactie heb ik een andere partij gevraagd de reparatie uit te voeren.” Die andere partij was [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). [bedrijf 1] heeft [eiser] er tijdens de herstelwerkzaamheden op gewezen dat de vloer die [gedaagde] had gelegd, gebrekkig was. Volgens [eiser] heeft [bedrijf 1] geconstateerd dat [gedaagde] steken heeft laten vallen in de uitvoering van de herstelwerkzaamheden en hadden de vloeren voorafgaand aan het aanbrengen van de tweede coating opgeschuurd moeten worden. Dat [bedrijf 1] dat geconstateerd heeft, is verder niet onderbouwd en blijkt nergens uit. Wat betreft het opschuren heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat hij niet heeft geschuurd omdat je dan nooit een goede hechting van de topcoat krijgt. [gedaagde] heeft verklaard dat hij ontvet heeft, waardoor de waterafstotende laag dan vrij komt en er korrels komen, waardoor er hechting op de korrel is. Het heeft volgens [gedaagde] een negatief effect als je schuurt, omdat je de hechting kan belemmeren en de toplaag na 3, 4 jaar loslaat.
3.3.
Nadat [bedrijf 1] [eiser] er op had gewezen dat de vloer volgens haar gebrekkig was, heeft [eiser] [bedrijf 2] ingeschakeld om onderzoek te doen naar de vloer. Uit het door [bedrijf 2] opgestelde rapport van 20 december 2021 blijkt volgens [eiser] dat er diverse gebreken zijn aan de vloer. [bedrijf 2] schrijft op de laatste pagina van het rapport het volgende:

Vragen gesteld door de jurist:
Welke gebreken constateert u aan de vloer?
“Het niet overal dicht zijn van de vloer is een gebrek. Daarnaast zijn er tal van opleverpunten en enkele verbeterpunten.
Opleverpunten zoals slordigheden, zie de foto’s.
Verbeterpunt: blijvende waterdichte aansluiting plint – wand”
Wat is de oorzaak van deze gebreken?
Het niet overal dicht zijn van de vloer wordt veroorzaakt door het niet overal aanbrengen van voldoende dichtzetmateriaal.
Is er sprake van een causaal verband tussen deze gebreken en de door [handelsnaam] uitgevoerde werkzaamheden?
Ja deze werkzaamheden behoren bij [handelsnaam] .
Zijn de werkzaamheden uitgevoerd door partij [bedrijf 1] nog van invloed op de geconstateerde gebreken en zo ja, voor welk deel?
Een deel van de vloer is inmiddels dichtgezet door [bedrijf 1] . De gebreken zijn minder geworden.
Op welke wijze dient de vloer hersteld te worden?
Ter plaatse van put/vloeraansluitingen aangetaste mortel uithalen en vernieuwen met troffelmortel. Deze troffelmortel en de resteren open vloerdelen en de inwendige hoeken van de plinten dienen dichtgezet te worden.
Met een bouwlamp over de vloer schijnen en de open delen met bijvoorbeeld een stoepkrijt omcirkelen. Deze delen schuren, stofvrij maken, ontvetten, drogen en dichtzetten met dichtzetmateriaal. Na enkele uren de dichtgezette vloerdelen nalopen en de vloerdelen met ingetrokken materiaal nogmaals voorzien van een dunne laag dichtzetmateriaal. Deze plaatsen niet groter maken dan nodig!
Applicatie: zie voorschrift van de desbetreffende fabrikant.”
3.4.
Bij de foto’s heeft [bedrijf 2] verschillende opleverpunten/verbeterpunten beschreven zoals: “
De vloer loopt niet door tot onder de vloer”, “
Plinten, plaatselijk geen hechting aan de wanden”, “
Overmatig dichtzetmateriaal”, “
Open vloer, niet hygiënisch”, “
Storing in aflak”. [bedrijf 2] heeft de kosten van het herstel begroot op € 2.900. [eiser] stelt dat ook nadat het rapport is opgesteld door [bedrijf 2] gebreken zijn geconstateerd. In maart 2023 heeft [eiser] namelijk geconstateerd dat er sprake is van algengroei op de vloer, doordat er kleine openingen in de vloer blijken te zitten. De algengroei is schadelijk voor het productieproces van [eiser] . Naar aanleiding van de algengroei heeft [eiser] [bedrijf 2] nogmaals verzocht om een rapport op te stellen. Uit het rapport blijkt dat de vloer hersteld kan worden door de vloer te ontvetten, schuren en te stofzuigen, plaatselijk herstel uit te voeren en te voorzien van meerdere nieuwe lagen. Naar aanleiding van het rapport heeft [eiser] een offerte laten opstellen van de herstelkosten en daarin staat dat de herstelkosten € 17.172,50 zijn.
[eiser] vordert schade als gevolg van wanprestatie
3.5.
[eiser] is van mening dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door een vloer te adviseren en aan te leggen die gebrekkig is en dat [gedaagde] gehouden is de schade te vergoeden die daarvan het gevolg is. De schade bestaat volgens [eiser] uit vergoeding van de al uitgevoerde herstelwerkzaamheden door [bedrijf 1] van
€ 1.452,00, de herstelwerkzaamheden die nog gedaan moeten worden en die door [bedrijf 2] begroot zijn op € 17.172,50 en gevolgschade nader op te maken bij staat (waaronder kosten voor verhuizing van het kweekproces, voorlopig ingeschat op € 830.784). Daarnaast vordert [eiser] buitengerechtelijke kosten van € 3.000,00, deskundigenkosten van
€ 1.922,96, de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
3.6.
[eiser] baseert haar vorderingen – kort gezegd – dus op twee punten: [gedaagde] zou een verkeerde vloer hebben geadviseerd en [gedaagde] is gehouden de gebreken aan de vloer te herstellen, omdat dit onder de garantie valt die partijen hebben afgesproken. De rechtbank zal hierna nader ingaan op deze punten.
Dat verkeerde vloer is geadviseerd is niet voldoende gebleken
3.7.
Ter zitting heeft [eiser] aangevoerd dat [gedaagde] de verkeerde vloer heeft geadviseerd aan [eiser] . [eiser] stelt dat [gedaagde] wist waarvoor en hoe de ruimtes gebruikt zouden worden en aan welke eisen het werk moest voldoen. Volgens [eiser] is het van groot belang dat de vloer in de kweekruimtes volledig vloeistofdicht is zodat er geen vervuiling kan ontstaan die een voedingsbodem kan zijn voor ziektekiemen en heeft zij [gedaagde] daar specifiek om gevraagd. [gedaagde] heeft aangeraden om een troffelvloer aan te leggen. In de dagvaarding citeert [eiser] informatie van een website van een concurrent, waarin staat dat een troffelvloer vloeistofdicht is, waar zij juist ook om had gevraagd. Pas op de zitting heeft [eiser] de stelling naar voren gebracht dat het advies om een troffelvloer aan te leggen verkeerd was. Dat standpunt heeft [eiser] alleen onderbouwd door er op te wijzen dat in de conclusie van antwoord staat dat de vloer eens in de 3 à 4 jaar gelakt moet worden. Volgens [eiser] is het onmogelijk om de kweek elke paar jaar te onderbreken. De rechtbank overweegt dat nergens uit blijkt wat [eiser] heeft gecommuniceerd aan [gedaagde] wat betreft de vereisten waar de vloer aan moest voldoen. Verder lijkt de verwijzing in de conclusie van antwoord door [gedaagde] vooral bedoeld te zijn om aan te geven dat elke vloer onderhoud nodig heeft. Ook uit de rapporten van [bedrijf 2] blijkt niet dat een troffelvloer ongeschikt zou zijn voor het gebruik dat [eiser] voor ogen stond. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet voldoende gebleken dat [gedaagde] een verkeerde vloer zou hebben geadviseerd aan [eiser] .
[gedaagde] is niet aansprakelijk voor (mogelijke) gebreken op grond van artikel 7:758 lid 2 en 3 BW
De vloer is opgeleverd en [eiser] kan geen beroep meer doen op de garantie
3.8.
De rechtbank stelt het volgende voorop wat betreft het standpunt van [eiser] dat [gedaagde] gehouden is om de kosten te vergoeden voor het herstel van de gebreken aan de vloer. Uit artikel 7:758 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat als de aannemer (in dit geval [gedaagde] ) te kennen heeft gegeven dat het werk klaar is om te worden opgeleverd en de opdrachtgever (in dit geval [eiser] ) niet binnen een redelijke termijn keurt en al dan niet onder voorbehoudt aanvaardt dan wel onder aanwijzing van de gebreken weigert, de opdrachtgever geacht wordt het werk stilzwijgend te hebben aanvaard. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd. Deze stilzwijgende aanvaarding kan plaatsvinden door ingebruikname van het werk, hier de vloer. Dat is hier gebeurd; [eiser] heeft de vloer namelijk in gebruik genomen in de periode tussen 28 december en 30 december, toen [eiser] de vloer visueel heeft geïnspecteerd en de onregelmatigheden aan de vloer heeft aangekaart bij [gedaagde] . Dat de vloer al in gebruik was genomen heeft [gedaagde] geconstateerd toen hij op 6 januari 2021 de herstelwerkzaamheden kwam verrichten. [gedaagde] heeft toen plantenkarren zien staan op de vloer. [eiser] was al bezig met de verhuizing en de oplevergebreken waren hersteld. Door vervolgens een andere partij, [bedrijf 1] , in te schakelen om schade aan de vloer (veroorzaakt door een derde) te herstellen betekent dit dat [eiser] de vloer heeft geaccepteerd. Dat de vloer in gebruik is genomen door [eiser] en door een derde is hersteld, betekent dat er sprake is geweest van oplevering en na oplevering is het werk op grond van artikel 7:758 lid 2 BW voor risico van de opdrachtgever, hier [eiser] . De gebreken die [bedrijf 2] heeft geconstateerd in het eerste rapport zijn gebreken die [eiser] op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Dit betekent op grond van artikel 7:758 lid 3 BW dat [gedaagde] ontslagen is van de aansprakelijkheid voor die gebreken.
3.9.
Bovendien geldt het volgende. Er is na oplevering schade ontstaan door een derde partij. Ten eerste geldt dat de schade niet te wijten is aan [gedaagde] , maar aan de derde partij. Ten tweede geldt, nog los van het feit dat het risico voor gebreken al was overgegaan op [eiser] , dat [eiser] [gedaagde] geen redelijke mogelijkheid tot herstel heeft gegeven. Vervolgens heeft [eiser] de schade laten herstellen door [bedrijf 1] op 8 januari 2021, terwijl [gedaagde] had aangegeven dat hij op 7 januari 2021 herstel kon verrichten. Daarbij komt dat [eiser] [bedrijf 1] heeft laten werken aan de vloer. Dan kan zij geen beroep meer doen op de garantiebepaling. [bedrijf 1] heeft namelijk gewerkt aan de toplaag van de vloer en dus zijn zijn werkzaamheden van invloed geweest op de waterdichtheid van de vloer. Terwijl de waterdichtheid van de vloer juist zo belangrijk was. Het is daarom dus ook nog maar de vraag of de (vermeende) gebreken wel toe te rekenen zijn aan [gedaagde] .
3.10.
De rechtbank is, gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen, van oordeel dat de vorderingen van [eiser] afgewezen moeten worden.
Of sprake is van verjaring hoeft niet meer beoordeeld te worden
3.11.
De rechtbank heeft overwogen dat [gedaagde] ontslagen is van aansprakelijkheid voor de gebreken aan de vloer die [gedaagde] bij [eiser] heeft gelegd. Dit betekent dat [eiser] geen vordering heeft op [gedaagde] . De vraag of die vordering al dan niet verjaard is hoeft daarom niet meer beantwoord te worden.
[eiser] moet de proceskosten van [gedaagde] betalen
3.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.075,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 3.075,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.