ECLI:NL:RBMNE:2025:3118

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
11450885
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in verband met de koop van een tweedehands auto en herstelkosten

In deze zaak heeft eiser, een consument, een tweedehands Audi Q3 gekocht van gedaagde, een B.V. Na de aankoop vertoonde de auto motorproblemen, waarna eiser herstelkosten vorderde van gedaagde. Eiser vorderde ook een vermindering van de koopprijs en een schadevergoeding voor gemiste afspraken en stress. Gedaagde betwistte de vorderingen en stelde dat eiser niet in de gelegenheid was gesteld om de gebreken zelf te beoordelen en te herstellen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser niet schriftelijk gedaagde heeft aangemaand om tot herstel over te gaan, zoals vereist volgens artikel 7:21 lid 6 BW. Hierdoor zijn de vorderingen tot vergoeding van herstelkosten afgewezen. Ook de vordering tot koopprijsvermindering werd afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat herstel onmogelijk was of dat gedaagde niet binnen redelijke termijn tot herstel was overgegaan. De vorderingen in verband met dwaling werden eveneens afgewezen, omdat eiser niet kon bewijzen dat de auto bij de koop was 'getuned'. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde aan haar precontractuele informatieplicht had voldaan. Eiser werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 11450885 \ LC EXPL 24-3225
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: R.A.H. Timmer,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. I. van Welrij, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 december 2024 met producties 1-20;
- de conclusie van antwoord met producties 1-25;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte wijziging van eis van [eiser] met producties 21-26;
- de antwoordakte van [gedaagde] met producties 26-27;
- de mondelinge behandeling van 19 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de e-mail van 13 juni 2025 die [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft een tweedehands auto van [gedaagde] gekocht. Na de koop vertoonde de auto motorproblemen. [eiser] heeft de auto meermaals laten repareren. Zij vordert primair dat [gedaagde] de reparatiekosten vergoedt. Ook wil zij dat de koopprijs van de auto wordt verlaagd en dat [gedaagde] een vergoeding betaalt voor gemiste afspraken, ondervonden stress en dergelijke. Subsidiair stelt [eiser] een aantal vorderingen in op grond van dwaling, omdat de auto ten tijde van de koopovereenkomst zou zijn “getuned”.
2.2.
[gedaagde] is het hier niet mee eens. Zij stelt onder meer niet in de gelegenheid te zijn gesteld om de gebreken zelf te beoordelen en te herstellen. Ook betwist zij dat de auto was getuned.
2.3.
De vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd hoe dat kantonrechter tot dat oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

[gedaagde] hoeft de reparatiekosten niet aan [eiser] te vergoeden
3.1.
In oktober 2022 heeft [eiser] van [gedaagde] een Audi Q3 van [gedaagde] gekocht voor een prijs van € 20.750,-. Op 1 november 2022 is de auto aan [eiser] geleverd. Op 2 november 2022 haperde de motor van de auto. Het bedrijf [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) heeft toen op kosten van [gedaagde] alle bougies en bobines vervangen.
3.2.
Daarna is [eiser] – in de periode januari 2023 tot en met december 2024 – meerdere malen met de auto bij [bedrijf 1] en Honda-dealer [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) geweest. In totaal heeft zij daar € 7.625,13 aan kosten gemaakt. [eiser] vordert dat [gedaagde] deze kosten aan haar vergoedt.
3.3.
De kantonrechter zal eerst het juridisch kader weergeven waaraan deze vordering van [eiser] moet worden getoetst.
3.4.
In artikel 7:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. In lid 2 staat dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien de zaak, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
3.5.
In deze zaak is sprake van een consumentenkoop. In zo’n geval bepaalt de wet dat als de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, de koper recht heeft op herstel (artikel 7:21 lid 1 sub b BW). Pas als de verkoper niet binnen redelijke tijd nadat hij daartoe door de koper schriftelijk is aangemaand tot herstel overgaat, mag de koper het herstel op kosten van de verkoper door een derde laten uitvoeren (artikel 7:21 lid 6 BW).
3.6.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling meerdere malen benadrukt dat de auto in 2022 al gebreken vertoonde. Dit betekent echter niet dat [eiser] een vrijbrief krijgt om na 2022 voor rekening van [gedaagde] herstelkosten te maken. [gedaagde] heeft terecht gesteld dat als zich (opnieuw) gebreken voordoen, [eiser] haar eerst in de gelegenheid moet stellen om zelf tot herstel over te gaan.
3.7.
Wat betreft de facturen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] uit 2023 en de factuur van 5 februari 2024 geldt dat [gedaagde] heeft betwist dat [eiser] zich bij haar heeft gemeld met klachten over de auto. [eiser] heeft vervolgens niet onderbouwd dat zij dit wel heeft gedaan. Zij heeft alleen gesteld dat [bedrijf 1] zich in april 2023 tot [gedaagde] heeft gewend met het verzoek om een factuur van € 78,23 te betalen en dat [gedaagde] dit heeft geweigerd omdat dit niet onder de garantie viel. [gedaagde] heeft betwist dat [bedrijf 1] contact met haar heeft opgenomen. [eiser] heeft dit verder ook niet onderbouwd, zodat dit niet is vast komen te staan. Zelfs als dit wel vast zou staan, dan is dit nog geen aanmaning om tot herstel over te gaan als bedoeld in artikel 7:21 lid 6 BW. Al met al is niet gebleken dat [eiser] in de periode januari 2023 tot en met 5 februari 2024 [gedaagde] heeft aangemaand om tot herstel over te gaan. De kosten die [eiser] in deze periode heeft gemaakt, komen dus niet voor rekening van [gedaagde] . Overigens betreft een groot deel van deze facturen regulier onderhoud dat per definitie niet voor rekening van [gedaagde] komt. Dit heeft [eiser] tijdens de zitting ook erkend.
3.8.
Wat betreft de factuur van 20 februari 2024 geldt het volgende. Op 13 februari 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] gemaild dat de auto bij de dealer staat vanwege motorproblemen en schrijft zij het onderzoek af te wachten. Dit is onvoldoende om de herstelkosten op [gedaagde] te verhalen. Uit deze e-mail volgt namelijk niet dat [gedaagde] is aangemaand om de auto te herstellen. Ook deze post moet daarom worden afgewezen.
3.9.
Wat betreft de factuur van 12 maart 2024 geldt het volgende. [eiser] heeft de auto op 1 maart 2024 naar [bedrijf 2] laten vervoeren en heeft op 3 maart 2024 bij [gedaagde] aangegeven dat zij de auto daar kan onderzoeken. [gedaagde] heeft op 6 maart 2024 aangegeven een budget ter beschikking te stellen voor diagnose door [bedrijf 2] en graag een rapport met de bevindingen en een offerte voor het uit te voeren werk te ontvangen. Op 7 maart 2024 heeft [bedrijf 2] de diagnose gesteld en een kostenraming opgesteld. Dit heeft [eiser] naar [gedaagde] doorgestuurd, die daarop aangaf er op 11 maart 2024 op terug te komen. Vervolgens heeft [eiser] – zonder bewezen afstemming met [gedaagde] – opdracht gegeven om tot herstel over te gaan. Ook wat betreft deze factuur geldt daarmee dat [gedaagde] niet schriftelijk is aangemaand om binnen een redelijk termijn zelf tot herstel over te gaan, zodat deze post wordt afgewezen.
3.10.
Bij akte wijziging van eis heeft [eiser] een aantal extra facturen uit 2024 overgelegd, waaronder de reparatie van een deurpaneel. Ook voor deze facturen geldt dat niet is gesteld of gebleken dat [eiser] [gedaagde] heeft aangemaand om tot herstel over te gaan. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Er wordt niet voldaan aan de vereisten voor koopprijsvermindering
3.11.
[eiser] heeft een vermindering van de koopprijs van de auto gevorderd. Volgens haar had de auto vanwege alle gebreken niet meer dan € 13.750,- mogen kosten.
3.12.
De vereisten waaraan moet worden voldaan om de koopprijs te mogen verminderen, zijn vastgelegd in de wet. In artikel 7:22 lid 1 sub b BW staat dat als de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, de koper de bevoegdheid heeft om de prijs te verminderen in evenredigheid met de mate van afwijking van het overeengekomene. Deze bevoegdheid ontstaat pas wanneer herstel of vervanging onmogelijk is of niet van de verkoper kan worden gevergd, of wanneer de verkoper niet binnen een redelijke termijn en zonder enige overlast voor de koper tot herstel of vervanging overgaat (lid 2). In uitzonderingsgevallen, omschreven in lid 5, mag een koper de prijs wel onmiddellijk verminderen.
3.13.
[eiser] heeft niet gesteld dat herstel van de auto onmogelijk was, niet van [gedaagde] kon worden gevergd of [gedaagde] daartoe niet binnen redelijke termijn is overgegaan. Er is juist gebleken dat [gedaagde] door [eiser] niet in de gelegenheid is gesteld om zelf tot herstel over te gaan. [eiser] heeft ook niet gesteld dat van een van de uitzonderingen van lid 5 sprake is, en dat is ook niet gebleken. Dit alles betekent dat aan de voorwaarden voor koopprijsvermindering niet is voldaan. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
De schadevergoeding voor het afzeggen van afspraken e.d. wordt afgewezen
3.14.
[eiser] vordert een door de kantonrechter te bepalen schadevergoeding in verband met het moeten afzeggen van zorgverplichtingen, het opnemen van vakantiedagen, het niet kunnen nakomen van afspraken, verlies van tijd en veroorzaakte stress.
3.15.
De kantonrechter vindt dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in dit opzicht schade heeft geleden. Van haar mag namelijk verwacht worden dat zij duidelijk maakt hoe het moeten afzeggen van afspraken en dergelijke haar financiële situatie heeft beïnvloed. Dit heeft zij niet gedaan. De enkele stelling dat zij afspraken heeft moeten afzeggen, stress heeft ondervonden en dergelijke is onvoldoende om aannemelijk te maken dat zij schade heeft geleden. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
De vorderingen in verband met dwaling worden afgewezen
3.16.
Bij akte wijziging van eis heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van dwaling. Op die grond heeft [eiser] – subsidiair – gevorderd: 1) een verklaring voor recht dat zij heeft gedwaald, 2) vernietiging van de koopovereenkomst en 3) een schadevergoeding van € 7.625,13.
3.17.
Dwaling is geregeld in artikel 6:228 BW. In lid 1 staat dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is. Verder moet zijn voldaan aan de vereisten van sub a, b of c. De stelplicht en bewijslast hiervan rusten op [eiser] . Zij moet haar stellingen voldoende onderbouwen en zo nodig bewijzen.
3.18.
Voor een geslaagd beroep op dwaling moet ten eerste sprake zijn van een onjuiste voorstelling van zaken (een dwaling) bij [eiser] . [eiser] stelt dat de onjuiste voorstelling eruit bestond dat zij bij de koop niet wist dat de auto was “getuned”. Dit is pas veel later gebleken. Het “tunen” van een auto betekent dat deze softwarematig wordt aangepast om meer vermogen te genereren. De mechanische onderdelen van de auto zijn volgens [eiser] echter niet op de vermogensstijging aangepast. Dit heeft geleid tot alle problemen met de motor. Als onderbouwing heeft [eiser] een factuur van [bedrijf 2] van 19 december 2024 en e-mails van [bedrijf 2] van 18 februari 2025 en 13 juni 2025 overgelegd, waarin de tuning en de gevolgen daarvan zijn beschreven.
3.19.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat de auto bij de koop was getuned. Zij stelt dat als de auto was getuned dit al veel eerder naar voren had moeten komen. Bijvoorbeeld bij de aankoopkeuring door Autocoach die in oktober 2022 in opdracht van [eiser] is uitgevoerd. Uit het verslag van Autocoach blijkt niet dat sprake is van tuning. Of het was ten tijde van het onderhoud door een Audi-dealer in mei 2022 naar voren gekomen. Uit een verklaring van deze dealer blijkt dat zij niet hebben kunnen vaststellen dat er sprake was van tuning. Verder stelt [gedaagde] dat als de auto inderdaad getuned was in die mate die [eiser] stelt, de uiterlijke kenmerken van de auto zouden zijn aangepast, in ieder geval de uitlaat, en dat dit ook bij het optrekken zou zijn opgemerkt.
3.20.
Bij betwisting van de tuning door [gedaagde] en zonder nadere onderbouwing of bewijs is de enkele verklaring van [bedrijf 2] onvoldoende om aan te nemen dat de auto ten tijde van de koop inderdaad getuned was. Dit geldt te meer omdat niet [bedrijf 2] het onderzoek naar de tuning heeft gedaan, maar een door haar ingeschakelde derde partij ( [bedrijf 3] in Amersfoort). Voor nader onderzoek door een deskundige ziet de kantonrechter geen aanleiding. Uit de e-mail van [bedrijf 2] van 13 juni 2025 volgt namelijk dat niet te achterhalen valt wanneer de auto is getuned en dat de tuning ook niet meer valt terug te halen. Omdat niet vaststaat dat de auto was getuned, staat ook niet vast dat er bij [eiser] sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken. Het beroep op dwaling faalt daarom. De daarop gebaseerde vorderingen worden afgewezen.
Aan de precontractuele informatieplicht is voldaan
3.21.
In de dagvaarding schrijft [eiser] dat [gedaagde] niet aan haar precontractuele informatieplicht heeft voldaan. In deze zaak gaat het om een overeenkomst "anders dan op afstand of buiten verkoopruimte". Dat is weliswaar niet met zoveel woorden gesteld, maar volgt logischerwijs uit de feiten en omstandigheden die wel zijn gesteld. [eiser] heeft de auto namelijk bij [gedaagde] gekocht, naar de kantonrechter begrijpt in de showroom. Op zo’n overeenkomst zijn de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing. In dit artikel staat dat de handelaar ( [gedaagde] ) aan de consument ( [eiser] ) voorafgaand aan de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze bepaalde informatie moet verstrekken, voor zover deze niet al duidelijk uit de context blijkt.
3.22.
De kantonrechter moet ambtshalve toetsen of aan [eiser] de essentiële informatie is verstrekt. Dat zijn sub a (de voornaamste kenmerken van de auto), b (de identiteit en (adres)gegevens van [gedaagde] ), c (de totale prijs van de auto), d (de wijze van betaling en levering) en f (de duur van de overeenkomst (in deze zaak niet van toepassing)). Uit de door partijen overgelegde stukken en de toelichting daarop leidt de kantonrechter af dat [eiser] bij het aangaan van de overeenkomst moet hebben beschikt over deze essentiële informatie, omdat die uit de context bleek dan wel op duidelijke en begrijpelijke wijze door [gedaagde] aan [eiser] is verstrekt. Er bestaat daarom geen aanleiding om een sanctie toe te passen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
3.23.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.015,00
(2,5 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.150,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.150,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
45353