ECLI:NL:RBMNE:2025:3121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
16,142424.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel misbruik van stiefdochters door gebrek aan bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefdochters, [aangeefster 1] en [aangeefster 2]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2025, waar de officier van justitie, mr. M. Harmsen, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. de Kroon, hun standpunten naar voren brachten.

De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen met beide aangeefsters in de periodes van 2012 tot 2017. De officier van justitie stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er naast de aangiften van de zussen onvoldoende steunbewijs aanwezig was. De verklaringen van getuigen waren niet gebaseerd op eigen waarneming, maar op wat zij van de aangeefsters hadden gehoord, wat niet voldeed aan de eisen voor bewijs.

De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefsters niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen, en sprak de verdachte vrij. De benadeelde partijen, [aangeefster 1] en [aangeefster 2], die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.142424.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [plaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Harmsen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen [aangeefster 1] en [aangeefster 2] (hierna: ook wel te noemen [aangeefster 1] en [aangeefster 2] ) en hun advocaat mr. S. Aytemur naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 10 mei 2012 tot en met 9 mei 2015 te Hilversum met [aangeefster 1] (geboren op [geboortedatum] 2000 en verder ook [aangeefster 1] genoemd) ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
feit 2:
in de periode van 17 januari 2013 tot en met 16 januari 2014 te Hilversum met [aangeefster 2] (geboren op [geboortedatum] 2002 en verder ook [aangeefster 2] genoemd), die toen de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 3:
in de periode van 17 januari 2014 tot en met 16 januari 2017 te Hilversum met [aangeefster 2] (geboren op [geboortedatum] 2002), ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verklaringen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] zijn volgens de officier van justitie betrouwbaar en worden voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden en heeft dan ook integrale vrijspraak bepleit.
De verklaringen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] vinden volgens de raadsvrouw onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen, waardoor niet wordt voldaan aan het bewijsminimum.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Volgens de wet mag niet tot een bewezenverklaring gekomen worden als de door één getuige (meestal aangeefster) genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en er onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal. Ook niet als de rechter deze verklaring betrouwbaar zou achten. Dat betekent dat er naast de aangifte steunbewijs nodig is. Voor dit steunbewijs is het niet voldoende dat getuigen verklaren over wat het veronderstelde slachtoffer hen over de gebeurtenissen heeft verteld, omdat de bron van die verklaring dan nog steeds die ene getuige (meestal aangeefster) is. Waarnemingen die een getuige persoonlijk heeft gedaan (zoals waargenomen emoties kort na het vermeende misbruik) kunnen onder omstandigheden wél voldoende steunbewijs opleveren.
In deze zaak hebben de zussen [aangeefster 1] en [aangeefster 2] verklaard dat zij seksueel misbruikt zijn door verdachte. Verdachte had ten tijde van het gestelde misbruik een relatie met de moeder van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] en zij woonden destijds gezamenlijk in één huis. Verdachte, die de rol van stiefvader vervulde, heeft het seksueel misbruik ontkend.
De aangiften dateren van 2021 en zijn jaren na het gestelde misbruik gedaan. De politie heeft naar aanleiding van de aangiften een strafrechtelijk onderzoek opgestart en in 2024 zijn diverse getuigen gehoord.
De getuigen hebben niet uit eigen waarneming verklaard over het gestelde misbruik. Hun verklaringen berusten uitsluitend op hetgeen zij van aangeefster(s) hebben gehoord. Emoties die zijn waargenomen bij het openbaren van het misbruik staan in een te ver verwijderd verband met hetgeen jaren eerder zou zijn gebeurd om als steunbewijs te dienen.
Het steunbewijs kan ook niet worden gevonden in informatie van de huisarts van [aangeefster 1] en/of informatie van de psychologen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] . De informatie dateert van vele jaren later, namelijk 2019-2021 en vermeldt niets (objectiefs) over de situatie ten tijde van het vermeende misbruik. Het gaat om meldingen van [aangeefster 1] of [aangeefster 2] aan de behandelaren en informatie over nadien gevolgde behandelingen. Ook de door [aangeefster 1] opgemaakte dagboekaantekeningen kunnen niet als steunbewijs dienen. Ook deze dateren van jaren ná het gestelde misbruik en gaan in de kern over haar eigen gevoelens.
De verklaringen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] kunnen ook niet als steunbewijs dienen in elkaars zaak. Allereerst hebben zij niet uit eigen waarneming verklaard over het misbruik bij de ander. Om tóch hun verklaringen – over en weer – als zogenoemd ‘schakelbewijs’ te gebruiken is van belang dat daar zeer terughoudend mee moet worden omgegaan. Omdat uit het dossier blijkt dat [aangeefster 1] en [aangeefster 2] met elkaar hebben gesproken over het gestelde misbruik vóórdat zij in 2021 aangifte hebben gedaan, is de rechtbank van oordeel dat hun verklaringen niet bruikbaar zijn als steunbewijs in die zin dat de verklaring van de ene zus over haar eigen misbruik voldoende ondersteuning biedt voor het misbruik van de andere zus.
Tot slot is er gerefereerd aan een briefwisseling uit 2018 tussen [aangeefster 1] en verdachte. [aangeefster 1] schrijf in een brief dat zij gelooft dat de enige die een strafbaar feit heeft gepleegd (onder meer) verdachte is. Dat [aangeefster 1] daar het misbruik mee heeft bedoeld, kan de rechtbank daar niet zonder meer uit afleiden. In de betreffende periode speelde namelijk ook een situatie met de zoon van verdachte en de diefstal van sieraden, waar in de brief ook concreet naar wordt verwezen. In de brief wordt (verder) met geen woord gerept over (seksueel) misbruik door verdachte of iets wat daar op lijkt.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen, waardoor niet is voldaan aan het in de wet gestelde bewijsminimum. Er is, al met al, onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig. Dit betekent dan ook dat verdachte zal worden vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJEN

[aangeefster 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.636,18. Dit bedrag bestaat uit € 636,18 aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade.
[aangeefster 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 18.165,-. Dit bedrag bestaat uit € 665,- aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen in het geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op haar pleidooi tot integrale vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Om die reden komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de vorderingen.
De benadeelde partijen zullen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij [aangeefster 1] (feit 1)
  • verklaart [aangeefster 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangeefster 2] (feiten 2 en 3)
  • verklaart [aangeefster 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. J. Edgar en A.J. Reitsma, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2012 tot en met 9 mei 2015 te Hilversum,
in elk geval in Nederland
met [aangeefster 1] , geboren op [geboortedatum] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 1]
[aangeefster 1] , hebbende verdachte
- tussen zijn, verdachtes, benen het been van [aangeefster 1] geklemd en/of de benen
van die [aangeefster 1] geopend en/of
- de tepels en/of borsten van die [aangeefster 1] gestreeld, althans aangeraakt en/of
- de borsten van die [aangeefster 1] vastgepakt, althans aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [aangeefster 1] gebracht en/of
- de vagina van die [aangeefster 1] gestreeld en/of
- over de clitoris en/of de schaamstreek van die [aangeefster 1] gewreven en/of
gestreeld en/of
- een hand van die [aangeefster 1] op zijn, verdachtes, penis gelegd en met zijn,
verdachtes, hand over haar hand schuddende bewegingen gemaakt;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks 17 januari 2013 tot en met 16 januari 2014 te Hilversum, in elk
geval in Nederland, met [aangeefster 2] , geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd
van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [aangeefster 2] , hebbende verdachte
- die [aangeefster 2] gemasseerd bij haar rug en schouders en/of
- het shirt van die [aangeefster 2] omhoog gedaan en/of de broek van die [aangeefster 2]
omlaag gedaan en/of
- de benen van die [aangeefster 2] geopend en/of
- met zijn vinger(s) rondjes gedraaid in/op de vagina van die [aangeefster 2] en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [aangeefster 2] gebracht;
( art 244 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2014 tot en met 16 januari 2017 te
Hilversum, in elk geval in Nederland, met [aangeefster 2] , geboren op [geboortedatum] 2002,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2]
[aangeefster 2] , hebbende verdachte
- die [aangeefster 2] gemasseerd bij haar rug en schouders en/of
- het shirt van die [aangeefster 2] omhoog gedaan en/of de broek van die [aangeefster 2]
omlaag gedaan en/of
- de benen van die [aangeefster 2] geopend en/of
- met zijn vinger(s) rondjes gedraaid in/op de vagina van die [aangeefster 2] en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [aangeefster 2] gebracht;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )