ECLI:NL:RBMNE:2025:3123

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
24/7580
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid door het Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 12 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. Y. Eryilmaz, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv waarin hem geen recht op een WIA-uitkering wordt verleend, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser is van mening dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat het Uwv geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht. De rechtbank heeft de zaak op 31 maart 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser heeft niet voldoende medische gegevens aangedragen om aan te tonen dat de beoordeling van het Uwv onjuist is. De rechtbank concludeert dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser niet zijn onderschat. De rechtbank volgt de argumentatie van het Uwv en oordeelt dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het Uwv hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. Y. Eryilmaz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: R. van den Brink).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser krijgt geen WIA-uitkering, omdat het Uwv vindt dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser is het hier niet mee eens, omdat hij vindt dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat het Uwv geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of eiser recht heeft op een WIA-uitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Op 5 juli 2023 heeft het Uwv besloten dat eiser met ingang van 30 november 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Met het bestreden besluit van 16 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
3. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
Is het onderzoek zorgvuldig uitgevoerd?
4. Eiser voert aan dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is. Want de verzekeringsarts bezwaar en beroep had nader onderzoek moeten verrichten. Bovendien is nagelaten om aanvullende informatie op te vragen.
4.1.
Het Uwv voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de hoorzitting is geweest en aansluitend een lichamelijk onderzoek heeft verricht. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de nadere medische stukken van eiser betrokken bij de beoordeling. Het Uwv weet niet welke medische gegevens opgevraagd moeten worden, aangezien eiser op de datum in geding en op de datum van de hoorzitting en het onderzoek niet onder behandeling stond.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is uitgevoerd. Eiser is gehoord en fysiek onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De stukken die eiser heeft aangedragen in de bezwaarprocedure zijn meegenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Op zitting heeft eiser aangegeven dat er niet meer aanvullende stukken zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dus alle medische informatie betrokken bij zijn beoordeling. De rechtbank ziet dan ook niet in welke informatie de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog had moeten opvragen.
Zijn de beperkingen van eiser onderschat?
5. Eiser voert aan dat zijn gezondheid aanzienlijk is verslechterd. Zoals blijkt uit de stukken van de [kliniek] heeft hij door aangeboren hypermobiliteit vaak last van gewrichtspijn, vermoeidheid en spierpijn na inspanning. Hiervoor gebruikt eiser voorgeschreven medicatie. Ook gebruikt hij cannabis tegen de slapeloosheid en pijn. Bovendien heeft eiser posttraumatische stressstoornis (PTSS), waardoor hij paniekaanvallen en angstklachten heeft. Ondanks de EMDR-behandeling, wordt eiser hierdoor aanzienlijk beperkt. Op zitting heeft eiser aangegeven dat hij niet goed kan praten over zijn PTSS. Zowel de bijwerkingen van de medicatie als de gevolgen van de PTSS zijn onvoldoende meegenomen in de functionelemogelijkhedenlijst (FML). Hierdoor zijn de beperkingen van eiser onderschat.
5.1.
Het Uwv stelt voorop dat het beroepschrift geen nieuwe gronden bevat ten opzichte van het bezwaarschrift. Het verwijst daarom naar de motivering van de beslissing op bezwaar. Verder vindt het Uwv dat er geen medisch objectiveerbare onderbouwing is voor het aannemen van meer beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beperkingen aangenomen op basis van stukkenonderzoek, persoonlijk contact, een hoorzitting en de nader aangedragen informatie. Daarbij is een uitgebreide toelichting gegeven over het ziektebeeld van eiser en zijn aanvullende beperkingen aangenomen. Dat eiser meer beperkingen ervaart, is voor het Uwv geen reden om af te wijken van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beperkingen van eiser niet zijn onderschat. Want de rechtbank kan de manier waarop de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen heeft vastgesteld goed volgen. Bovendien heeft eiser geen medische gegevens aangedragen waaruit het tegendeel blijkt.
5.2.1.
In de rapportage van 24 september 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullende beperkingen aangenomen ten opzichte van de eerdere beoordeling. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden met de hypermobiliteit, de PTSS en het medicatiegebruik van eiser.
5.2.2.
Wegens de hypermobiliteit is onder andere aangenomen dat eiser beperkt is voor trillingsbelasting, repetitieve hand- en vingerbewegingen, knijp- en grijpkracht, het maken van schroefbewegingen en knielen of hurken. Bij het vaststellen van deze beperkingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de diagnoses van de Sint Maartenskliniek meegenomen. Omdat het een aangeboren aandoening is, eiser hier altijd mee heeft gewerkt en nog steeds actief is in het gezinsleven, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden gezien om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank kan dit volgen.
5.2.3.
Voor de PTSS en het medicatiegebruik heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanvullende beperkingen aangenomen. Het medicatiegebruik dateert namelijk van na de datum in geding en is niet structureel. In reactie hierop heeft eiser op zitting aangegeven dat hij na zijn ongeluk in 2020 medicatie heeft gebruikt, maar dat hij daarmee is gestopt. De rechtbank kan daarom volgen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat het medicatiegebruik wisselt en niet op de datum in geding plaatsvond. Voor het cannabisgebruik van eiser zijn wel aanvullende beperkingen aangenomen. Voor ernstige PTSS ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische onderbouwing. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangehaald dat eiser tijdens de bezwaarhoorzitting, ook toen hiernaar gevraagd werd, het niet heeft gehad over zijn PTSS. Bovendien passen zijn behandelingen en medicatie niet bij ernstige PTSS. De rechtbank kan dit oordeel volgen.
Is eiser geschikt voor de geselecteerde functies?
6. Eiser heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de arbeidsdeskundige beoordeling. Eiser voert namelijk aan dat de functies niet geduid hadden mogen worden, omdat de medische beoordeling onjuist is.
6.1.
Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiseres zoals opgenomen in de FML juist zijn. Zolang de functies die voor eiser zijn geduid hiermee in overeenstemming zijn, ziet de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 11 oktober 2024 gemotiveerd waarom de werkzaamheden die horen bij de geduide functies, de belastbaarheid van eiser in de FML niet overschrijden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Daarom hoeft het Uwv de proceskosten en het griffierecht niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Van Wambeke, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Molenaar, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2025.
(
Verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.