ECLI:NL:RBMNE:2025:3132

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
24/5782
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van een Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor voorbeeldfuncties

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft de uitkering beëindigd op basis van de conclusie dat eiseres in staat is om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 31 maart 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank stelt vast dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen aan de eisen van zorgvuldigheid voldoen. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat de medische beoordelingen onjuist zijn. De rechtbank oordeelt dat de beperkingen van eiseres niet zijn onderschat en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom zij geen extra beperkingen nodig acht. Eiseres is ook geschikt bevonden voor de voorbeeldfuncties die door de arbeidsdeskundige zijn aangedragen, ondanks haar bezwaren over de vereiste concentratie en complexiteit van de werkzaamheden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering door het Uwv terecht is. Eiseres krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5782

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering.
1.1.
Het Uwv heeft deze uitkering met het besluit van 6 november 2023 beëindigd, omdat het vindt dat eiseres op 7 december 2023 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat ze ziek werd. Hiertegen heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. Met het bestreden besluit van 5 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van eiseres en gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de Ziektewet-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat haar Ziektewet-uitkering beëindigd blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beoordelingskader
4. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
Is het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig?
5. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is. Ze vindt de beschrijving van de hoorzitting in de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zorgvuldig. Daarin wordt namelijk niet beschreven dat zij moeite had met antwoorden. Omdat tussen de hoorzitting en het schrijven van de rapportage anderhalve maand zit, moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens eiseres gebruik hebben gemaakt van aantekeningen. Eiseres wil weten wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft waargenomen en hoe dat is meegenomen in de medische beoordeling. Daarom wil ze de aantekeningen van de hoorzitting inzien.
5.1.
Op zitting stelt het Uwv dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens de hoorzitting heeft meegeschreven, maar dat hiervan geen document is. Dit heeft de verzekeringsarts bevestigd in zijn rapport van 3 maart 2025. De waarnemingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn opgeschreven in het rapport. Ook geeft het Uwv op zitting aan dat het rapport pas anderhalve maand na de hoorzitting is opgesteld, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gewacht op informatie van de neuroloog.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig is. Want de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, eiseres gehoord en onderzocht en heeft medische informatie opgevraagd bij de neuroloog.
5.2.1.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het Uwv geen inzage hoeft te geven in de aantekeningen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft namelijk aan dat hij geen aantekeningen heeft, maar dat hij zijn bevindingen heeft opgeschreven in de rapportage van 29 juni 2024. Bovendien zijn eventuele aantekeningen niet relevant voor de beoordeling door de rechtbank. Want het gaat erom dat de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zichzelf goed gemotiveerd zijn en zorgvuldig zijn opgesteld. Daarbij mag de verzekeringsarts bezwaar en beroep dus niet verwijzen naar aantekeningen die geen onderdeel zijn van de rapportage. Daarom ziet de rechtbank niet in wat de relevantie is van de aantekeningen voor de beoordeling van het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank merkt bovendien op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage heeft opgenomen dat zij heeft waargenomen dat eiseres een wat verminderde psychomotoriek had, maar niet evident traag was.
Zijn de beperkingen van eiseres onderschat?
6. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar beperkingen heeft onderschat. Ten eerste heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte haar oordeel over de neurologische klachten van eiseres gebaseerd op dat ze tussen september 2021 en juni 2024 niet bij de neuroloog is geweest. Zij heeft namelijk meerdere keren contact gehad met de huisarts over haar neurologische klachten. Ten tweede heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de psychomotorische traagheid niet meegenomen in haar beoordeling, terwijl uit de brief van de neuroloog van 5 juni 2024 blijkt dat eiseres hier last van heeft.
6.1.
In reactie op het eerste punt van eiseres stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar reactie van 3 maart 2025 dat de bezoeken van eiseres aan de huisarts niet afdoen aan het feit dat eiseres pas in juni 2024 de neuroloog heeft bezocht. De informatie van de huisarts zegt namelijk niets over de ernst van de onderliggende medische stoornis. Want daaruit volgt de diagnose ALK (aanhoudende lichamelijke klachten), waarbij hoort dat eiseres vaker en uit zichzelf naar de huisarts gaat, omdat ze zich bijvoorbeeld zorgen maakt over iets. Dit sluit aan bij de diagnose van somatisch-symptoomstoornis, die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is meegenomen in haar rapportage van 29 juni 2024.
6.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep voert in reactie op het tweede punt aan dat de psychomotorische traagheid van eiseres wel is meegenomen in haar belastbaarheid. Voor werk met een hoog handelingstempo is namelijk een beperking aangenomen. Een verdergaande beperking voor handelingstempo is niet nodig, aangezien zij adequaat heeft deelgenomen aan het gesprek tijdens de hoorzitting. Bovendien volgt de noodzaak tot meer beperkingen niet uit een objectief medisch onderzoek en heeft eiseres een somatisch-symptoomstoornis. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep al andere beperkingen op mentaal gebied aangenomen, zoals voor stresserende factoren. Daarnaast vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij de bevindingen van de neuroloog niet zomaar kan overnemen. Want deze dateren van ruim een jaar na de datum in geding, terwijl de psychomotorische traagheid niet terugkomt in de rapportage van de primaire verzekeringsarts en ook niet in de informatie van de huisarts. Daar komt bij dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens de hoorzitting, kort na het onderzoek van de neuroloog, zelf een verminderde psychomotoriek heeft waargenomen, maar ook dat eiseres niet evident traag is.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de beperkingen van eiseres niet zijn onderschat, omdat ze de uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep legt namelijk goed uit dat het huisartsbezoek weinig zegt over ernst van de neurologische klachten. Ook vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de frequentie waarmee zij de neuroloog heeft bezocht mag betrekken bij zijn oordeel. Verder geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar aan op welke manier hij de psychomotorische traagheid van eiseres heeft meegenomen bij het vaststellen van haar beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt net als de neuroloog vast dat eiseres psychomotorisch traag is, maar heeft voldoende gemotiveerd waarom zij hierin geen reden ziet voor extra beperkingen. Aangezien het in principe aan de verzekeringsarts is om vast te stellen welke beperkingen voortvloeien uit de klachten van eiseres, kan de rechtbank dit volgen. Dat is alleen anders als de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn beoordeling niet goed uitlegt. Maar daarvan is hier volgens de rechtbank geen sprake, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed motiveert waarom hij tot een ander oordeel dan de neuroloog komt.
Is eiseres geschikt voor de voorbeeldfuncties?
7. Eiseres stelt dat zij niet geschikt is voor de voorbeeldfuncties die de arbeidsdeskundige heeft gebruikt. Zij heeft namelijk een verminderde concentratie, zoals is vastgesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zij is daarom niet geschikt voor de functies van medewerker crediteurenadministratie (functienummer 7241.00002.004) en productiemedewerker industrie (SBC-code 1111800). Want uit de functieomschrijvingen blijkt dat deze functies een langdurige en hoge mate van concentratie vragen. Voor de functie medewerker crediteurenadministratie moet namelijk langer dan 15 minuten aaneengesloten geconcentreerd worden gewerkt, omdat per uur 4 keer 15 minuten achtereen met toetsenbord en muis wordt gewerkt. Uit de functieomschrijving blijkt verder dat uiterst secuur wordt gewerkt, wat volgens eiseres betekent dat een hoge concentratie wordt vereist. Bovendien stelt de arbeidsdeskundige ten onrechte dat productiemedewerker industrie gaat om eenvoudige en routinematige werkzaamheden, want voor deze functie moeten 60 tot 70 printplaten met een hoge complexiteit worden verwerkt.
7.1.
Ook vraagt eiseres inzage in de aantekeningen van de arbeidsdeskundig analist, omdat deze nodig zijn om te kunnen beoordelen of eiseres geschikt is voor de geselecteerde functies. Want de omschrijvingen van de functies zijn niet duidelijk. Zo wordt bij productiemedewerker industrie beschreven dat het gaat om het plaatsen van circa 20 tot 500 componenten in 2 tot 60 minuten. Daarnaast is bij boekhouder, kassier onduidelijk hoeveel facturen per uur moeten worden verwerkt en hoeveel ruimte daarbij is om het werk naar eigen inzicht in te delen
7.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voert aan dat eiseres geen beperkingen heeft voor het vasthouden en verdelen van aandacht. Eiseres is dus in staat om de aandacht minstens de normwaarde van een half uur op een informatiebron te richten. Ook is eiseres in staat om haar aandacht af te wisselen tussen verschillende informatiebronnen en kan zij secuur werken. Dat voor de functie medewerker crediteurenadministratie (nr. 7241.0002.004 uit SBC-code 51570) secuur moet worden gewerkt, betekent niet dat sprake is van een bovennormale belasting voor het vasthouden van aandacht. Ook betwist de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de werkzaamheden voor de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) complex zijn of dat ze vragen om bovenmatige concentratie. Want hoewel een printplaat ingewikkeld is, zijn de werkzaamheden niet complex en routinematig. Daarnaast kan het werk ieder half uur worden onderbroken. Daarmee is eiseres geschikt voor de functies van medewerker crediteurenadministratie en productiemedewerker industrie.
7.3.
Verder voert de arbeidsdeskundige aan dat dat de functiebeschrijvingen bestaan uit de aantekeningen van de arbeidskundig analist. Een functiebeschrijving is namelijk het resultaat van het onderzoek van deze analist.
7.4.
De rechtbank kan de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen en is daarom van oordeel dat eiseres geschikt is voor de functies die de arbeidsdeskundige heeft geselecteerd. Voor de aantekeningen van de arbeidsdeskundig geldt dat het Uwv volgens vaste rechtspraak mag vertrouwen op de juistheid van de gegevens in het CBBS (het systeem waarin de functies zijn beschreven). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep mag bij zijn beoordeling dus uitgaan van de belasting zoals de arbeidskundig analist die heeft verwoord in het CBBS. [1] De rechtbank ziet dan ook niet in wat de relevantie is van eventuele aantekeningen van de arbeidsdeskundige analist.

Conclusie en gevolgen

8. Het Uwv heeft de Ziektewet-uitkering van eiseres terecht beëindigd. Het beroep is ongegrond. Daarom hoeft het Uwv de proceskosten en het griffierecht niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Van Wambeke, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Molenaar, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2025.
(
Verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 22-06-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1399, r.o. 4.5.