ECLI:NL:RBMNE:2025:3133

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
24/4207
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid door het Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 12 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering te weigeren, ongegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering, die was gebaseerd op de vaststelling dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat, hoewel het bestreden besluit aanvankelijk niet goed was gemotiveerd, het Uwv dit gebrek heeft hersteld in een nieuw rapport van 16 januari 2025. In dit rapport is de combinatie van de gestelde diagnose en de overige klachten van eiseres adequaat beoordeeld, en zijn de beperkingen die zij ervaart in kaart gebracht. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft onderbouwd dat de beperkingen van eiseres niet zijn onderschat en dat er geen aanleiding is voor een verdergaande urenbeperking. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen medische rapportage heeft overgelegd die haar standpunt ondersteunt. De rechtbank veroordeelt het Uwv tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal €2.267,50 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door het Uwv en de noodzaak voor eiseres om haar claims te onderbouwen met medische gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4207

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: P.A.M. Staal).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[bedrijf] B.V., de voormalig werkgever van eiseres.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres vindt het niet terecht dat het Uwv heeft beslist dat zij per 30 november 2021 geen WIA-uitkering krijgt en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de beslissing van het Uwv.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hoewel het bestreden besluit niet goed was gemotiveerd, oordeelt de rechtbank dat het besluit in stand kan worden gelaten, omdat het Uwv het besluit in beroep alsnog goed heeft gemotiveerd. [1] Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of het terecht is dat het Uwv heeft beslist dat eiseres geen WIA-uitkering krijgt. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 28 maart 2022 afgewezen. De reden daarvoor is dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid van eiseres op minder dan 35% arbeidsongeschikt heeft vastgesteld. Daarbij gaat het Uwv uit van de medische situatie van eiseres op 30 november 2021. Het Uwv is in de beslissing op het bezwaar van eiseres niet tot een ander oordeel gekomen.
2.1.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 25 april 2024 met zaaknummer 23/1578 het beroep gegrond verklaard en heeft het besluit vernietigd.
2.2.
Omdat de rechtbank het besluit heeft vernietigd, heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) genomen. In dit besluit van 17 mei 2024 is het Uwv bij de afwijzing van de WIA-uitkering gebleven.
2.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
2.5.
De rechtbank heeft op de zitting het onderzoek geschorst, omdat ze van oordeel is dat de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet volledig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft namelijk niet uitgelegd welke invloed de combinatie van de gestelde diagnose en klachten van eiseres heeft op haar beperkingen. De rechtbank heeft daarom om verduidelijking gevraagd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierop gereageerd. Nadat daarop door eiseres is gereageerd, heeft de rechtbank, met instemming van partijen, het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.

Beoordelingskader

3. Eiseres heeft recht op een WIA-uitkering als rechtstreeks en objectief medisch vaststaat dat zij door ziekte ongeschikt is voor haar werk. [2] Het Uwv mag zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van eiseres in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Dat kan anders zijn in het geval waarin eiseres aanvoert (en zo nodig aannemelijk maakt) dat deze rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsequenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling geldt dat eiseres in beginsel niet kan volstaan met de enkele stelling dat zij meer beperkt is dan door de (verzekerings-)artsen van het Uwv is aangenomen. Zij zal dat standpunt moeten onderbouwen. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Eiseres heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om stukken met medische gegevens te delen met haar werkgever. Om te voorkomen dat die medische gegevens langs deze weg alsnog openbaar worden, zal de rechtbank medische termen zoveel mogelijk vermijden bij de motivering van haar uitspraak.
Zijn de beperkingen van eiseres onderschat?
4.2.
In haar uitspraak van 25 april 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet goed heeft gemotiveerd waarom een gestelde diagnose niet wordt meegenomen in de medische beoordeling. De rechtbank heeft daarom bepaald dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet beoordelen of de combinatie van de gestelde diagnose en de overige klachten van eiseres aanleiding geven tot het aannemen van meer beperkingen of een verdergaande urenbeperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Verder heeft de rechtbank bepaald dat een nieuwe arbeidskundige beoordeling moet worden uitgevoerd als de beoordeling tot een aanpassing van de FML leidt.
4.3.
Naar aanleiding van de uitspraak van rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 8 mei 2024 de gestelde diagnose bij de medische beoordeling betrokken en daarvoor aanvullende beperkingen aangenomen voor verhoogd persoonlijk risico, beroepsmatig chaufferen in personenvervoer en bovennormale concentratie. Een verdergaande urenbeperking is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet nodig als rekening wordt gehouden met de beperkingen van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de nieuwe FML een beoordeling uitgevoerd en heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft daarom het bestreden besluit genomen om eiseres geen WIA-uitkering te kennen.
4.4.
Eiseres voert in beroep tegen het bestreden besluit aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep te weinig beperkingen heeft aangenomen, omdat de combinatie van de gestelde diagnose en haar klachten nog steeds niet goed is meegenomen. Ter onderbouwing voert eiseres aan dat uit de brief van 6 december 2023 van klinisch psycholoog en psychotherapeut Kragten blijkt dat de combinatie van klachten haar aanzienlijk beperkt. Uit preventief oogpunt en vanwege haar vermoeidheid kan zij dan ook niet 30 uur per week werken.
4.5.
In reactie op het beroepschrift van eiseres zet de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 1 augustus 2024 uiteen op welke manier de urenbeperking is vastgesteld. Eiseres is vanwege haar klachten beperkt voor werken in de nacht en onregelmatige werktijden. Daarnaast is een urenrestrictie van 32 uur per week en 8 uur per dag aangenomen zodat eiseres kan recupereren. Omdat eiseres geen aandoening heeft die haar sterk energetisch beperkt en geen tijdsintensieve therapie volgt, is een verdere urenbeperking niet nodig.
4.6.
Op zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 1 augustus 2024 niet goed heeft gemotiveerd wat de combinatie van de gestelde diagnose en klachten betekent voor de beperkingen van eiseres. Daarom heeft de rechtbank het Uwv verzocht om de verzekeringsarts bezwaar en beroep alsnog in te laten gaan op dit vraagstuk.
4.7.
In het rapport van 16 januari 2025 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgelegd waarom de combinatie van de gestelde diagnose van eiseres en haar andere klachten geen aanleiding is om meer beperkingen vast te stellen. Bij de verschillende diagnoses van eiseres horen overlappende beperkingen, omdat ze allemaal leiden tot verminderde mentale flexibiliteit en tot minder stress- en emotionele belastbaarheid. Hiermee is uitgebreid rekening gehouden bij het opstellen van de FML. Verder heeft de combinatie van klachten geleid tot een beperking tot bepaalde werktijden.
4.8.
In reactie hierop voert eiseres aan dat uit haar klachten niet alleen overlappende beperkingen voortkomen, maar ook tegengestelde behoeftes. Het is moeilijk om daarin een balans te vinden. Deze combinatie leidt dan ook vaak tot oververmoeidheid. Uiteindelijk leidt dit tot overbelasting en meer beperkingen.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat de beperkingen van eiseres niet zijn onderschat. Want de rechtbank kan zich vinden in de manier waarop de beperkingen van eiseres door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn vastgesteld.
4.9.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in het rapport van 16 januari 2025 aan op welke manier rekening is gehouden met de combinatie van klachten van eiseres. Daarin wordt per diagnose uitgelegd welke beperkingen zijn aangenomen. Ook geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan welke klachten tezamen leiden tot het aannemen van beperkingen. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende heeft uitgelegd hoe de combinatie van klachten is vertaald naar beperkingen.
4.9.2.
Verder kan de rechtbank volgen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich op het standpunt stelt dat de klachten van eiseres niet vragen om een verdergaande urenrestrictie. Voor de klachten van eiseres zijn beperkingen aangenomen voor werken in de nacht en voor onregelmatige diensten. Bovendien is het aantal uren dat eiseres per week kan werken beperkt tot 32 uur per week en 8 uur per dag. Deze urenbeperking is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet strikt noodzakelijk voor werk waarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen van eiseres, maar is uit preventief oogpunt aangenomen. Voor een verdergaande urenbeperking ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden, omdat geen sprake is van verminderde beschikbaarheid door een behandeling of een stoornis in de energiehuishouding.
4.9.3.
De rechtbank gaat ook niet mee in de stelling van eiseres over de tegengestelde behoeften die haar klachten oproepen, omdat eiseres dit alleen onderbouwt met algemene informatie van websites en een tekst van ChatGPT. Want om het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de beperkingen in twijfel te kunnen trekken, moet eiseres in beginsel een rapportage van een medicus inbrengen. De rechtbank kan zich, zoals hierboven uiteengezet, vinden in het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de combinatie van klachten van eiseres. Daarom gaat de rechtbank uit van de uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de combinatie van klachten van eiseres en de daarbij behorende beperkingen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep van eiseres is ongegrond. Want hoewel het Uwv het bestreden besluit aanvankelijk niet goed heeft gemotiveerd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit rechtgezet met het rapport van 16 januari 2025. Daarom krijgt eiseres ongelijk en heeft zij geen recht op een WIA-uitkering.
6. Aangezien niet aannemelijk is dat eiseres is benadeeld door de ontoereikende motivering, passeert de rechtbank het gebrek. [3] Ook als dit motiveringsgebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Want met de nieuwe motivering wijzigt het besluit inhoudelijk niet.
7. Omdat de rechtbank het motiveringsgebrek passeert moet het Uwv het griffierecht aan eiseres van € 51,- vergoeden. Daarnaast veroordeelt de rechtbank het Uwv in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.267,50 voor verleende rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting en 0,5 punt voor repliek met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 1). [4]

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres van €2267,50,-;
  • draagt het Uwv op het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Van Wambeke, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W van der Heijden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2025.
de rechter de griffier (is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen)

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 5 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
3.Artikel 6:22 Awb.
4.Besluit proceskosten bestuursrecht.