Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1-7;
- de conclusie van repliek met producties 18-20;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee buren, eiser en gedaagde, die naast elkaar wonen in een rij woningen. Eiser stelt dat zij altijd gebruik heeft gemaakt van een steeg achter de woningen om haar achtertuin te bereiken, maar dat gedaagde dit gebruik heeft belemmerd door het deel van de steeg dat over haar perceel liep bij haar tuin te betrekken. Eiser meent dat er door verjaring een recht van overpad is ontstaan en vordert herstel van de oude situatie. Gedaagde betwist dit en stelt dat er geen recht van overpad is ontstaan.
De kantonrechter oordeelt dat er door bevrijdende verjaring inderdaad een recht van overpad is ontstaan. De rechter stelt vast dat eiser en haar rechtsvoorganger gedurende meer dan twintig jaar gebruik hebben gemaakt van de steeg, wat voldoende is voor het ontstaan van een erfdienstbaarheid. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser grotendeels toe, met uitzondering van de vordering tot herstel van de oude situatie, omdat dit niet noodzakelijk is voor het uitoefenen van het recht van overpad. Gedaagde wordt verboden om objecten te plaatsen op de strook grond waarop de erfdienstbaarheid rust, zodat de doorgang voor eiser altijd vrij blijft. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiser.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser het vonnis direct kan laten uitvoeren, zelfs als gedaagde in hoger beroep gaat. De kantonrechter benadrukt dat de belangen van eiser zwaarder wegen dan die van gedaagde in deze situatie.