ECLI:NL:RBMNE:2025:3157

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
16/129869-24 (P); 16/396814-24 (gev. ter ttz); 16/300181-20 (vord. TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor openlijke geweldpleging en diefstallen in vereniging met gevangenisstraf en taakstraf

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en drie diefstallen in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 174 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling gedeeltelijk toegewezen en omgezet naar een taakstraf van 240 uren. De zaak kwam aan het licht na een incident op 16 maart 2024, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer, wat resulteerde in een gebroken kaak en hersenschudding. De verdachte heeft ook meerdere diefstallen gepleegd, waaronder de diefstal van een televisie en koffiezetapparaten uit winkels in Blaricum, Bussum en Soest. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het bewijs tegen de verdachte als overtuigend beschouwd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/129869-24 (P); 16/396814-24 (gev. ter ttz); 16/300181-20 (vord. TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP op het adres [straat 1] [nummeraanduiding 1] , [postcode] in [plaats 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2025 .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.M. Helmers, advocaat in Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/129869-24
zich op 16 maart 2024 schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, gericht tegen [slachtoffer] ;
16/396814-24
Feit 1:op 8 december 2024 te Blaricum, samen met een ander of alleen, een televisie bij de [winkelnaam] heeft gestolen;
Feit 2:op of omstreeks 7 december 2024 te Bussum, samen met een ander of alleen, een of meerdere koffiezetapparaten bij de [winkelnaam] heeft gestolen;
Feit 3:op 12 december 2024 te Soest, samen met een ander of alleen, een of meerdere koffiezetapparaten bij de [winkelnaam] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dit betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
In de zaak met parketnummer 16/129869-24 acht de officier van justitie de ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend te bewijzen. In de zaak met parketnummer 16/396814-24 acht de officier van justitie alle ten laste gelegde diefstallen in vereniging wettig en overtuigend te bewijzen. Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 16/129869-24 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. In de zaak met parketnummer 16/396814-24 heeft de raadsvrouw vrijspraak van feit 1 bepleit. Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd. Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsvrouw hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
In de zaak met parketnummer 16/129869-24
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 16 maart 2024 fietste ik in [plaats 1] over de [straat 2] . Ik zag dat daar drie jongens liepen die ik herkende als [A] , [verdachte (voornaam)] en [G (voornaam)] . Ik zag dat [verdachte (voornaam)] naar mij toe liep. Ik zag en voelde dat hij mij hard sloeg op mijn linkerkaak. Ik zag dat [A (voornaam)] mij ook met zijn vuist probeerde te slaan maar dat hij mij niet kon raken omdat hij achter [verdachte (voornaam)] stond. Ik zag dat [A (voornaam)] achter mij langs liep. Ik voelde vervolgens een harde klap op mijn achterhoofd. Als gevolg van deze klap viel ik op de grond. [2] In het ziekenhuis bleek dat ik mijn linkerkaak gebroken had en dat ik een hersenschudding had opgelopen. [3]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [G] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag een interactie tussen het slachtoffer, [verdachte (voornaam)] en [A (voornaam)] . Ik zag dat er vervolgens werd geduwd en getrokken. Ik zag dat dit betrof tussen het slachtoffer, [verdachte (voornaam)] en [A (voornaam)] . Ik zag vervolgens dat er ook gevochten werd. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik sprak een getuige die anoniem wenst te blijven. Ik hoorde de volgende verklaring:
“Ik zag 4 personen op straat. Eén jongen was lichtgetint, twee blanke jongens en één donker getinte man. Eerst dacht ik dat het vrienden waren. Maar op een gegeven moment werd er meer geduwd. Het leek alsof de donker getinte man de jongens weg wilde duwen. Ik zag dat één van de blanke jongens de zwarte man een harde klap gaf. Ik zag dat de donker getinte man, als gevolg van de klap, stijf achterover viel en met zijn hoofd op de grond kwam.” [5]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onder verdachte [A] werd een mobiele telefoon van het merk Samsung in beslag genomen.
Ik zag dat er op 16 maart 2024 een chatgesprek had plaats gevonden tussen het telefoonnummer van [H (voornaam)] en het telefoonnummer van [A (voornaam)] . Ik zag dat het volgende stond vermeld:
16-3-2024 22:22:33 [H (voornaam)]
Thuis gezeik gehad?
[A (voornaam)] antwoordde daarop:
Neee nee hahaha;
Net iemand ko geslagen waar ik bij was en aan mee heb gedaan;
Ik zag dat er na het incident, op 5 april 2024, chatberichten waren verzonden vanaf
het telefoonnummer van [A (voornaam)] naar het telefoonnummer van [slachtoffer] . [6] Ik zag dat er een spraakbericht was ingesproken op 5 april 2024. Het volgende werd daarin gezegd:
"Hé bitch, bel me dan;
Met je gebroken kaakje of ken je niet meer praten;
Heb je pijn in je mondje, he;
Hé weet je wat het is?
Je hebt een grote bek met je voor me deur staan, maar de dag dat je in elkaar geramd
werd deed je niks terug". [7]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij niet bij de vechtpartij aanwezig was en de hele avond thuis op zijn jongere broertje heeft gepast. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Aangever en getuige [G] kennen verdachte persoonlijk en verklaren allebei dat verdachte bij de vechtpartij aanwezig was. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. Uit deze verklaringen blijkt dat verdachte niet alleen bij de vechtpartij aanwezig was, maar ook een significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Aangever verklaart dat verdachte hem een harde klap heeft gegeven en dat hij daarna door de medeverdachte is geslagen. Getuige [G] verklaart dat er een interactie was tussen de aangever, verdachte en de medeverdachte , dat er vervolgens geduwd en getrokken en daarna ook ‘gevochten’ werd. De anonieme getuige verklaart eveneens over een opstootje waarbij er geduwd werd en er in ieder geval één harde klap is uitgedeeld door één van de blanke jongens. De rechtbank acht verder van belang dat er op de telefoon van de medeverdachte berichten zijn aangetroffen, die suggereren dat er door meer dan één persoon geweld is gebruikt. Zo heeft de medeverdachte kort na het incident een bericht verstuurd waarin hij schreef: ‘net iemand KO geslagen waar ik bij was en aan mee heb gedaan.’ Uit het vorengaande leidt de rechtbank af dat er twee personen, onder wie verdachte, geweld op het slachtoffer hebben toegepast. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat het verdachte is geweest die de harde klap heeft gegeven ten gevolge waarvan het slachtoffer op de grond is gevallen. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte zal worden vrijgesproken van het schoppen dan wel trappen, omdat de verklaring van aangever op dit punt niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
4.3.2
In de zaak met parketnummer 16/396814-24 [8]
Feit 2 en 3
Verdachte heeft de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal van aangifte door [C] ; [9]
- Een proces-verbaal van aangifte door [D] ; [10]
- De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting.
Bewijsmiddelen feit 1
Een proces-verbaal van aangifte door [E] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 december 2024 kwamen twee mannen in de winkel in Blaricum en pakten een televisie uit het schap. Op het zelfscanplein rekenden ze een pak pannenkoekmix af. De medewerker vraagt of de tv ook nog afgerekend wordt, waarop het antwoord was dit te doen bij de servicebalie. Tijdens het afrekenen blijkt dat ze niet genoeg geld bij zich hebben. Ze komen morgen wel terug en verlaten de winkel.
Op 8 december 2024 komen dezelfde heren terug. Ze pakken de tv uit het schap en gaan naar het zelfscanplein. Hier rekenen ze alleen een flesje water af. Met het bonnetje van het water verlaten ze het zelfscanplein. Ze nemen de tv mee zonder deze te hebben afgerekend en vertrekken via de voorkant. Bij het terug kijken van de camerabeelden blijkt dat ze instappen in een grijze Peugeot 206 voorzien van kenteken [kenteken] . [11]
De verklaring van getuige [F] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 december 2024 zag ik dat er twee jongens in de [winkelnaam] waren. Zij stonden bij de zelfscankassa met een flesje water en een grote kartonnendoos waar een televisie in zit. Mijn collega vroeg of zij de televisie nog gingen afrekenen maar hierop gaf die blonde jongen aan dat het niet lukte en dat hij de televisie bij de servicebalie ging afrekenen. Ik zag dat de twee jongens bij mij aan de balie kwamen om de televisie af te rekenen. Ik scande vervolgens de televisie en kwam op het bedrag € 309.99,- Ik hoorde de blonde jongen zeggen dat dit te duur was en hierop hebben ze de televisie laten staan. [12]
Op 8 december 2024 werd ik aangesproken door een collega omdat zij de televisie niet meer zag staan. Ik ben direct de camerabeelden gaan terugkijken en ik zag dat een jongen welke ik direct herkende van de dag ervoor, de televisie uit het schap pakte, kantelde zodat de televisie rechtop stond en meenam. Ik zag dat hij opnieuw bij de zelfscankassa stond met weer een flesje water en de kartonnendoos met daarin de televisie. Ik zag dat hij samen met een andere jongen uit de [winkelnaam] liep met de kartonnendoos met daarin de televisie zonder dat deze is afgerekend. [13]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zie dat beide verdachten al voorbij de zelfscan kassa's zijn en naar de poortjes lopen. Ik zie dat verdachte 2 zijn bonnetje voor een apparaat houdt waar het poortje naar de uitgang van de supermarkt mee open gaat. Ik zie dat verdachte 1 een groot voorwerp vasthoudt wat verpakt zit in een kartonnendoos. Ik zie dat beiden verdachten het zelfscanplein aflopen. Ik zie dat verdachte 2 het poortje opent door middel van het bonnetje scannen en verdachte 1 het poortje passeert en verdachte 2 erachter aan loopt. [14]
Ik zie dat verdachte 1 onder zijn linkerarm, een groot kartonnenverpakking bij zich draagt. Ik zie dat de twee verdachten naar een grijze auto lopen die achteruit geparkeerd staat in een parkeervak. Ik zie dat het gaat om een grijs/zilveren Peugeot met kenteken: [kenteken] . Ik zie dat verdachte 2 de deur van de bestuurderskant opendoet. Ik zie dat hij gaat zitten op de stoel aan de bestuurderskant en direct zijn autodeur weer dicht trekt. Ik zie dat verdachte 1 de autodeur van de achterbank opendoet aan de passagierskant. Ik zie dat verdachte 1 met beide handen, de kartonnendoos op de achterbank plaatst van de bovengenoemde, grijs/zilveren auto. Ik zie dat verdachte 1 de autodeur dicht doet. Ik zie vervolgens dat hij de autodeur aan de passagierskant opendoet, direct gaat zitten en vervolgens de autodeur dichttrekt. [15]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de [straat 1] te [plaats 1] zagen wij een grijze Peugeot voorzien van kenteken: [kenteken] . De bestuurder van het voertuig bleek achteraf genaamd te zijn: [verdachte] . Wij zagen dat dit tevens de tenaamgestelde betrof. De bijrijder bleek achteraf genaamd te zijn: [I] . [16] Ik hoorde collega [J] zeggen dat zij de weggenomen televisie aangetroffen hadden in de woning van [I] . [17]
De verklaring van verdachte op de terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 8 december 2024 samen met [I (voornaam)] in de [winkelnaam] in Blaricum ben geweest.
Bewijsoverweging feit 1
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij bij de eerste diefstal op 8 december 2024 samen met de medeverdachte was, maar niet wist dat de medeverdachte een televisie had gestolen. Verdachte stelt zelf geen bijdrage aan de diefstal te hebben geleverd. De rechtbank vindt deze verklaring ongeloofwaardig en overweegt als volgt. Uit de verklaringen van aangever [E] en getuige [F] blijkt dat verdachte en de medeverdachte de dag vóór de diefstal samen in de [winkelnaam] in Blaricum zijn geweest. Zij toonden toen al interesse in de televisie, maar hebben de televisie niet meegenomen omdat zij het te duur vonden. De volgende dag zijn verdachte en de medeverdachte samen in hetzelfde filiaal van de [winkelnaam] gezien. Zij zijn met de televisie gezamenlijk het zelfscanplein afgelopen, rekenden net als de dag ervoor maar één product af en hebben de televisie vervolgens in de auto van verdachte geladen. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van hun gedragingen leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn medeverdachte nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt met als doel om een televisie te stelen. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat verdachte een half uur na de diefstal van de televisie, met dezelfde medeverdachte en met een vergelijkbare modus operandi, ook koffiezetapparaten heeft gestolen en dat hij deze diefstallen wel bekent. Op grond van het vorengaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal in vereniging van een televisie.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-129869-24
op 16 maart 2024 te [plaats 1] ,
openlijk, te weten op de [straat 2] ,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die
[slachtoffer] (met kracht) op/tegen het hoofd, althans
het lichaam, te stompen en te slaan;
16-396814-24
1
op 8 december 2024 te Blaricum
tezamen en in vereniging met een ander
een televisie (merk: Philips, type Smart LED 43 inch), die
aan [winkelnaam] , toebehoorde
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
omstreeks 7 december 2024 te Bussum,
tezamen en in vereniging met een ander
meerdere (Senseo) koffiezetapparaten, die aan [winkelnaam] , toebehoorden
heeft weggenomen
met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 12 december 2024 te Soest
tezamen en in vereniging met een ander
meerdere (Senseo) koffiezetapparatendie aan [winkelnaam] , toebehoorden
heeft weggenomen
met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/129869-24:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
16-396814-24, feit 1, 2 en 3,telkens: diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 174 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen bestaande uit een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijk deel, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ten aanzien van het locatiegebod heeft de raadsvrouw verzocht te bepalen dat er geen elektronische monitoring zal worden toegepast.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en meerdere diefstallen in vereniging. Hij heeft samen met zijn broer, in het openbaar en uit het niets, fors geweld toegepast op het slachtoffer, met wie verdachte en zijn broer kennelijk ruzie hadden. Na dit geweld zijn de verdachte en medeverdachte (snel) weggegaan en hebben zij het slachtoffer aan zijn lot overgelaten. Het is aan een alerte getuige te danken dat de hulpdiensten werden ingeschakeld. Het slachtoffer is bewusteloos geraakt, heeft een gebroken kaak en een hersenschudding opgelopen en mag van geluk spreken dat hij niet nóg ernstiger letsel aan dit incident heeft overgehouden. Met zijn handelswijze heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hiernaast zijn verschillende omstanders ongewild geconfronteerd met het geweld van verdachte en het letsel van het slachtoffer. Dergelijk geweld (gepleegd op de openbare weg) veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid, bij de personen die van het incident getuigen hebben moeten zijn in het bijzonder. Verdachte heeft van de rechtbank een kans gekregen om zijn proces in vrijheid af te wachten, maar is tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw in de fout gegaan. Hij heeft samen met een ander, op meerdere dagen en op brutale wijze, waardevolle goederen gestolen bij verschillende filialen van [winkelnaam] . Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendom van anderen en zich enkel door zijn eigen financieel gewin laat leiden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij in één jaar tijd zowel een ernstig geweldsdelict als verschillende vermogensdelicten heeft gepleegd en dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor zowel gewelds- als vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een Pro Justitia rapportage over verdachte van 13 september 2024, opgesteld door [K] , klinisch psycholoog. Uit deze rapportage blijkt dat verdachte slechts in zeer beperkte mate aan het psychologisch onderzoek heeft meegewerkt. Als gevolg hiervan kon er geen diagnose worden gesteld en kon er evenmin onderzoek worden gedaan naar het verband tussen een eventuele psychische stoornis en de ten laste gelegde feiten. De rapporteur heeft zich onthouden van een advies over mogelijke interventies en/of de toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank heeft tot slot kennis genomen van een advies van [instelling 3] van 4 juni 2025, opgesteld door [L] , reclasseringswerker. Hierin komt naar voren dat verdachte vanaf veertienjarige leeftijd veelvuldig in beeld is gekomen wegens betrokkenheid bij geweldsdelicten, waardoor er gesproken kan worden van een delictpatroon. Verdachte beschikt momenteel over huisvesting, een baan en een inkomen, maar de reclassering maakt zich nog steeds zorgen over hem. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat, met name door het alcoholgebruik en het sociale netwerk van verdachte. De reclassering schrijft dat verdachte zich ‘redelijk’ heeft gehouden aan de voorwaarden die aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis zijn verbonden. Hij voldoet aan zijn meldplicht en zijn alcoholverbod, volgt wekelijks behandeling en werkt fulltime bij een sloopbedrijf. Hier staat tegenover dat hij zijn locatiegebod éénmaal heeft overtreden en dat hij nadien opnieuw bij de politie in beeld is gekomen op verdenking van een winkeldiefstal. Verdachte heeft aangegeven dat hij zelf een positieve verandering in zijn leven wil aanbrengen en daarbij geen hulp van de reclassering nodig heeft. De reclassering ziet echter wel noodzaak om verdachte te (blijven) begeleiden, omdat het effect van de ingezette behandeling nog niet duidelijk is en er nog onvoldoende zicht is op het sociale netwerk van verdachte. De reclassering adviseert de rechtbank om het volwassenenstrafrecht toe te passen en een voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • I) Een meldplicht bij de reclassering;
  • II) Deelname aan een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden;
  • III) Ambulante behandeling door de [instelling 1] of een soortgelijke zorgverlener;
  • IV) Een alcoholverbod;
  • V) Een locatiegebod met elektronische monitoring;
  • VI) Inspanning voor het behoud van betaald werk met een vaste structuur.
Strafoplegging
Bij de keuze voor de strafsoort en de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen. Net als de reclassering ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte werkt, gaat niet meer naar school en maakt geen jongere indruk dan andere mensen van zijn leeftijd. Er zijn daarnaast onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachte gebaat is bij een bepaalde sanctie of een vorm van begeleiding waarin alleen het jeugdstrafrecht voorziet.
Gelet op de ernst van het door verdachte gebruikte geweld, de recidive van verdachte en de omstandigheid dat hij tijdens een schorsing ook nog meerdere vermogensdelicten heeft gepleegd, kan met geen andere straf worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Ten aanzien van de duur van de op te leggen gevangenisstraf overweegt de rechtbank als volgt. In de oriëntatiepunten van strafrechters wordt voor een openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden als uitgangspunt gegeven. De recidive van verdachte en de winkeldiefstallen waar hij in dit vonnis tevens voor veroordeeld wordt, geven in beginsel aanleiding om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan zes maanden op te leggen. De rechtbank ziet echter voldoende redenen om niet tot de oplegging van een dergelijke straf over te gaan. Verdachte is negentien jaar oud en heeft in het kader van deze strafzaak al 96 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Hij heeft hiermee een stevige consequentie van zijn handelen ondervonden en uit het advies van de reclassering blijkt dat hij baat heeft bij intensieve begeleiding. Net als de officier van justitie acht de rechtbank het niet passend om verdachte eerst terug naar de gevangenis te sturen en vervolgens weer van voren af aan te beginnen met de uitvoering van bijzondere voorwaarden.
Gelet hierop zal de rechtbank voor wat betreft het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf volstaan met het aantal dagen dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de op te leggen gevangenisstraf zal daarnaast een fors voorwaardelijk deel worden gekoppeld, zodat verdachte de begeleiding krijgt die hij nodig heeft en daarnaast wordt ontmoedigd om zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de gevangenisstraf zoals die door de officier van justitie is gevorderd een passende afdoening is. Aan verdachte zal een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 174 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zullen alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden. Ten aanzien van het locatiegebod zal de rechtbank bepalen dat hierbij ook elektronische monitoring wordt toegepast. De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat het recidiverisico van verdachte ertoe noopt om hem een strak kader op te leggen waarbij ook zijn locatie gecontroleerd kan worden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op ernst van de bewezenverklaarde feiten, de persoonlijke problematiek van verdachte zoals beschreven in het reclasseringsadvies, de eerdere veroordelingen van verdachte en het als hoog ingeschatte recidiverisico, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Dat betekent dat verdachte daar direct aan mee moet werken, ook als hij hoger beroep zou instellen.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Voeging benadeelde partij
[onderneming] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 399,00, bestaande uit materiële schade als gevolg van het aan verdachte in 16/396814-24 onder 1 ten laste gelegde.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van
€ 309,00, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie komt uit op een lager bedrag dan door de benadeelde is gevorderd, omdat uit de bijlage bij de vordering blijkt dat de televisie in de aanbieding was en ten tijde van het ten laste gelegde € 309,00, kostte.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat uit de vordering niet blijkt dat de indiener van de vordering bevoegd is om namens de rechtspersoon een vordering in te dienen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij materiële schade vordert die het gevolg is van de diefstal van een televisie. Uit het dossier blijkt dat de heer [E] , de bedrijfsleider van [winkelnaam] [.] , aangifte van deze diefstal heeft gedaan. De vordering tot schadevergoeding is echter ingediend door mevrouw [B] , die gelet op het schadeformulier stelt op te treden namens ‘ [onderneming] B.V.’ De vordering is niet vergezeld van een uittreksel uit de KvK of een ander document, waaruit blijkt dat deze persoon bevoegd is om namens deze rechtspersoon een vordering in te dienen. Omdat uit de vordering en de bijbehorende stukkenonvoldoende duidelijk is welke natuurlijk persoon gemachtigd is om namens [winkelnaam] [.] een vordering in te dienen, zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Vordering tot tenuitvoerlegging
Op 27 september 2022 is verdachte door deze rechtbank, in de zaak met parketnummer 16/300181-20, veroordeeld tot (voor zover hier relevant) een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 240 dagen. De proeftijd van deze veroordeling is ingegaan op 12 oktober 2022.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, nu verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt.
10.3
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk toe te wijzen en om te zetten naar een taakstraf.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde bij zijn voorwaardelijke veroordeling overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel volledig worden toegewezen. Het gevolg hiervan zou zijn dat verdachte voor een periode van acht maanden in de gevangenis terechtkomt. In hoofdstuk 8 van dit vonnis heeft de rechtbank uiteengezet waarom zij het niet passend en geboden vindt dat verdachte opnieuw naar de gevangenis wordt gestuurd. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte een stevige consequentie moet ondervinden van het feit dat hij ondanks een lopende proeftijd opnieuw (en ernstig) in de fout is gegaan. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging daarom gedeeltelijk toewijzen en omzetten naar een taakstraf voor de duur van 240 uren. Dit is de maximale hoeveelheid uren taakstraf die aan een verdachte kan worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat er op deze wijze een duidelijk correctief signaal aan verdachte wordt afgegeven, terwijl tegelijkertijd wordt voorkomen dat hij door detentie niet kan profiteren van begeleiding en behandeling.

11.TOEPASELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het in 16/129869-24 laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het in 16/396814-24 onder 1, 2 en 3 laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het in rubriek 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 270 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
van de gevangenisstraf een gedeelte van 174 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij [instelling 2] op het adres [adres] te [plaats 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Tevens staat verdachte huisbezoeken en contact met zijn ouders toe, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa+-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* zich laat behandelen door de [instelling 1] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
* geen alcohol gebruikt en meewerkend aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
* aanwezig is op zijn verblijfsadres op vooraf vastgestelde tijdstippen, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start van het locatiegebod hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen en versoepelen. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod en gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering. Het huidige verblijfadres is [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats 1] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
* zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- waarbij aan [instelling 2] de opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk
uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
- verklaart [onderneming] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-300181-20
- wijst de vordering gedeeltelijk toe;
- bepaalt dat de veroordeelde in plaats van de vrijheidsstraf te ondergaan een taakstraf dient te verrichten voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. K. de Meulder en
mr. S.S.I. Jackson, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Mol, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2025.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-129869-24
hij op of omstreeks 16 maart 2024 te Baarn, althans in Nederland,
openlijk, te weten, op de [straat 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of
op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans
het lichaam, te stompen, te slaan en/of te schoppen/trappen;
16-396814-24
1
hij op of omstreeks 8 december 2024 te Blaricum
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een televisie (merk: Philips, type Smart LED 43 inch), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan de [winkelnaam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij in of omstreeks 7 december 2024 te Bussum, gemeente Gooise Meren
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere (Senseo) koffiezetapparaat/ koffiezetapparaten, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkelnaam] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 12 december 2024 te Soest
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere (Senseo) koffiezetapparaat/ koffiezetapparaten, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkelnaam] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 oktober 2024, genummerd PL0900-2024116719, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 313. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 21.
3.Pagina 22.
4.Pagina 29.
5.Pagina 35.
6.Pagina 113.
7.Pagina 114.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 oktober 2024, genummerd PL0900-2024116719, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 313. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Pagina 122 en 123.
10.Pagina 142.
11.Pagina 18.
12.Pagina 22.
13.Pagina 23.
14.Pagina 28.
15.Pagina 29.
16.Pagina 103.
17.Pagina 104.