ECLI:NL:RBMNE:2025:3158

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
11312699
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een aannemingsovereenkomst en terugvordering van betaalde facturen

In deze zaak heeft eiseres een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten met gedaagde voor werkzaamheden in haar woning. Eiseres was ontevreden over de uitvoering van de werkzaamheden en heeft de overeenkomst ontbonden. In de procedure vordert eiseres terugbetaling van de door haar betaalde facturen aan gedaagde. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres af, omdat gedaagde geen gelegenheid heeft gekregen om de gebreken te herstellen en daarom niet in verzuim is geraakt. De procedure omvat een dagvaarding, conclusie van antwoord, en een mondelinge behandeling. Eiseres heeft gedaagde meerdere keren gewezen op haar klachten, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde de kans had moeten krijgen om deze klachten weg te nemen. De ontbinding van de overeenkomst is niet rechtsgeldig, omdat er geen verzuim is vastgesteld. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11312699 \ UC EXPL 24-6341 BJvd/61169
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S. Ilkdogan,
tegen
[gedaagde] , tevens handelend onder de naam [handelsnaam],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het proces-verbaal van de rolzitting van 18 december 2024;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 6 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft met [gedaagde] een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten voor verschillende werkzaamheden in haar woning. [eiser] is ontevreden over de uitvoering van de werkzaamheden door [gedaagde] en heeft daarom de overeenkomst met hem ontbonden. In deze procedure vordert [eiser] terugbetaling van de door haar betaalde facturen aan [gedaagde] . De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] af, omdat [gedaagde] geen gelegenheid heeft gekregen tot herstel en daarom niet in verzuim is geraakt.
3. De beoordeling
De overeengekomen werkzaamheden
3.1.
In mei 2023 is [gedaagde] bij [eiser] in de woning langs geweest om te bespreken welke werkzaamheden er gedaan moesten worden. Op 5 mei 2023 heeft [gedaagde] een offerte aan [eiser] gestuurd waar [eiser] mondeling akkoord op heeft gegeven. [eiser] stelt dat de offerte niet klopt en dat [gedaagde] nog een nieuwe versie zou sturen. Volgens [gedaagde] wisselde [eiser] zo vaak van mening over welke werkzaamheden [gedaagde] moest uitvoeren dat hij wilde wachten tot [eiser] zeker wist wat zij wilde, om daarna de offerte aan te passen. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de offerte van 5 mei 2023 overeenkomt met wat partijen met elkaar hebben afgesproken afgezien van het gedeelte dat gaat over de keuken, dat moet worden weggelaten.
3.2.
Het voorgaande brengt met zich mee dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat [gedaagde] werkzaamheden zou uitvoeren op de begane grond, de bijkeuken, de eerste verdieping, het kantoor, het trappenhuis en de zolder van de woning. In de offerte is per deelklus ingeschat hoeveel manuren [gedaagde] daarvoor nodig zou hebben.
[eiser] stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst
3.3.
[gedaagde] is op 5 juni 2023 begonnen met de werkzaamheden. Op 17 juli 2023 stuurt [eiser] een e-mail aan [gedaagde] omdat zij niet tevreden is over de uitvoering van de werkzaamheden. Zij klaagt onder andere over het behang dat niet netjes is gesneden, een zijwand en schuifdeuren die scheef gezaagd zijn en over dat [gedaagde] de afspraken over wanneer hij bij haar komt werken niet nakomt. Vervolgens schrijft [eiser] dat zij de opdracht intrekt en dat [gedaagde] zijn spullen kan komen ophalen en haar huissleutel kan inleveren. Tot slot schrijft [eiser] : ‘
Ik laat het aan jullie fatsoen wat voor rekening er komt van de afgelopen week.’Tot dat moment heeft [eiser] drie facturen aan [gedaagde] betaald, in totaal een bedrag van € 3.084,77. Op 24 juli 2023 heeft [gedaagde] nog een factuur gestuurd van € 1.767,02.
3.4.
Op 4 augustus 2023 heeft [eiser] een brief aan [gedaagde] gestuurd waarin zij schrijft dat de kwaliteit van het werk van [gedaagde] bedroevend was, dat een ander bedrijf de werkzaamheden van [gedaagde] aan het repareren is wat extra kosten met zich meebrengt en dat zij daarom de vierde factuur van [gedaagde] niet hoeft te betalen.
3.5.
Op 31 augustus 2023 heeft [eiser] nog een brief aan [gedaagde] gestuurd waarin zij een groot aantal klachten opsomt. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] geen enkele klus afgerond en zijn de werkzaamheden die wel zijn gedaan van slechte kwaliteit. [eiser] klaagt dat het behangen slecht is gedaan, het laminaat niet goed is gelegd (de verkeerde kant op), de trap geen vloerbedekking heeft en de trapleuning is verwijderd waardoor een onveilige situatie is ontstaan, de schuifdeuren die [gedaagde] zou maken zijn scheef gezaagd en [eiser] stelt ook emotionele schade te hebben opgelopen. [eiser] wil dat [gedaagde] de facturen die zij aan hem heeft betaald terugbetaalt. In deze procedure vordert [eiser] terugbetaling van de door haar betaalde facturen ter hoogte van € 3.084,77, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten.
3.6.
[gedaagde] stelt daar tegenover dat de werkzaamheden die hij op grond van de offerte zou verrichten voor [eiser] telkens werden aangepast door [eiser] . Ook was het huis van [eiser] niet opgeruimd, het was volgens [gedaagde] overvol en te rommelig om er te kunnen werken. [gedaagde] heeft [eiser] vaak gevraagd om op te ruimen en ook nog geprobeerd te helpen met het opruimen zonder het gewenste resultaat. Daardoor was het lastig om te kunnen werken in de woning van [eiser] en kon [gedaagde] geen logische volgorde aanhouden. Verder stelt [gedaagde] dat [eiser] hem vaak vroeg om op een ander moment te komen werken. Volgens [gedaagde] heeft hij met [eiser] een rondje door het huis gelopen om het behang samen te controleren en heeft [eiser] toen bevestigd dat alles goed was gedaan. [gedaagde] stelt ook dat hij heeft voorgesteld om de werkzaamheden die niet goed zouden zijn gegaan te herstellen, maar dat [eiser] hem hiervoor geen kans heeft gegeven.
Het juridisch kader bij ontbinding
3.7.
Vooropgesteld moet worden dat als [eiser] vindt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, het uitgangspunt is dat [eiser] duidelijk moet maken welke klachten zij heeft en [gedaagde] vervolgens een redelijke termijn geeft om de klachten weg te nemen. [1] Als [gedaagde] vervolgens binnen die termijn de klachten niet wegneemt, ontstaat er verzuim. Juridisch gezien is verzuim een vereiste voor ontbinding, tenzij nakoming al niet meer mogelijk is. [2]
3.8.
[gedaagde] stelt dat hij geen gelegenheid heeft gehad om zijn werk te herstellen. Volgens [eiser] heeft zij [gedaagde] voorafgaand aan het bericht van 17 juli 2023 meerdere keren mondeling gewezen op de punten waar zij ontevreden over was en [gedaagde] op die manier de gelegenheid gegeven om dit te herstellen. [eiser] stelt ook dat een ingebrekestelling in dit geval niet nodig was. Volgens [eiser] is het verzuim zonder officiële ingebrekestelling intreden, omdat [gedaagde] zulk slecht werk had geleverd dat het geen zin zou hebben om hem nog in de gelegenheid te stellen om de gebreken te herstellen. [eiser] verwijst daartoe naar een uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch, waarin het verzuim zonder ingebrekestelling was ingetreden omdat partijen uit het gedrag mochten afleiden dat er niet deugdelijk zou worden nagekomen. [3]
De ontbinding is niet rechtsgeldig, want er is geen verzuim
3.9.
In de uitspraak waar [eiser] naar verwijst is sprake van een andere situatie, omdat in die zaak door een deskundige was vastgesteld dat er dermate slecht werk was geleverd dat er sprake was van onkunde en volgens het Hof mochten opdrachtgevers daaruit afleiden dat de tegelzetter de gebreken niet deugdelijk zou kunnen herstellen waardoor het verzuim zonder ingebrekestelling was ingetreden. Dat daarvan in dit geval ook sprake is, is niet gebleken. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de gelegenheid had moeten krijgen van [eiser] om haar klachten weg te nemen en de werkzaamheden te herstellen. Dat [eiser] [gedaagde] al voor 17 juli 2023 duidelijk op haar klachten heeft gewezen is niet gebleken. [eiser] heeft ook niet gesteld uit welke gedragingen van [gedaagde] zij heeft afgeleid dat hij het werk niet meer zou (kunnen) herstellen. Dat het geen zin zou hebben om [gedaagde] de mogelijkheid te bieden tot herstel heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] is daarom niet in verzuim geraakt. Dat heeft tot gevolg dat [eiser] niet het recht had om de overeenkomst met [gedaagde] te ontbinden als bedoeld in artikel 6:265 BW.
Conclusie: de vorderingen van [eiser] worden afgewezen
3.10.
Gelet op het bovenstaande zal de vordering tot terugbetaling van de facturen worden afgewezen. Omdat de door [eiser] geëiste hoofdsom wordt afgewezen, ontbreekt ook de grondslag voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering wordt daarom ook afgewezen.
3.11.
Omdat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van het verzuim, hoeven de overige stellingen niet te worden besproken.
[eiser] moet de proceskosten betalen
3.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- verletkosten
100,00
3.13.
Als [eiser] de proceskosten niet op tijd betaalt en het vonnis wordt betekend, moet zij ook de kosten van betekening betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en 6:81 BW.
2.Artikel 6:265 BW.
3.Hof ’s-Hertogenbosch 26 juli 2016, ECLI:GHSHE:2016:3267.