In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een supporter, hierna te noemen [eiser], en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). [eiser] had een seizoenkaart voor Ajax en kreeg na een incident tijdens een wedstrijd op 6 maart 2025 een stadionverbod van 12 maanden en een boete van € 450,- opgelegd. Hij gooide een beker bier de lucht in na een doelpunt, wat door de KNVB werd aangemerkt als voetbalgerelateerd wangedrag. [eiser] vond het stadionverbod ongegrond en disproportioneel en vorderde in kort geding schorsing van het verbod.
De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij zijn vordering, omdat het stadionverbod hem belemmert om gebruik te maken van zijn seizoenkaart. De rechter concludeerde dat het stadionverbod van 12 maanden disproportioneel was, gezien de omstandigheden van het incident. De rechter stelde vast dat [eiser] niet opzettelijk handelde en dat zijn gedraging niet valt onder de categorie van ernstig wangedrag. De KNVB had onvoldoende rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van de zaak.
De voorzieningenrechter schorste het stadionverbod per 4 juli 2025 en veroordeelde de KNVB in de proceskosten van € 1.760,47. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijke afweging bij het opleggen van sancties en de ruimte voor individuele omstandigheden in dergelijke gevallen.