ECLI:NL:RBMNE:2025:3167

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
592073 KG ZA 25-161
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan verkoop van de voormalige echtelijke woning na ontbindende voorwaarde

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2025, gaat het om een kort geding tussen twee ex-partners over de verkoop van hun voormalige echtelijke woning. De woning, die aan de gedaagde was toebedeeld onder de ontbindende voorwaarde dat hij binnen twee maanden de financiering zou regelen, moet nu worden verkocht omdat deze voorwaarde niet is vervuld. De eiseres heeft de overwaarde van de woning nodig om een nieuwe woning te kopen, maar de gedaagde weigert mee te werken aan de verkoop. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gedaagde zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop, omdat de ontbindende voorwaarde is vervuld. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eiseres toe en bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde handtekeningen van de gedaagde indien hij niet tijdig meewerkt. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/592073 / KG ZA 25-161
Vonnis in kort geding van 13 juni 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. P.R. Starink,
tegen
[gedaagde],
wonend te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. T. Hoekx-Audiffred.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding met 9 producties,
- de conclusie van antwoord, tevens vordering in reconventie, met 5 producties,
- de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
Op 30 mei 2025 heeft mr. C. van de Lustgraaf, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij was [eiseres] aanwezig, bijgestaan door mr. Starink. Verder was aanwezig [gedaagde] , bijgestaan door mr. Hoekx-Audiffred. Mr. Starink heeft een pleitnota voorgedragen en partijen hebben op vragen van de voorzieningenrechter en op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft gezegd dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. De woning aan de [adres] in [plaats] behoort tot hun gemeenschappelijke goederen. Bij beschikking van 5 november 2024 zijn de gemeenschappelijke goederen verdeeld. De woning is toen aan [gedaagde] toebedeeld, onder de ontbindende voorwaarde dat hij binnen twee maanden de financiering voor de woning geregeld moest hebben. Dit is niet gelukt. In de beschikking is verder opgenomen dat de woning in dat geval met behulp van een makelaar aan een derde verkocht moet worden. [eiseres] wil nu dat [gedaagde] daaraan meewerkt. Zij heeft de overwaarde namelijk nodig om een nieuwe woning te kopen. [gedaagde] wil niet meewerken, hij vindt dat hij nog een kans moet krijgen om de woning zelf over te nemen. De voorzieningenrechter stelt [eiseres] in het gelijk.

3.De beoordeling

In conventie
Spoedeisend belang
3.1.
In een kortgedingprocedure is het nodig dat sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang van [eiseres] voldoende aannemelijk is gemaakt. [eiseres] wil op korte termijn een nieuwe woning kopen. Dat kan alleen als zij beschikt over de overwaarde van de gemeenschappelijke woning.
De woning moet verkocht worden
3.2.
Bij de inmiddels onherroepelijk geworden beschikking van 5 november 2024 van deze rechtbank is de gemeenschappelijke woning aan [gedaagde] toebedeeld tegen een waarde van € 1.500.000,-. Daarbij is opgenomen:
“●verbindt aan deze toedeling de ontbindende voorwaarde dat deze toedeling komt te vervallen indien de man niet binnen twee maanden na heden de financiering heeft geregeld waarbij de vrouw kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid of dat daarna niet binnen twee maanden de levering plaatsvindt;
●indien binnen of na verloop van deze periode van in totaal twee maanden blijkt dat de man de woning niet kan overnemen en of daarna binnen twee maanden de woning niet aan hem geleverd kan worden, dient de woning te worden verkocht en geleverd aan een derde;
● partijen zullen dan uiterlijk 14 dagen na de mededeling van de man dat
overname niet lukt, gezamenlijk opdracht tot verkoop geven aan [makelaarskantoor]
;”
3.3.
Vast staat dat [gedaagde] niet binnen twee maanden de financiering voor de woning heeft geregeld. De ontbindende voorwaarde is dus vervuld, met als gevolg dat de toedeling aan [gedaagde] is vervallen en dat de woning verkocht moet worden aan een derde. De beschikking moet in beginsel door (zowel [eiseres] als) [gedaagde] worden nagekomen. [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat hij (opnieuw) in de gelegenheid gesteld moet worden om de woning over te nemen. Hij beroept zich daarbij op artikel 6:23 lid 2 BW - de ontbindende voorwaarde moet als niet vervuld gelden omdat de vervulling aan [eiseres] te wijten is - en op de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 BW.
Beroep op artikel 6:23 lid 2 BW slaagt niet
3.4.
[gedaagde] stelt dat het aan [eiseres] te wijten is dat hij de financiering niet binnen twee maanden rond kreeg, omdat [eiseres] weigerde om daarvoor benodigde stukken aan [gedaagde] te verstrekken. Volgens [gedaagde] moet de ontbindende voorwaarde dan ook als niet vervuld worden beschouwd. [gedaagde] doet daarmee een beroep op artikel 6:23 lid 2 BW. Dit beroep slaagt niet. Voor het teweegbrengen van de vervulling van een voorwaarde in de zin van artikel 6:23 lid 2 BW is namelijk vereist dat de vervulling van de voorwaarde is veroorzaakt door toedoen [eiseres] . Dat is niet komen vast te staan.
3.5.
De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat de stukken waarvan hij stelt dat [eiseres] die heeft geweigerd te verstrekken, überhaupt nodig waren voor de hypotheekaanvraag. Uit de conclusie van antwoord en de toelichting tijdens de zitting blijkt dat volgens [gedaagde] de volgende stukken door [eiseres] hadden moeten worden verstrekt: bewijzen over zijn arbeidsverleden, jaaropgaven en jaarcijfers van de jaren die hij niet digitaal tot zijn beschikking heeft, eigendomsakte van de woning, originele diploma's (doctoraal geneeskunde en zijn artsenbul) en originele (papieren) documenten met betrekking tot zijn overlijdensrisico- en andere verzekeringen. Dat deze stukken daadwerkelijk nodig waren voor de hypotheekaanvraag, heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. In de e-mail van de VvAA van 27 mei 2025 staat enkel dat de ING de jaarcijfers voor 2024 nog nodig heeft. Voor dat document is [gedaagde] echter niet afhankelijk van [eiseres] . Verder heeft hij als productie 5 een lijst overgelegd waarin stukken genoemd worden die hij moet aanleveren voor een hypotheekadvies via VvAA. Op deze lijst staat vrijwel geen enkel stuk vermeld waarvan [gedaagde] heeft gesteld dat hij dat nodig heeft voor zijn hypotheekaanvraag. Alleen de door [gedaagde] genoemde verzekeringsdocumenten staan op die lijst. Het is voorzieningenrechter, ook na vragen daarover, niet duidelijk geworden waarom [gedaagde] deze documenten alleen via [eiseres] zou kunnen krijgen en niet rechtstreeks bij de verzekeraar.
3.6.
Maar zelfs in het geval dat de door [gedaagde] opgesomde documenten nodig zijn voor zijn hypotheekaanvraag en/of enkel via [eiseres] kunnen worden verkregen, dan nog slaagt zijn beroep op artikel 6:23 lid 2 BW niet. [gedaagde] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] heeft geweigerd de documenten (waarvan [gedaagde] stelt dat die nodig zijn voor de hypotheekaanvraag) te verstrekken. Uit appberichten van september 2024 (productie 4 CvA) blijkt juist dat [eiseres] stukken heeft verzameld waar [gedaagde] om had gevraagd en dat zij die bij hem wilde laten bezorgen. Tijdens de zitting heeft [eiseres] gezegd dat ze ook altijd bereid is geweest (en nog altijd is) om hem de computer en zijn gehele papieren administratie te verstrekken, maar dat [gedaagde] dit niet wil omdat hij daar naar eigen zeggen geen ruimte voor heeft. [gedaagde] heeft dit op zitting niet betwist en aangegeven dat het destijds nooit in hem is opgekomen om daar dan een opslagruimte voor te huren.
3.7.
Verder blijkt nergens uit dat [gedaagde] in de periode van twee maanden waarin hij de financiering diende rond te krijgen, [eiseres] erop heeft gewezen dat hij bepaalde stukken nodig had of in die periode [eiseres] om concrete stukken heeft gevraagd. [gedaagde] heeft tijdens de zitting bevestigd dat hij dit niet heeft gedaan. De reden die hij daarvoor gaf was dat hij zelf door de woning wilde lopen om de benodigde stukken te zoeken. [gedaagde] miskent hiermee echter dat het niet aan hem was om te bepalen hoe [eiseres] de documenten diende te verstrekken. Het standpunt dat [eiseres] heeft geweigerd om de documenten te verstrekken omdat ze toegang tot de woning heeft geweigerd is dan ook niet houdbaar.
Beroep op artikel 6:248 BW slaagt niet
3.8.
[gedaagde] doet ook een beroep op de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW. Volgens hem kan het in vervulling gaan van de ontbindende voorwaarde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aan hem worden tegengeworpen. Hij voert daarvoor aan dat hij de financiering voor het overnemen van de woning niet binnen de gestelde termijn kon regelen, omdat hij begin november 2024 een ongeluk heeft gehad en omdat het in die tijd heel slecht ging met zijn dochter die half [..] 2025 is overleden. Dat deze omstandigheden zich hebben voorgedaan wordt niet betwist, maar wel dat die ertoe hebben geleid dat [gedaagde] niet in staat was om een hypotheekaanvraag in te dienen. [gedaagde] heeft dat onvoldoende onderbouwd. Uit de e-mail van 29 november 2024 (productie 9 dagvaarding) blijkt juist dat [gedaagde] op dat moment druk bezig was met het verkrijgen van een offerte. Dat hij vanwege de hiervoor genoemde omstandigheden op enig moment tussen 29 november 2024 en [.] [..] 2025 niet meer in staat was daarmee door te gaan, is onvoldoende komen vast te staan. Ook dit beroep slaagt dus niet.
Conclusie
3.9.
De verweren van [gedaagde] slagen niet. De woning moet conform de beschikking van 5 november 2024 verkocht worden aan een derde en [gedaagde] moet daar aan meewerken. Uit de uitlatingen van [gedaagde] ter zitting is gebleken dat de woning belangrijk voor hem is en hij het onterecht zou vinden als de woning aan een derde wordt verkocht. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde] vrijwillig zijn medewerking zal verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde. Hierin ziet de voorzieningenrechter reden om te bepalen dat dit vonnis ex artikel 3:300 BW bij gebrek aan tijdige medewerking van [gedaagde] in de plaats zal treden van de benodigde handtekening van [gedaagde] onder de overeenkomst van opdracht, de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte. De vorderingen van [eiseres] onder I tot en met IV worden dus toegewezen.
De proceskosten
3.10.
[gedaagde] krijgt ongelijk. Gelet op de tussen partijen bestaande familierechtelijke verhouding worden de proceskosten gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om [gedaagde] te veroordelen de daadwerkelijke proceskosten van [eiseres] te vergoeden.
In reconventie
Strijd met de goede procesorde
3.11.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen de eis in reconventie omdat die volgens haar te laat is ingediend. Op grond van artikel 6.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken moet een eis in reconventie uiterlijk 24 uur (één werkdag) voor de mondelinge behandeling aan de wederpartij en de kortgedingrechter worden gestuurd.
3.12.
De eis in reconventie is op 28 mei om 18.11 uur in het digitale dossier geüpload. De zitting vond plaats op 30 mei om 13.30 uur. De dag ervoor was een officiële feestdag en dus geen werkdag. Dat betekent dat de eis in reconventie enkele uren te laat is toegestuurd. De voorzieningenrechter verbindt daar echter geen gevolgen aan en laat de eis in reconventie toe, omdat de advocaat van [eiseres] tijdens de zitting heeft aangegeven dat hij die ochtend kennis had kunnen nemen van de conclusie van antwoord. Dat betekent dat hij dus ook van de eis in reconventie kennis heeft genomen. Ook heeft hij de mogelijkheid gehad om daar op te reageren tijdens de zitting. Verder is van belang dat de vorderingen in reconventie niet complex zijn en erg nauw verweven zijn met de vorderingen in conventie. De voorzieningenrechter acht de belangen van [eiseres] daarom voldoende gewaarborgd.
De subsidiaire vorderingen in reconventie
3.13.
Omdat de vorderingen in conventie zijn toegewezen hoeft de voorzieningenrechter alleen in te gaan op de subsidiaire vorderingen van [gedaagde] , die hij heeft ingesteld voor het geval de vorderingen van [eiseres] in conventie zouden worden toegewezen.
Wederkerigheid van de vorderingen
3.14.
[gedaagde] vordert dat de vorderingen van [eiseres] , genoemd onder I, 1 tot en met 4 in het petitum van de dagvaarding, wederkerig gemaakt worden. De voorzieningenrechter ziet niet in welk belang [gedaagde] erbij heeft dat [eiseres] wordt veroordeeld tot meewerken aan de verkoop van de woning. Zij wil tenslotte zelf dat de woning wordt verkocht en [gedaagde] wil dat eigenlijk niet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangegeven dat hij met deze vordering vooral wil bereiken dat tijdens bezichtiging van de woning beide partijen aanwezig zijn of dat geen van beide partijen aanwezig is. Welk belang hij erbij heeft dat [eiseres] daar niet bij aanwezig is, is onduidelijk. Overigens heeft [eiseres] niet gezegd dat zij daarbij aanwezig zal zijn. Volgens haar is het gebruikelijk dat een bezichtiging met de makelaar plaatsvindt buiten aanwezigheid van de bewoners. Deze vordering wordt dus afgewezen.
Vaststellen van een minimale laatprijs
3.15.
Daarnaast vordert [gedaagde] dat de laatprijs van de woning wordt vastgesteld op een bedrag van minimaal 1,5 miljoen euro. De voorzieningenrechter wijst ook deze vordering af. Het is aan de makelaar om een realistische verkoopprijs vast te stellen en om over eventuele aanpassingen van die prijs advies te geven.
Nieuwe termijn voor het overnemen van de woning
3.16.
Verder vordert [gedaagde] dat hij een nieuwe termijn (vier maanden) krijgt om financiering te regelen voor het overnemen van de woning voor een bedrag van 1,5 miljoen euro, in het geval dat de woning niet binnen drie maanden na betekening van dit vonnis is verkocht. Daarvoor ziet de voorzieningenrechter geen enkele grond. De ontbindende voorwaarde is vervuld en er ligt een onherroepelijke beschikking op basis waarvan de toedeling van de woning aan hem is komen te vervallen.
[gedaagde] toegang verlenen tot de woning
3.17.
De voorzieningenrechter ziet geen reden om [eiseres] te veroordelen om [gedaagde] toegang tot de woning te verlenen. [gedaagde] heeft geen (spoedeisend) belang bij deze vordering. Overname van de woning door [gedaagde] is een gepasseerd station en hij heeft daarom geen belang bij het ophalen van stukken die hij voor de financiering van de overname stelt nodig te hebben. Een extra termijn om de woning alsnog over te nemen krijgt hij niet. Bovendien is niet aannemelijk dat hij de gewenste stukken niet op een andere manier kan verkrijgen, nu [eiseres] ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn om de gehele administratie en de computer aan [gedaagde] over te dragen.
De proceskosten
3.18.
Ook in reconventie krijgt [gedaagde] ongelijk, maar ook hier worden de proceskosten gecompenseerd en moeten partijen hun eigen kosten betalen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis zijn
volledige en onverwijlde medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan de [adres] te [plaats] , gemeente [gemeente] , waaronder begrepen:
(1) het ondertekenen van een opdracht tot verkoop aan [makelaarskantoor] en het retourneren van de getekende verkoopopdracht aan de betreffende makelaar;
(2) het telkens op eerste verzoek van de makelaar verstrekken van stukken binnen een door de makelaar te bepalen (redelijke) termijn;
(3) het opvolgen van adviezen van de makelaar met betrekking tot de vraag- en laatprijs van de woning, het vaststellen van de advertentietekst en foto's van de woning;
(4) niet aanwezig zijn bij de bezichtigingen van potentiële kopers;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om, indien een potentiële koper naar het oordeel van de makelaar
op redelijk te achten voorwaarden bereid is tot aankoop van de woning over te gaan, binnen één week na een daartoe gedaan (schriftelijk) verzoek van de makelaar, over te gaan tot ondertekening van de koopovereenkomst, mits de in de koopovereenkomst opgenomen leveringsdatum minimaal drie maanden na de datum van dit vonnis ligt,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om, in geval er een koopovereenkomst is gesloten, op een daartoe
strekkend (schriftelijk) verzoek van [eiseres] zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van zijn aandeel in de woning en, indien nodig, daarvoor te verschijnen voor de notaris op een door de notaris te bepalen datum, tijdstip en plaats voor ondertekening van de notariële leveringsakte, mits de leveringsdatum minimaal drie maanden na de datum van dit vonnis ligt,
4.4.
bepaalt dat wanneer [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan (een van) de onder
4.1, 4.2 of 4.3 genoemd veroordelingen, dit vonnis in de plaats treedt in de zin van artikel 3:300 BW van de noodzakelijke medewerking, toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] in de opdracht aan de makelaar tot verkoop, in de koopovereenkomst en in de akte van de levering, met veroordeling van [gedaagde] in de helft van de kosten van de makelaar en de door [eiseres] aan te wijzen notaris,
4.5.
compenseert de proceskosten,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.8.
wijst de vorderingen af,
4.9.
compenseert de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.