ECLI:NL:RBMNE:2025:3168

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
594230
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vervangende toestemming voor reis naar Iran met kinderen in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De man vorderde vervangende toestemming om met zijn kinderen naar Iran te reizen, terwijl de vrouw hiertegen bezwaar maakte. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man afgewezen, omdat hij van oordeel is dat het niet in het belang van de kinderen is om naar Iran te reizen, gezien de onveilige situatie in het land en het negatieve reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de man onvoldoende argumenten heeft aangedragen om de toestemming te rechtvaardigen, ondanks het negatieve reisadvies. De man is veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, omdat hij de procedure onnodig heeft voortgezet. De uitspraak benadrukt het belang van de veiligheid van de kinderen en de noodzaak voor partijen om sterke argumenten te presenteren in situaties met een negatief reisadvies.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/594230 / KG ZA 25-233
Vonnis in kort geding van 3 juli 2025
in de zaak van
[de man],
wonend in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. D. Rezaie,
tegen
[de vrouw],
wonend in [woonplaats 2] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
  • de dagvaarding met een productie, die op 5 juni 2025 is betekend;
  • het emailbericht met bijlagen van [de vrouw] van 19 juni 2025.
1.2.
De zitting was op 19 juni 2025. Aanwezig waren [de man] en zijn advocaat en [de vrouw] . Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.Korte voorgeschiedenis

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd en tussen hen is een echtscheidingsprocedure aanhangig.
2.2.
Partijen hebben twee kinderen: [minderjarige 1] ( [leeftijd 1] ) en [minderjarige 2] ( [leeftijd 2] ). Zij hebben
samen het gezag over hen.
2.3.
Partijen zijn overeengekomen dat de kinderen tijdens de helft van de zomervakantie van 2025 bij [de man] zijn. Hij wil met de kinderen naar Iran op vakantie om familie te bezoeken. [de vrouw] geeft daar geen toestemming voor.

3.Het geschil

3.1.
[de man] vordert vervangende toestemming van de voorzieningenrechter om met de kinderen in de periode van 9 tot 31 augustus 2025 naar [plaats] in Iran te reizen.
3.2.
[de vrouw] voert verweer. Zij heeft ook tegenvorderingen ingediend.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, verder ingegaan.

4.De beoordeling

Uitgangspunten

4.1.
Het gaat hier om een kort geding. De rechter moet daarom eerst beoordelen of partijen een spoedeisend belang hebben bij wat zij vorderen. Daarnaast geldt dat de rechter moet beoordelen of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
4.2.
[de man] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, omdat [de vrouw] geen toestemming geeft voor de vakantie en hij op korte termijn (9 augustus 2025) wil vertrekken. Dit betekent dat de voorzieningenrechter [de man] ’s vordering inhoudelijk kan beoordelen en daarop kan beslissen.
Geen toestemming
4.3.
De voorzieningenrechter wijst de vordering af en geeft dus geen vervangende toestemming aan [de man] om met de kinderen naar Iran te reizen. Hij overweegt daartoe als volgt.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is nu naar Iran te reizen. Toen [de man] zijn dagvaarding deed betekenen, vonden er tussen Iran en Israël nog geen gevechtshandelingen plaats. Tijdens de zitting waren die er volop. Weliswaar vinden die militaire activiteiten op de datum van dit vonnis niet (zichtbaar) plaats, maar er geldt slechts een staakt-het-vuren, waarvan beide partijen overigens beweren dat de andere dat heeft geschonden. Het is bepaald niet uitgesloten dat militaire acties (in het bijzonder de bombardementen) binnen afzienbare tijd weer beginnen. Dat [plaats] volgens [de man] desondanks veilig is, is niet nader door hem onderbouwd, wat – gelet op [de vrouw] ’s betwisting – wel op zijn weg had gelegen.
Bovendien is het reisadvies van het ministerie van buitenlandse zaken sinds 7 oktober 2022 voor geheel Iran negatief (kleurcode rood). Het ministerie is duidelijk: “Wat uw situatie ook is: reis er niet heen. Het is er te gevaarlijk. De Nederlandse ambassade kan u niet helpen als u in de problemen komt”. Verder vermeldt de site [1] van het ministerie: “In Iran kunt u zonder duidelijke reden worden gearresteerd. Ook als u zich aan de Iraanse regels houdt.” en “De situatie kan snel escaleren. Wees altijd waakzaam. Vermijd drukke plekken en mogelijke doelwitten, zoals overheidsgebouwen of militaire locaties.”.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het onder deze omstandigheden zeer onverstandig is naar Iran te reizen.
4.5.
Tijdens de zitting heeft [de man] gezegd dat hij op dit moment niet naar Iran zou gaan. Hij heeft zijn vordering in die zin verminderd, dat hij om een voorwaardelijke vervangende toestemming vraagt, namelijk onder de voorwaarde dat het reisadvies niet negatief is. De voorzieningenrechter ziet evenmin reden deze vordering toe te wijzen. Het verbinden van een voorwaarde aan de vervangende toestemming biedt onvoldoende zekerheid, omdat er een kans bestaat dat [de man] en de kinderen bij uitreizen niet of niet goed worden gecontroleerd door de douane. Daardoor is de mogelijkheid reëel dat hij – ook bij een negatief reisadvies – met de kinderen naar Iran kan reizen.
4.6.
[de vrouw] heeft gezegd dat zij bang is dat [de man] en kinderen niet terug zullen komen naar Nederland; dit is overigens haar belangrijkste argument voor het onthouden van haar toestemming. De voorzieningenrechter gaat hieraan voorbij, omdat [de vrouw] dit bevrijdende verweer – mede in het licht van [de man] ’s standpunten – onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd.
Tegenvorderingen
4.7.
In haar emailbericht van 19 juni 2025 (zie bij 1.1.) heeft [de vrouw] tegenvorderingen ingesteld. De voorzieningenrechter zal deze onbesproken laten. Hoewel [de vrouw] in kort geding in persoon als gedaagde mag procederen, kan zij zonder advocaat geen reconventionele vorderingen instellen.
Proceskosten
4.8.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding aan te sluiten bij het in familierechtelijke zaken bestaande gebruik van compensatie van de proceskosten. Hij zal [de man] op de voet van de hoofdregel van artikel 237 lid 1 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering in de proceskosten van [de vrouw] veroordelen, als zijnde de partij die ongelijk heeft gekregen.
4.9.
Hij is namelijk van oordeel dat [de man] deze procedure onnodig is gestart, althans heeft voortgezet. Zoals bij 4.4. gezegd, is het reisadvies voor Iran al sinds 7 oktober 2022 negatief. Dat enkele feit brengt niet zonder meer mee dat de voorzieningenrechter geen vervangende toestemming geeft. Op een partij die desondanks dergelijke toestemming wenst, rust dan wel een verzwaarde stelplicht; hij zal met sterke argumenten moeten komen waarom die toestemming, ondanks een negatief reisadvies, gegeven zou moeten worden. Dergelijke argumenten heeft [de man] noch in zijn dagvaarding, noch op zitting gegeven.
Evenmin leidt de voorwaardelijk gevorderde vervangende toestemming tot een ander oordeel. Het is – gelet op de lange duur van het negatieve reisadvies en de ontwikkelingen tussen Iran, Israël en de Verenigde Staten – niet te verwachten dat het ministerie van buitenlandse zaken binnen ongeveer een maand een positief reisadvies zal geven. De voorzieningenrechter begrijpt dan ook niet waarom [de man] het kort geding niet heeft ingetrokken.
4.10.
De voorzieningenrechter begroot de kosten van [de vrouw] op € 381 (€ 331 aan griffierecht en een forfaitair bedrag van € 50 aan reis-, verblijf- en verletkosten).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [de man] in de proceskosten van [de vrouw] van € 381, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92 en de kosten van betekening als [de man] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de beslissing bij 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, voorzieningenrechter, in samenwerking met mr. J.V. Verduijn, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.

Voetnoten

1.www.nederlandwereldwijd.nl/reisadvies/iran.