In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], de verhuurder, en [gedaagde], de huurder van een pand in [plaats]. [Eiseres] heeft de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming gevorderd vanwege een huurachterstand die door [gedaagde] was ontstaan. De procedure begon met een dagvaarding die op 8 november 2024 aan [gedaagde] werd betekend. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 mei 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [Eiseres] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van de huurachterstand, terwijl [gedaagde] verweer voerde tegen de hoogte van de achterstand. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] geen feiten heeft aangevoerd die de huurachterstand konden betwisten. De vordering van [eiseres] werd grotendeels toegewezen, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het pand. De kantonrechter heeft ook een gebruiksvergoeding vastgesteld die [gedaagde] moet betalen voor de periode na de ontbinding van de huurovereenkomst. Daarnaast zijn de proceskosten aan [eiseres] toegewezen, en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.