ECLI:NL:RBMNE:2025:3241

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/1860
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft RTL Nieuws B.V. op 6 maart 2025 beroep ingesteld tegen het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder uiterlijk op 27 januari 2025 had moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 11 februari 2025 in gebreke gesteld, maar er is tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50 en het griffierecht op € 385,-. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich op 26 mei 2025 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1860

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2025 in de zaak tussen

RTL Nieuws B.V., te Hilversum, eiseres,

(gemachtigde: R. Mooijekind)
en

Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, verweerder.

(gemachtigde: J. van der Lit)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 6 maart 2025 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
Op 31 maart 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiseres heeft op 16 december 2024 een verzoek om informatie op grond van de Woo (Woo-verzoek) ingediend. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op dat verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Verweerder heeft het verzoek bevestigd en de beslistermijn verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk 27 januari 2025 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 11 februari 2025 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Als uitgangspunt geldt op basis van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb dat de termijn hiervoor twee weken na het verzenden van de uitspraak is. Als de omvang van het verzoek daar aanleiding toe geeft kan de bestuursrechter, op basis van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo, een andere termijn vaststellen.
5. Verweerder geeft in zijn verweerschrift van 31 maart 2025 aan dat het Woo-verzoek zich in de afrondende fase bevindt en dat het besluit naar zijn verwachting binnen een maand na dagtekening (dat is dan uiterlijk 30 april 2025) kan worden genomen. Op het moment dat de rechtbank deze uitspraak doet, heeft verweerder tot op heden niet beslist op het Woo-verzoek van eiseres. De rechtbank stelt de beslistermijn daarom vast op de standaardtermijn van twee weken na verzending van deze uitspraak.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 385,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.