ECLI:NL:RBMNE:2025:3245

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/2203
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft de Vereniging AVROTROS op 20 maart 2025 beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op een verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De minister heeft op 9 april 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn heeft overschreden, aangezien de minister uiterlijk op 21 november 2024 had moeten beslissen op het Woo-verzoek van eiseres. Eiseres heeft de minister op 21 februari 2025 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft bepaald dat de minister alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen het griffierecht van € 194,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok op 14 mei 2025 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2203

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2025 in de zaak tussen

Vereniging AVROTROS, gevestigd te Hilversum, eiseres

(gemachtigde: A. van Tricht),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 20 maart 2025 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
Op 9 april 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar Woo-verzoek ingediend op 10 oktober 2024.Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Bij brief van 23 oktober 2024 heeft verweerder het verzoek bevestigd en de beslistermijn verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk op 21 november 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 21 februari 2025 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Als uitgangspunt geldt op basis van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb dat de termijn hiervoor twee weken na het verzenden van de uitspraak is. Als de omvang van het verzoek daar aanleiding toe geeft kan de bestuursrechter, op basis van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo, een andere termijn vaststellen.
5. Het door eiseres ingediende Woo-verzoek ziet – kort gezegd – op alle communicatie die is uitgewisseld tussen de minister van Asiel en Migratie, [A] , en de fractievoorzitter van de Partij voor de Vrijheid, [B] , in de periode tussen 2 juli 2024 en 11 oktober 2024. Verweerder heeft de rechtbank in het verweerschrift verzocht om een langere beslistermijn te bepalen. Verweerder heeft gewezen op de noodzaak om bij het aantreden van een nieuwe bewindspersoon nieuwe procedures voor het zeker stellen en archiveren van e-mails en van het gebruik van de telefoon, opnieuw in te stellen. Verweerder wijst er op dat een dergelijke procedure gelet op de benodigde zorgvuldigheid en instemming dan langere tijd in beslag neemt, maar dat een informatiespecialist met specifieke bevoegdheden hiertoe direct met het Woo-verzoek aan de slag is gegaan. Verweerder verwacht uiterlijk in mei 2025 een besluit te kunnen nemen op het Woo-verzoek van eiseres. Gelet hierop, stelt de rechtbank de beslistermijn vast op 30 mei 2025.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. Daarbij overweegt de rechtbank dat het beroepschrift is ingediend door een medewerker die werkzaam is als bedrijfsjurist bij eiseres. Dit blijkt uit de bij het beroepschrift gevoegde volmacht. Uit rechtspraak volgt dat alleen recht op een proceskostenvergoeding bestaat voor bijstand door een derde beroepsmatig rechtsbijstandverlener als deze niet in dienst is bij de rechtspersoon van eiseres. [1] Nu de gemachtigde van eiseres bij haar in dienst is, is geen sprake van een door een derde verleende rechtsbijstand, zodat de kosten niet voor vergoeding op grond van artikel 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 30 mei 2025 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 194,- dat eiseres heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Zie in dit verband de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 april 2013 ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6244.