ECLI:NL:RBMNE:2025:3255

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
C/16/594986 / JL RK 25-414
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na beoordeling van de wettelijke vereisten

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming de ouders van twee minderjarigen verdacht van kindermishandeling door middel van falsificatie. Dit leidde tot een spoedmaatregel waarbij de minderjarigen voorlopig onder toezicht werden gesteld en één van hen met spoed uit huis werd geplaatst. De kinderrechter heeft op 23 juni 2025 de aangehouden verzoeken afgewezen en de eerder afgegeven voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing herroepen. De kinderrechter oordeelde dat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten voor een (voorlopige) ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders hebben tijdens de zitting verklaard dat zij altijd hebben meegewerkt aan de behandeling van hun kinderen en dat zij in afwachting waren van een verwijzing naar de GGZ. De kinderrechter concludeerde dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging was en dat de ouders de noodzakelijke hulp niet of onvoldoende hebben afgewezen. De kinderrechter verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken op 13 juni 2025 door de kinderrechter en op schrift gesteld op 7 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/594986 / JL RK 25-414
Datum uitspraak: 23 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [2008] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [2011] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] en [de vader],
hierna te noemen: de ouders,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Stoel te Dronten,
STICHTING SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Almere,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 juni 2025 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 27 juni 2025. Ook heeft de kinderrechter [minderjarige 1] met spoed uit huis geplaatst in een accommodatie van een medische zorgaanbieder tot 27 juni 2025. Het meer of anders gevraagde heeft de kinderrechter aangehouden.
1.2.
Nadien heeft de kinderrechter de volgende stukken ontvangen:
- het verweerschrift van de ouders met bijlagen van 20 juni 2025;
  • de aanvullende producties van de ouders van 23 juni 2025;
  • de tijdens de zitting overgelegde producties van de ouders.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door mr. A. Stoel;
- [A] namens de Raad;
- [B] en [C] namens de GI.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

Voor de vaststaande feiten en het eerdere procesverloop wordt verwezen naar de beschikking van 13 juni 2025.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De kinderrechter zal het aangehouden deel van de verzoeken afwijzen. Daarnaast zal de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] én de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , afgegeven bij beslissing van 13 juni 2025, herroepen met ingang van 23 juni 2025. Dit betekent dat de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met directe ingang eindigen en dat [minderjarige 1] weer terug naar huis kan. De kinderrechter neemt deze beslissing, omdat zij van oordeel is dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een (voorlopige) ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom dat zo is.
De voorlopige ondertoezichtstelling
3.2.
Allereerst is er geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ouders hebben in hun verweerschrift en tijdens de zitting uitgelegd dat zij inderdaad in verschillende ziekenhuizen in Nederland en België zijn geweest, maar dat dit voornamelijk kwam doordat zij elke keer zijn doorverwezen voor onderzoeken die in hun vaste ziekenhuis, het [ziekenhuis 1] in [vestigingsplaats] en later het [ziekenhuis 2] in [vestigingsplaats] , niet konden worden uitgevoerd. De ouders erkennen dat zij een ziekenhuis in [vestigingsplaats] met [minderjarige 1] hebben bezocht omdat zij dachten dat hij misschien het Notenkrakersyndroom kon hebben, maar dat is niet vastgesteld door de artsen daar en de ouders hebben zich daarbij neergelegd. De ziekenhuizen in Nederland hebben zich voornamelijk gericht op de pijnklachten van [minderjarige 1] in zijn buik (hoog in de buik na het eten en laag in de onderbuik). Hiervoor heeft [minderjarige 1] veel onderzoeken in verschillende ziekenhuizen moeten ondergaan, maar tot een duidelijke diagnose is het nooit gekomen en uiteindelijk is [minderjarige 1] verwezen naar de GGZ. De Raad stelt dat de ouders dit advies niet hebben opgevolgd. Ter zitting hebben de ouders uitgelegd dat zij in afwachting waren van een verwijzing van de kinderarts. Inmiddels hebben zij, na zelf contact te hebben gezocht met GGZ, [minderjarige 1] aangemeld bij GGZ. Voor de pijnklachten aan zijn been hebben de artsen gedacht aan dystrofie, maar de behandeling daarvoor sloeg niet aan. Omdat de ouders en [minderjarige 1] geen duidelijke diagnose kregen, zijn zij zelf op het internet op zoek gegaan. Zij vonden op het internet mensen met dezelfde klachten en een aantal van hen zijn door dr. [D] behandeld waarna het beter met hen ging. Om die reden hebben de ouders en [minderjarige 1] contact gezocht met dr. [D] in Spanje. Dr. [D] heeft het medisch dossier van [minderjarige 1] bekeken en aanvullende onderzoeken uitgevoerd, waaronder een Intravasculaire Ultra Sound (IVUS) en venogram. Hiermee kunnen de kransslagader en andere aderen in het lichaam worden bekeken. In Nederland zijn deze onderzoeken nooit uitgevoerd. Op basis van deze onderzoeken heeft dr. [D] kunnen vaststellen dat [minderjarige 1] aan het Syndroom van Wilkie en het May-Turner Syndroom lijdt. Het Syndroom van Wilkie is een zeldzame aandoening waarbij de bovenste darmslagader (arteria mesenterica superior) de twaalfvingerige darm (duodenum) dichtdrukt, wat leidt tot een obstructie van de darm. Het May-Turner Syndroom is een aandoening waarbij de linker bekkenader (vena iliaca) wordt samengedrukt door de rechter bekken slagader (arteria iliaca), wat kan leiden tot veneuze insufficiëntie en verhoogd risico op trombose. Beide syndromen hebben te maken met de aderen van [minderjarige 1] en het is dan ook begrijpelijk dat deze diagnoses niet in Nederland zijn gesteld omdat de artsen hier voornamelijk naar het darmstelsel van [minderjarige 1] hebben gekeken. Het Syndroom van Wilkie kan volgens dr. [D] worden behandeld door middel van een operatie. Ook [minderjarige 1] zelf wil deze operatie graag ondergaan in de hoop dat zijn klachten daardoor verminderen. De kinderrechter snapt dat de ouders op zoek zijn gegaan naar iemand die [minderjarige 1] wel kan helpen en zij ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de door dr. [D] gestelde diagnose, te meer nu er vanuit de Raad, Veilig Thuis Flevoland (VTF) en het Landelijk Expertisecentrum Kindermishandeling (LECK) geen contact met dr. [D] is opgenomen om hierover navraag te doen. Ook heeft de kinderrechter geen reden om te twijfelen aan de expertise van dr. [D] . Een simpel onderzoek op het internet (via Google) brengt veel informatie over dr. [D] naar voren waaruit blijkt dat hij aan het ziekenhuis [ziekenhuis 3] is verbonden, in Spanje geregistreerd staat en gespecialiseerd is in vasculaire compressies. De Raad heeft naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende onderbouwd waarom er sprake zou zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Ook ten aanzien van [minderjarige 2] is de kinderrechter van oordeel dat er geen sprake is van een ontwikkelingsbedreiging. De ouders geven aan dat zij altijd hebben meegewerkt aan de behandeling vanuit het [ziekenhuis 4] en zich hebben gehouden aan de afspraken. Dit wordt bevestigd door de GI, die de noodzaak van een voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] niet ziet.
3.3.
Ook aan het tweede vereiste voor een (voorlopige) ondertoezichtstelling, te weten dat de noodzakelijke hulp niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, is volgens de kinderrechter niet voldaan. De Raad geeft aan dat de ouders de hulp niet accepteren, maar kan niet benoemen welke hulp zij niet accepteren, behoudens de inzet van hulpverlening vanuit GGZ, maar daarover hebben de ouders uitgelegd dat zij zaten te wachten op een doorverwijzing en dat zij dit inmiddels hebben geregeld. De kinderrechter ziet ouders die zich inzetten voor hun kinderen en bereid zijn om overal aan mee te werken.
De machtiging tot uithuisplaatsing
3.4.
Een machtiging tot uithuisplaatsing kan alleen worden verleend als er sprake is van een (voorlopige) ondertoezichtstelling. Aangezien de kinderrechter het aangehouden deel van de voorlopige ondertoezichtstelling zal afwijzen en het reeds afgegeven deel van de voorlopige ondertoezichtstelling zal herroepen met ingang van 23 juni 2025, is niet langer voldaan aan de vereisten voor een machtiging tot uithuisplaatsing. Bovendien merkt de kinderrechter op dat de machtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige 1] meer kwaad dan goed doet. Hij zit op een plek waar hij geen behandeling of dagbesteding heeft. Het is niet in zijn belang dat hij daar zit.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
herroept met ingang van 23 juni 2025 de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging uithuisplaatsing, afgegeven bij beslissing van 13 juni 2025;
4.2.
wijst het resterende deel van het verzoek af;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025 door mr. M. Weistra, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Pel als griffier, en op schrift gesteld op 7 juli 2025
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.