ECLI:NL:RBMNE:2025:3263

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
11521035
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en belangenafweging bij beëindiging huurovereenkomst tussen ex-partners

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juli 2025, hebben twee ex-partners, die samen in een huurwoning wonen, de rechter gevraagd te bepalen wie van hen de huurovereenkomst mag voortzetten. De relatie tussen de partijen is beëindigd en beiden willen niet langer samenwonen. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen op basis van artikel 7:267 lid 7 BW, dat de mogelijkheid biedt om de rechter te laten bepalen wie de huurovereenkomst mag voortzetten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser, die twee minderjarige kinderen heeft, meer belang heeft bij het voortzetten van de huurovereenkomst. De kinderen wonen bij de eiser en hebben sociale contacten en school in de nabijheid van de huurwoning. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel het voor de gedaagde moeilijk zal zijn om andere woonruimte te vinden, de eiser beter in staat is om op korte termijn een andere woning te vinden. De gedaagde heeft niet overtuigend aangetoond dat hij meer recht heeft op de woning.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter beslist dat de gedaagde de woning binnen vier weken moet verlaten en ontruimen, en dat de huurovereenkomst niet langer door hem zal worden voortgezet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is grotendeels uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de gedaagde de woning moet verlaten, ook als hij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11521035 \ UC EXPL 25-874
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. P.M.A.C. van de Wouw,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 1] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.D. Splinter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 3,
- de conclusie van antwoord met daarbij een eis in reconventie, met bijlage 1,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 4,
- de mondelinge behandeling van 3 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad en wonen vanaf 2020 samen in de huurwoning aan de [adres] in [plaats 1] . De huurovereenkomst staat op naam van hun beide. De relatie is inmiddels geëindigd. Beide partijen willen niet langer met elkaar samenwonen en vragen de kantonrechter om te bepalen dat de ander de huurovereenkomst niet langer zal voortzetten en de woning moet ontruimen. De kantonrechter zal het huurrecht uitsluitend aan [eiser] toekennen en [gedaagde] veroordelen om de woning te ontruimen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

De kantonrechter moet de belangen van partijen afwegen
3.1.
Als ongehuwd samenwonende medehuurders niet meer samen in een huurwoning kunnen of willen wonen biedt artikel 7:267 lid 7 BW hen de mogelijkheid om de rechter te laten bepalen wie van hen de huurovereenkomst mag voortzetten, en wie de woning moet verlaten. [1] De kantonrechter moet daarbij beoordelen wie van beiden er het meeste belang bij heeft om in de woning te blijven wonen. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen.
[eiser] heeft er meer belang bij om in de woning te blijven wonen
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onder de huidige omstandigheden er meer belang bij heeft om in de woning te blijven wonen dan [gedaagde] . Doorslaggevend hierbij is het belang van de kinderen van [eiser] . [eiser] heeft uit een eerdere relatie twee minderjarige kinderen, die door de week bij haar wonen. De kinderen zijn nu 14 en 12 jaar oud. [eiser] heeft onderbouwd gesteld dat de kinderen zijn gebonden aan de woning. Zij kunnen vanuit de woning naar hun school in [plaats 2] (oudste) en [plaats 3] (jongste) fietsen en de woning is gelegen op bereisbare afstand van [plaats 4] , waar hun vader woont en zij ieder weekend verblijven. [eiser] heeft verder toegelicht dat de kinderen in de buurt van de woning een (groot deel) van hun sociale contacten hebben en de oudste heeft daar ook zijn sportclub.
3.3.
De kantonrechter begrijpt dat het voor [gedaagde] lastig zal zijn andere woonruimte te vinden, maar dat het voor [eiser] makkelijker zal zijn om op korte termijn andere woonruimte te vinden, heeft [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt. Het klopt dat [eiser] op een hogere positie uitkomt dan [gedaagde] wanneer zij reageert op andere woningen, maar dat zij op korte termijn daadwerkelijk andere passende woonruimte krijgt toegewezen, kan de kantonrechter niet vaststellen. Het staat ook niet vast dat [eiser] (tijdelijk) met de kinderen bij haar zus of vader kan verblijven, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd. [eiser] heeft dat namelijk gemotiveerd weersproken. Zij stelt dat haar zus maar één kamer over heeft en dus geen ruimte heeft om [eiser] met twee kinderen een dak boven het hoofd te bieden. Ook haar vader heeft geen ruimte meer om haar en haar kinderen een dak boven het hoofd te bieden, omdat hij momenteel samenwoont met zijn nieuwe partner en haar dochter.
3.4.
De overige door partijen genoemde omstandigheden leiden de kantonrechter niet tot een ander oordeel. Partijen werken op dit moment allebei in de provincie Utrecht en hebben in zoverre dus evenveel belang bij behoud van de woning die op acceptabele reisafstand van hun werk is. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog genoemd dat hij veel in de woning heeft geïnvesteerd, maar deze stelling heeft hij niet onderbouwd en legt daardoor in het kader van de belangenafweging geen gewicht in de schaal.
De kantonrechter zal het huurrecht uitsluitend aan [eiser] toewijzen
3.5.
Omdat de belangenafweging in het voordeel van [eiser] uitvalt, zal de kantonrechter het huurrecht uitsluitend aan [eiser] toewijzen. Als gevolg daarvan moet [gedaagde] de woning verlaten en ontruimen. Deze vorderingen van [eiser] in conventie worden daarom toegewezen. Dit betekent ook dat de vorderingen van [gedaagde] (in reconventie) dat [eiser] de woning moet verlaten worden afgewezen.
[gedaagde] krijgt vier weken om de woning te verlaten en te ontruimen
3.6.
De kantonrechter zal bepalen dat [gedaagde] de woning binnen vier weken na de datum van dit vonnis moet verlaten en ontruimen. [eiser] heeft in de dagvaarding verzocht om de termijn dat [gedaagde] de woning moet verlaten en ontruimen te bepalen op tien dagen na dit vonnis. Dit is, gelet op woningnood op de huidige woningmarkt, erg kort. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangegeven dat zij eventueel bereid is [gedaagde] een termijn van vier weken te geven. De kantonrechter vindt dit redelijk en gaat ervan uit dat [gedaagde] in die periode - in ieder geval tijdelijk - ergens anders woonruimte zal vinden.
3.7.
De vordering om de ontruiming zo nodig door de deurwaarder met de sterke arm te bewerkstellingen, wordt afwezen. Dit volgt namelijk al uit de wet en daarvoor hoeft geen veroordeling te worden uitgesproken.
Deze uitspraak heeft ook werking tegenover de verhuurder
3.8.
De gevorderde verklaring voor recht dat toewijzing van het huurrecht aan [eiser] ook werking heeft tegenover de verhuurder van de woning wordt toegewezen. De Hoge Raad heeft namelijk geoordeeld dat dat zo is. [2]
De proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd
3.9.
Gelet op de relatie tussen partijen (ex-partners) zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn of haar eigen kosten draagt voor het voeren van deze procedure
De beslissing wordt grotendeels uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.10.
De kantonrechter zal de beslissing grotendeels uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Een verklaring van recht kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, omdat deze niet vatbaar is voor tenuitvoerlegging. De overige veroordelingen worden wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoals gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie:
4.1.
bepaalt dat [gedaagde] de huurovereenkomst voor het gehuurde aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] niet langer zal voortzetten,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] het gehuurde aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] met al hetgeen zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt te verlaten en te ontruimen en ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen, uiterlijk binnen vier weken na dit vonnis,
4.3.
verklaart voor recht dat toewijzing van het huurrecht aan [eiser] werking heeft tegenover de verhuurder van het gehuurde aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] , oftewel tegenover de stichting Woongroep, gevestigd in [plaats 1] en diens eventuele rechtsopvolgers.
4.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
verklaart de veroordelingen van 4.1 en 4.2 uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie:
4.7.
wijst de vorderingen af,
4.8.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.

Voetnoten

1.Zie de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1964).
2.Zie wederom de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1964).