In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 mei 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2024, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun inspanningen, niet in staat zijn om aan de voorwaarden voor terugplaatsing te voldoen. De situatie van de ouders is onvoldoende stabiel, en er zijn zorgen over hun opvoedcapaciteiten, mede door persoonlijke kwetsbaarheden zoals een belaste jeugd en verslavingsproblematiek. De kinderrechter heeft eerder op 6 december 2024 een tussenbeschikking gegeven, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 28 mei 2025. De ouders hebben aangegeven dat zij willen dat de minderjarige weer bij hen komt wonen, maar de kinderrechter oordeelt dat dit op dit moment niet in het belang van het kind is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 22 oktober 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders kunnen binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep aantekenen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.