ECLI:NL:RBMNE:2025:3277

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
24/6031
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorgtoeslag na onjuiste inkomensopgave door eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiser had in 2023 zorgtoeslag aangevraagd en per ongeluk zijn maandinkomen opgegeven in plaats van zijn jaarinkomen, wat resulteerde in een te hoog voorschot. Het definitieve jaarinkomen van eiser bleek € 43.797,- te zijn, waardoor hij € 1.861,- te veel had ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen terecht heeft besloten tot terugvordering van het teveel ontvangen bedrag. Eiser stelde dat de Dienst Toeslagen een zorgplicht had om afwijkende gegevens te herkennen en dat er geen tussentijdse controle had plaatsgevonden. De rechtbank concludeert echter dat de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van juiste gegevens bij eiser ligt en dat de Dienst Toeslagen niet verplicht was om de gegevens vooraf te controleren. Eiser had ook de mogelijkheid om zijn gegevens te corrigeren, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om de terugvordering te matigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij de zorgtoeslag moet terugbetalen en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6031

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Dienst Toeslagen, kantoor [plaats]

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 19 juli 2024 van Dienst Toeslagen waarin de zorgtoeslag over het jaar 2023 definitief is berekend.
1.1.
Met het bestreden besluit van 13 september 2024 op het bezwaar van eiser is Dienst Toeslagen bij de definitieve berekening gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
Dienst Toeslagen heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er gebeurd?
2. Eiser heeft in 2023 zorgtoeslag aangevraagd. Hij heeft bij de berekening van de zorgtoeslag het geschatte jaarinkomen op € 3.602,- gezet. Eiser heeft daarbij per ongeluk zijn maandinkomen in plaats van zijn jaarinkomen doorgegeven voor de berekening. Hierdoor ontving eiser zorgtoeslag aan de hand van het door eiser opgegeven maandinkomen waar dit het geschatte jaarinkomen had moeten zijn. Hierdoor heeft eiser te veel voorschot ontvangen. Het definitieve jaarinkomen van eiser betrof dat jaar € 43.797,-. Eiser heeft tot een bedrag van € 1.861,- te veel voorschot ontvangen en moet dit terugbetalen.
Wat beoordeelt de rechtbank?
3. De rechtbank beoordeelt of Dienst Toeslagen terecht heeft bepaald dat de zorgtoeslag van eiser volledig moet worden teruggevorderd. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat Dienst Toeslagen de zorgtoeslag diende terug te vorderen en dat het beroep van eiser dus ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het wettelijk kader
5. De zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de premie voor de zorgverzekering. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de draagkracht van aanvrager [1] en daarmee van het inkomen. [2] Dienst Toeslagen verleent op aanvraag een voorschot tijdens het kalenderjaar waarin de kosten worden gemaakt. [3] Om vervolgens het recht op een toeslag definitief vast te kunnen stellen, baseert Dienst Toeslagen zich op het toetsingsinkomen zoals dat is opgenomen in de Basisregistratie inkomen (BRI). [4] Als daaruit blijkt dat het voorschot moet worden herzien, moet Dienst Toeslagen het te veel ontvangen volledig bedrag terugvorderen, tenzij dit onevenredig is. [5]
Heeft Dienst Toeslagen haar zorgplicht tegenover eiser geschonden?
6. Eiser stelt dat het van de processen en systemen van Dienst Toeslagen had mogen worden verwacht dat de door hem ingevulde afwijkende gegevens werden herkend en dat er een signaal zou worden afgegeven. Dienst Toeslagen heeft op dit punt een zorgplicht tegenover de burger; een telefoongesprek of een andere manier van controle had voor hem deze ellende kunnen helpen voorkomen. Er heeft door Dienst Toeslagen geen tussentijdse controle plaatsgevonden, waardoor eiser de toeslag ook niet meer kon stopzetten.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat Dienst Toeslagen de draagkracht van eiser mocht vaststellen op het jaarinkomen van € 43.797,-, zoals dit was opgenomen in de BRI. Het is vaste hogere rechtspraak dat Dienst Toeslagen bij de berekening van de definitieve vaststelling uit moet gaan van het jaarinkomen zoals dat in de BRI staat vermeld. [6] Het voorschot wordt in principe berekend aan de hand van de gegevens die de aanvrager zelf aan Dienst Toeslagen verstrekt, omdat de gegevens uit de BRI dan nog niet bekend zijn. Bij het voorschot gaat Dienst Toeslagen uit van de informatie die de aanvrager aan hem verstrekt. Aan de verlening van een dergelijk voorschot kan geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat een aanspraak op toeslag bestaat die met dat voorschot overeenkomt. [7] De rechtbank is het met het college eens dat het daarbij de eigen verantwoordelijkheid van eiser is om de juiste inkomensgegevens te verstrekken en te controleren. Dienst Toeslagen is niet gehouden om een te verlenen voorschot vooraf via een telefoongesprek of anderszins te controleren op de juistheid van de gegevens van eiser. Bovendien is het de verantwoordelijkheid van eiser om de toeslag te wijzigen als hij daartoe de mogelijkheid krijgt. Eiser heeft daartoe op 25 januari 2023 bij de ontvangst van de voorschotbeschikking ook nog de mogelijkheid gehad en daarop geen veranderingen aangebracht. Ook dit is de verantwoordelijkheid van eiser als aanvrager. Dit betekent dat Dienst Toeslagen geen zorgplicht heeft geschonden en het te veel betaalde voorschotbedrag in beginsel dient terug te vorderen.
Bestaat er aanleiding om de terugvordering te matigen?
8. Eiser stelt dat geen sprake is geweest van opzet of onachtzaamheid toen hij bij de aanvraag van de zorgtoeslag zijn maandinkomen doorgaf in plaats van zijn jaarinkomen; een combinatie van fysieke ziekte en psychisch hoge belasting hebben het beoordelingsvermogen van eiser negatief beïnvloed.
9. Dienst Toeslagen kan een lager bedrag terugvorderen als de nadelige gevolgen van de terugvordering onevenredig zijn vergeleken met het doel van terugvorderen. [8] Naar het oordeel van de rechtbank hoefde de Dienst Toeslagen in de gegeven omstandigheden onvoldoende aanleiding te zien om af te zien van het terugvorderen of dit bedrag te matigen. Dienst Toeslagen kan dit alleen onder bijzondere omstandigheden doen. [9] Dat de terugvordering het gevolg is van een afwijking van het daadwerkelijke over het berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen en het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend, is echter niet een dergelijke bijzondere omstandigheid. [10] Dat dit door eisers fysieke ziekte en psychisch hoge belasting is ontstaan, maakt dit, hoe invoelbaar de situatie voor eiser ook, niet anders. Ook het feit dat eiser mogelijk de financiële middelen niet heeft om te betalen, is geen bijzondere omstandigheid, omdat Dienst Toeslagen voor die situaties een betalingsregeling aanbiedt. [11]

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser de zorgtoeslag over het jaar 2023 moet terugbetalen aan Dienst Toeslagen. Eiser krijgt dus geen gelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 1, eerste lid, onderdeel e, jo. tweede lid, van de Wet op de zorgtoeslag (Wzt).
2.Zoals bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regeling (Awir).
3.Dit volgt uit artikel 16, eerste lid, van de Awir.
4.Dit volgt uit artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
5.Dit volgt uit artikel 16, vijfde lid en artikel 26, eerste en tweede lid, van de Awir.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3341.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:56.
8.Dit volgt uit artikel 26, tweede lid, van de Awir.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:356.
10.Dit volgt uit het Verzamelbesluit Toeslagen.
11.Dit volgt ook uit het Verzamelbesluit Toeslagen.